Dansers, choreografen en artistiek leiders bleven de afgelopen tijd bewegen. In de covidcoulissen gingen opmerkelijke nieuwe verbanden van start. Nederland is een internationale dansalliantie rijker. Vijf artistiek leiders uit de dans, performance en mime werken samen aan een bloeiende sector. Voor onafhankelijke makers gaan nieuwe deuren open. Hoe fijn is dat?

BIG PULSE DANCE ALLIANCE – JULIDANS

voor wie midcareer choreografen die willen creëren voor de grote zaal of buitenlocaties
hoeveel vier per jaar
voorwaarde minimaal drie internationale festivals willen hun nieuwe voorstelling coproduceren

Anita van Dolen over het nieuwe dansverband:

‘Op festivals zie ik veel voorstellingen en ontmoet ik collega-programmeurs. We delen dan met elkaar welke bijzondere nieuwe producties we hebben gezien en proberen vervolgens samen dingen te regelen. Op goed moment wilden we dat wat meer gaan optimaliseren. Toen we drie jaar geleden allemaal in Reykjavik waren zijn we gestart met een inventarisatierondje: hoe zit je festival in elkaar en wat mis je? Zo ontstond het idee om ons gezamenlijk – met twaalf Europese festivals – te richten op choreografen die een eigen vocabulaire hebben ontwikkeld, zo’n vijf tot tien jaar bezig zijn en nu willen doorstromen naar de grote zaal of naar publiek buiten de theaters. Eind vorig jaar hebben we daarvoor subsidie gekregen van het Creative Europe Programma van de Europese Unie.’

‘Inmiddels hebben we de eerste vier makers geselecteerd: ze komen uit Ierland, Portugal, Italië en Groot-Brittannië. Allemaal hadden ze al een concept klaarliggen voor een voorstelling, waarvan het niet zeker was of ze dat konden realiseren. Het leuke van dit netwerk is, dat het heel praktisch is: hup, wij gaan makers ondersteunen. Volgend jaar zijn al een aantal van hen te zien tijdens Julidans. Dit zijn de eerste vier projecten, volgend jaar worden er waarschijnlijk weer vier geselecteerd – het is een ongoing thing. Uiteraard staat er ook een aantal Nederlandse dansmakers op de lijst, maar die hadden nu nog niet echt grote zaalprojecten in de planning zitten. Buiten de support voor de geselecteerde choreografen gebeurt overigens nog veel meer dankzij dit netwerk. Het afgelopen seizoen hebben we ons gek gezoomd.’

‘De selectie is een intensief traject. Elke partner heeft lijsten met choreografen die hij wil ondersteunen. Hun cv en projectplan worden door ons allemaal bekeken. Er moeten minstens drie partners instappen in een coproductie. Zo heeft de maker meteen een mooi budget en tegelijkertijd een aantal speelbeurten. Meestal voegen zich daar nog extra partners bij die het werk ook willen presenteren. Dit project is nu opgezet voor vier jaar, maar het idee is absoluut dat het doorgaat en eventueel groter wordt doordat meer festivals aansluiten. Dansmakers kunnen zich niet zelf aanmelden, het initiatief ligt bij de programmeurs. In de toekomst zou dat eventueel kunnen veranderen. Zelf ben ik heel blij met dit netwerk: we kunnen echt iets voor choreografen betekenen.’

Oona Doherty over wat die verbinding betekent voor haar als choreograaf:

Doherty studeerde in Londen en danste daarna onder andere in het werk van de Nederlandse Kristel van Issum (T.r.a.s.h.). Ze woont in Belfast en maakt sinds 2010 eigen werk, waarmee ze internationaal toert. Twee jaar geleden was haar solo te zien op Julidans. In september presenteert ITA haar choreografie voor vierentwintig dansers van het Ballet National de Marseille.

‘Stukken maken met veel dansers en voor een grote zaal is zeker een wens van mij, net als stukken presenteren in de openlucht. Mijn vorige voorstelling was bedoeld voor in het theater, met het publiek eromheen. Door Covid kon ik dat maar twee keer doen, daarna heb ik het in een bos gedanst. Dat werkte erg goed.

Mijn solo Lazarus heb ik dit seizoen vertaald naar een ensemblestuk voor de dansers van het Ballet de Marseille. Dan sta je in de studio met mensen die je zelf niet snel zou kiezen, maar ze hebben heel hard gewerkt. Het gaat in juli in première.’

‘Voor mijn nieuwe voorstelling Navy Blue heb ik geld gekregen van de Big Pulse Dance Alliance. Het komt in het najaar van 2022 uit en is een stuk voor twaalf dansers. Dankzij deze coproducenten kan ik het echt maken en komt er waarschijnlijk ook een mooie tournee. Nu kan ik mijn dansers tenminste wat meer bieden en duidelijker met ze afspreken wat voor job het wordt in plaats van maar hopen dat ze als freelancer precies vrij zijn op de dag van de voorstelling. Ook heb ik wat meer mensen in de organisatie van mijn recent opgerichte gezelschap O.D. Works; zelf was ik tot nu toe ook nog freelance kunstenaar. Ik verwacht dat de BPDA mij ook heel goed kan helpen met de administratie, sponsoring en juridische aspecten. Want die shows lopen wel, ik heb er nu vier die blijven gaan. Dit is mijn hoop en droom nou. Meer middelen, dat is voor ons essentieel, want anders maken we een voorstelling en gaan we daarna weer in de supermarkt werken.’

