Sinds het uitbreken van de coronacrisis zijn veel theatermakers zich noodgedwongen anders op hun vak gaan oriënteren. Is het de opmaat naar een definitieve vermenging van kunstvormen, of uiteindelijk toch vooral een kwestie van overleven in coronatijd?

Anoek Nuyens dacht altijd dat het ‘een doodzonde’ was om als theatermaker dingen buiten het theater te doen. ‘Het voelde als vreemdgaan. Nu voelt het juist als een bevrijding.’ De livestreams die Nuyens en Rebekka de Wit vorig najaar van hun voorstelling De zaak Shell maakten, werden een enorm succes. Via de website van Frascati keken er duizenden mensen naar. Vervolgens plaatste De Correspondent de stream online. Na tien dagen bleek het de best bekeken videolink van het platform tot dusver te zijn. Ruim 25 duizend mensen hebben het aangeklikt. ‘Maar je weet natuurlijk niet wie het heeft uitgekeken’, benadrukt Nuyens.

Diezelfde slag om de arm houdt Michel Sluysmans, artistiek directeur van Toneelgroep Maastricht. ‘Als je iets maakt voor theater, blijft de toeschouwer in principe zitten. Bij tv of online kunnen kijkers het elk moment afzetten.’ Zijn gezelschap brengt sinds de corona-uitbraak voorstellingen op Zoom, maakte met Pupkin de films Lockdown (april 2020) en (R)Evolutie (gepland voor het najaar van 2021) en maakte de tiendelige jongeren-webserie Zuipkeet. Sluysmans: ‘Er kijken duizenden mensen per aflevering naar Zuipkeet. Daar moet je een jaar voor toneelspelen.’

Livestreams en andere online-theaterinitiatieven zijn er in overvloed sinds het voorjaar van 2020, variërend van met de webcam van een laptop opgenomen voorleessessies tot de cinematografisch hoogstaande adaptaties van ITALive. Met de komst van NPO Cultuur dit voorjaar, dat specifiek in het leven is geroepen om voorstellingen die door corona niet of nauwelijks voor publiek zijn gespeeld een tweede leven op televisie te geven, nam de vermenging van theater en de film- en televisiewereld een vlucht.

Voor Nuyens is die digitale context – zoals bijvoorbeeld De Correspondent – als een ‘tweede podium’, dat naast de reguliere zalen bestaat en om andere wetten en codes vraagt. Een podium bovendien, waar niet elke voorstelling zich even goed voor leent. ‘Misschien werkt het bij De zaak Shell wel vooral omdat mijn theaterwerk geen dwingende vorm kent. Het spreek de toeschouwer in de zaal heel direct toe. Ik kan me voorstellen dat je door die directheid thuis ook het gevoel hebt dat je er onderdeel van bent.’  Ook volgens Sluysmans moet je per voorstelling kijken naar welk medium geschikt kan zijn. ‘Een stuk met acteurs en korte, snappy dialogen werkt niet via Zoom. Maar een mooie vertelling of een monoloog van Porgy Franssen kan heel goed werken.’

Tussenvorm
Dat kijken via een scherm om andere codes en wetten vraagt dan kijken in het theater, maakt dat theatermakers gedwongen worden om op een andere manier naar hun artistieke praktijk te kijken. Waar in het theater veel focus ligt op het gesproken woord, moet je bij film en tv die woorden ‘voeden met beelden’, volgens Sluysmans. ‘Voor de verfilming van Peachez voor NPO Cultuur heb ik een heel nieuw scenario geschreven, waarin bijvoorbeeld veel meer handelingen zaten.’

Ook De zaak Shell werd bewerkt voor televisie. Nuyens: ‘BNNVARA had de stream gezien en belde ons met de vraag of we het wilden verfilmen. Toen hebben we gezegd: alleen als we er echt iets anders van maken. We wilden niet een soort livestream maar dan met acht in plaats van drie camera’s, maar echt een stapje verder gaan.’ Volgens Norbert ter Hall, die de tv-adaptatie van De zaak Shell regisseerde, krijg je daardoor ‘een rare mengvorm’ tussen theater en tv. Dat bedoelt hij positief: ‘Juist dat maakt het interessant. Het is geen film en geen theater, maar een manier waarop je theater op film kan brengen.’

