‘Ik ben ziek. Het lukt me niet. Ik ga het niet doen.’ Het was weer zover; een creatief proces blokkeerde and this woman went nuts. De wet van Murphy bepaalde dat de verhuizing naar een niet-af huis samenviel met baby die tandjes kreeg en een voordracht die af moest. Tussen het uitzoeken van gordijnen (de hel) en het verschonen van luiers, probeerde ik ruimte te creëren in mijn hoofd. Want het moest goed zijn. Stel je voor; de afgang als het niet oké zou gaan. De schaamte. De algehele teleurstelling. Helaas kon ik het me allemaal heel goed voorstellen naarmate de deadline naderde, waardoor de nachten steeds korter werden.

De stress rondom deze opdracht was geen uitzondering. Vaak vreet ik mijzelf op tijdens creatieve processen en verander ik in een stressbommetje met ongekamde haren. De wereld om me heen doet er niet meer toe, de output, het artistiek product is all that matters. Zo kan ik tot diep in de nacht editen, ideeën uitkristalliseren of miepen dat ik niets kan. De mensen om me heen blijven helaas niet gespaard. Wiens verjaardag was ik nu weer vergeten? Manlief raadt me in hectische tijden aan om opdrachten niet aan te nemen, omdat hij weet dat het huis gevuld zal zijn met een stuiterende Emma die constant om bevestiging vraagt.

Dit keer was een vriendin de pisang die alle opties aan moest horen voor de zoveelste oh-zo-belangrijke opdracht. Na mijn geratel kwam ze tot de conclusie dat ik leed aan het imposter syndrome; het oplichterssyndroom. Dat ik bang ben om door de mand te vallen. Bang om te falen. Een kwaal waar voornamelijk vrouwen (natuurlijk) last van schijnen te hebben. Ach, wie lijdt er tegenwoordig niet aan een of ander syndroom?, dacht ik. Maar toen ik het artikel van Rasit Elibol over het imposter syndrome in De Groene Amsterdammer las, was ik patiënt. Hij omschrijft het als: ‘De overtuiging dat iemands professionele prestaties niet te danken zijn aan de eigen vaardigheden of intellect, maar eerder aan externe factoren, zoals geluk en het ontvangen van hulp van anderen.’

Deze karaktertrek, legt Elibol uit, teistert veelal mensen van kleur. Het gevoel hebben ergens te mogen zijn, waar ze eigenlijk niet horen, lof te ontvangen, wat ze niet verdiend hebben. Want dat komt toch voornamelijk door de migratieachtergrond? Herkenbaar. Hoe vaak dacht (en denk) ik wel niet dat ik word gevraagd, omdat… Want welk bedrijf of organisatie is er nu niet op zoek naar ‘diversiteit’? Het gevoel hebben dat je ergens mag zijn om het diversiteitshokje af te vinken – of dat vooral anderen dat denken -, heeft lang gezorgd voor een onderliggende onzekerheid en daardoor een grote bewijsdrang. Imposter die ik ben.

Maar voor tobben had ik echt geen tijd meer, er moest een voordracht af. ‘Hoe ga ik daarmee om?’, vroeg ik de zelfhulpvriendin. ‘Be Beyoncé’, zei ze. En met die gedachte stond ik een week later op een podium voor een paar honderd ogen. Na afloop, bij het applaus, was ik de paniek van tevoren allang weer vergeten. Mijn lichaam en geest waren uitgeput, maar it was for a good cause. Althans, dat maakte ik mezelf wijs. De vraag is hoe lang het zal duren voordat dit riedeltje herhaald zal worden…

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2022