Belangrijk is dat je dat niet gaat verbloemen, benadrukt hij. ‘Je moet de kijker meteen heel duidelijk maken dat je wegblijft van het realisme dat ze gewend zijn. Film en tv doen vaak hun best om de kijker te laten geloven dat iets echt is. Als je James Bond kijkt, moet je het gevoel hebben dat er echt op iemand geschoten wordt. Nu moet je dat loslaten. De kijker moet meteen weten: dit is niet echt en dat gaat het ook niet worden.’

De reeks lange monologen waar De zaak Shell uit bestaat – heel ongebruikelijk op tv, zeker wanneer de acteurs rechtstreek in de camera praten – blijft dus gewoon in stand. Volgens Ter Hall sorteren die ‘theaterinvloeden’ op tv een welkome ontregeling. ‘Die verwarring maakt een tv-avond onverwachter. Als je het vergelijkt met de jaren zeventig, is tv tegenwoordig heel eenvormig in hoe het eruit ziet. Dit soort repertoire verrijkt het televisielandschap weer.’

Samen met de betrokken theatermakers gaat hij op zoek naar welke theaterelementen zich goed vertalen naar scherm, en in welke opzichten er aanpassingen vereist zijn. ‘Die monologen in De zaak Shell worden in het theater natuurlijk op dezelfde plek uitgevoerd, maar als je die op één plek filmt, dan kijk je de hele tijd naar hetzelfde shot. Dan doe je weinig met de visuele mogelijkheden van tv.’ Voor de televisie-adaptatie worden de monologen dus op vijf verschillende locaties rondom Radio Kootwijk gefilmd. ‘De voorstelling probeert een probleem via vijf invalshoeken te benaderen, dat maak je in film visueel door letterlijk vijf hoeken te kiezen.’

Door een livestream of televisie-adaptatie van een theatervoorstelling te maken verlies je altijd bepaalde aspecten (‘dat mensen dat live voor je neus staan te doen’), dus moet je kijken waar je ook weer wat kan winnen. Bij de livestream van Verdriet is het ding met veren van Erik Whien/Theater Rotterdam, die hij ook regisseerde, koos Ter Hall er bijvoorbeeld voor om de camera’s heel dicht op de acteurs zetten. ‘In het theater zit je altijd op een afstandje, nu kom je heel dichtbij. Bij registraties van voorstellingen van Theo Maassen, kies ik ook vaak voor een shot op zijn rug, waarin je hem in zijn eentje voor die enorme zaal ziet staan. Dat geeft een ervaring die je in de zaal nooit kan hebben. En de monoloog van Jaap Spijkers in De zaak Shell, als CEO van Shell, hebben we nu gesitueerd in de bossen. Zijn verhaal over de natuur krijgt dan een heel nieuwe betekenislaag.’

Collectiviteit versus hiërarchie
Groot verschil met film ten opzichte van theater is het budget dat ermee gemoeid is. Nuyens: ‘Het budget van de verfilming van De zaak Shell was ongeveer even groot als het hele budget waar we de voorstelling van gemaakt hebben, dus schrijven, repeteren en try-outen. En dan was het voor filmbegrippen nog steeds extreem klein.’ Ter Hall: ‘Alles is ingericht op efficiëntie. We hebben geen zes weken repetitietijd, we repeteren vaak even en dan gaan we vervolgens meteen draaien. Dat vraagt om een andere manier van organiseren en een andere taakverdeling.’

Die kleinschaligheid van het theater zorgt er ook voor dat iedereen zich betrokken voelt, stelt Nuyens. ‘In het theater kun je daardoor een collectief gesprek voeren, dat kan niet in film. Doordat we in relatief kleine gezelschappen werken, wordt iedereen veel meer betrokken bij inhoudelijke gesprekken. Film werkt veel hiërarchischer.’

Theater is in dat opzicht ‘veel vooruitstrevender’ dan film, vindt Nuyens. ‘In film ‘werkt’ iets of niet, in theater hebben we een veel uitgebreider vocabulaire om te beschrijven waarom iets wel of niet werkt. Hoe beter je kan beschrijven wat er gebeurt, hoe dichter je bij de oplossing kan komen.’ De tijd nemen om te kijken en te beschrijven wat je ziet kunnen theatermakers volgens haar als geen ander. ‘Ook durven we te twijfelen en dat openlijk uit te spreken. In andere domeinen wordt twijfel vaak geassocieerd met onzekerheid. Daar moest ik echt aan wennen, want twijfelen is iets fundamenteel anders. Dat zijn vaardigheden die ik uit het theater meeneem en nu ook hoop toe te passen in andere domeinen.’

Daar zit overigens ook aan keerzijde aan: ‘Het gevaar is dat je zo lang over kromme dingen blijft doorgaan, dat je ze vanzelf recht praat. Als je maar lang genoeg blijft analyseren en interpreteren, wordt iets vanzelf interessant. Wij kunnen van de filmwereld leren om sneller beslissingen te nemen. De vaart erin houden, dat is echt een taboe in het theater.’

Het theater is volgens haar bovendien veel verder als het gaat om transparantie. ‘Ik wilde graag de begroting van De zaak Shell zien, maar dat is binnen de filmwereld helemaal niet gebruikelijk. Terwijl die transparantie die wij in het theater gewend zijn ook vertrouwen oplevert.’

Vindbaarheid
Hoe zit het met de vindbaarheid van je werk als je de theaterzalen verlaat? Verzuipen de films van Toneelgroep Maastricht niet in een enorme Netflix- of NPOGemist-vijver? Sluysmans: ‘In het theater weten de mensen ongeveer wat Toneelgroep Maastricht doet, dan doet het merk ertoe. Maar ik denk niet dat het publiek Zuipkeet, Lockdown of Peachez gaat kijken omdat het van Toneelgroep Maastricht is, en ook niet omdat Pupkin de producent is, maar omdat ze er toevallig voorbij zappen of het in de krant zien staan.’

Je hebt minder grip op je publiek. Die uitgestippelde customers journey die in het theater zo belangrijk is – je koopt een kaartje, gaat op tijd in de zaal zitten, ervaart in gezamenlijkheid een voorstelling en praat na in de foyer – doet er in de bioscoop in mindere mate toe en is op tv al helemaal nihil, stelt Sluysmans. ‘Tegelijkertijd zie ik dit ook als een kans om ons publiek te vergroten. Het email- en adressenbestand van Toneelgroep Maastricht is sinds we voorstellingen op Zoom, YouTube en televisie presenteren, vier keer zo groot geworden.’

De plaatsing op De Correspondent, zorgde er bovendien voor dat onderwijsinstellingen de stream wisten te vinden, vertelt Nuyens. ‘We bieden het aan in combinatie met een lespakket dat we hebben ontwikkeld. Scholen betalen 17,50 euro per leerling, die hebben een relatief groot budget. Daarvan hebben Rebekka en ik de afgelopen maanden kunnen leven.’

Toekomst
Haar ervaringen met livestreams en tv deden Nuyens ook weer realiseren hoezeer ze aan het fysieke theaterbezoek hecht. ‘Ik geloof niet zozeer in de livestream als nieuwe kunstvorm. De keren dat ik zat te kijken overviel mij vaak de basale gedachte: toch jammer dat ik niet in de zaal zit. Ook met mijn eigen voorstellingen trouwens, juist omdat wij steeds benadrukken waarom we daar samen met het publiek zijn. De zaak Shell is op een bepaalde manier ook een ode aan de kleine zaaltjes, aan het samenzijn en samen luisteren, aan democratie.’

Ondanks de activiteiten op tv en online, is volgens Sluysmans de naam van het gezelschap – Toneelgroep Maastricht – nog altijd accuraat. ‘Los van het feit dat het ons veel nieuws brengt, is het ook een manier om te overleven in coronatijd. Als de deuren van de theaters openen zullen we ook weer de theatervoorstellingen maken die we geacht worden om te maken.’ Tegelijkertijd houdt Sluysmans de deur op een kier. ‘Als er weer een kans voorbijkomt om een nieuwe film of serie te maken, wil ik die heel graag grijpen. Het zou zonde zijn om het kind met het badwater weg te gooien.’

Of hij door zijn ervaringen met film, televisie en internet anders tegen zijn theateractiviteiten is gaan aankijken, betwijfelt hij. ‘Uiteindelijk vind ik het niet vergelijkbaar. Ik denk niet dat ik mij door de ervaringen het afgelopen jaar straks anders op het regisseren van een theatervoorstelling ga voorbereiden dan voorheen.’

Foto: Lucas van der Rhee

Dossiers

Theaterkrant Magazine zomer 2021