Navy gaat over having the blues, eenzaamheid en existentiële dreiging. Je krijgt geld om een nieuw stuk te maken, na een jaar lockdown. Dat is geweldig maar ook kind of mad. Ik heb zo’n geluk gehad: dankzij de Dance Alliance hebben we echt een kans. In Noord-Ierland is gewoon nauwelijks geld voor dans. Zo lang ik door kan gaan met dans maken en zelf dansen is het leven helemaal niet slecht. Er zijn ook mensen die niet eens schoenen hebben.’

 

GREENHOUSE

voor wie jonge en midcareer makers uit de dans, performance en mime
hoeveel niet vooraf bepaald
voorwaarde interdisciplinair werken

Eva Villanueva over het nieuwe dans/performance/mimeverband:

‘De vijf initiatiefnemers van dit ontwikkelnetwerk – Veem House for Performance (Marga Kroodsma), Nicole Beutler Projects (Nicole Beutler), Boogaerdt/VanderSchoot (Suzan Boogaerdt, Bianca van der Schoot), Keren Levi | NeverLike en BAU Platform dans & performance (Eva Villanueva) werken al een hele tijd in deze sector. We zien dat er steeds minder mogelijkheden zijn voor talentontwikkeling, onderzoek en experiment: er is bezuinigd op productiehuizen, er zijn steeds minder middelen. Wij missen de care voor collega’s en willen daar wat aan doen. Dat deden we al, maar nu ontwikkelen we dat verder en hebben we er een naam aan gegeven. We hebben allemaal een andere missie, maar samen hebben we diverse ruimtes – drie studio’s en een podium – we hebben onze ervaring, onze netwerken, speurneuzen om in het veld te scouten, menskracht op het gebied van marketing en de mogelijkheid subsidie aan te vragen in het kader van de Nieuwe Makersregeling.’

‘Kandidaten selecteren doen we in onderling overleg; we kiezen makers van wie we zelf enthousiast worden. We houden ons op de hoogte van ontwikkelingen binnen de sector en zien zo veel mogelijk afstudeerprojecten: van studenten aan de Academie voor Theater en Dans in Amsterdam, de Rijks- en de Rietveld Academie en het Sandberg Instituut. Allemaal herkennen we een bepaalde kwaliteit en urgentie bij jonge of midcareer kunstenaars. Daarnaast is Greenhouse gewoon leuk; het resulteert voor ons ook weer in een veld waarin we graag werken. We zitten ook allemaal in een fase in onze loopbaan dat we graag kennis willen doorgeven. We voelen ons verantwoordelijk voor het veld en gaan nu met ons vijven van start, al is het voorlopig met beperkte middelen. Per maker en per initiator kijken we wat we kunnen bieden. Het uiteindelijke doel is een volmaakt ecosysteem voor de dans, performance en mime. Daar is natuurlijk meer voor nodig, maar wij zijn nu alvast klein begonnen.’

‘Greenhouse is in feite de afgelopen periode al van start gegaan met Come Together (jaarlijks driedaags platform in samenwerking met Frascati), We Live Here (jaarlijkse zomeracademie) en Gardening (‘incubatieweek’ met vier jonge makers). Doel is om talent op te sporen en te ondersteunen.

Come Together heeft elke aflevering een ander format. Toen het een open call was, waren er meer dan vijftig makers. We kunnen niet iedereen helpen natuurlijk, maar we zijn ook in overleg met onder andere ICK Amsterdam, Het Nationale Ballet en Julidans over toekomstige samenwerking.’

Niek Vanoosterweyck over wat die verbinding betekent voor hem als maker:

Vanoosterweyck werd geboren in Antwerpen en studeerde vorig jaar af aan de Mime Opleiding in Amsterdam. Hij werkte diverse keren samen met Liza Houben en stond deze zomer op het Over het IJ Festival in een voorstelling van Charles Pas. In april was hij een van de vier deelnemers aan de eerste editie van Gardening/Greenhouse.

‘In mijn afstudeerproject Tanzmanschine is een grote rol weggelegd voor een infraroodcamera, die de data ophaalt van dat wat ik live op de vloer doe waarna het wordt gecodeerd. Hoe groot ik ben, waar ik in de ruimte ben, hoe snel ik beweeg – het wordt allemaal in cijfers omgezet en die kun je weer vertalen naar het licht – of geluid.

Tijdens Gardening wilde ik teruggaan naar de beweging en naar bestaande dansnotatiesystemen als Laban en Benesh. Van daaruit heb ik zo’n beetje mijn eigen grafische dansnotatie bedacht. Voor mij was dit echt een moment om uit te zoeken of deze ingrediënten deel zijn van mijn artistieke humuslaag en hoe ik ze kan gebruiken in voorstellingen en in relatie tot publiek.‘

‘Door de gesprekken met Keren Levi, die mij begeleidde, is voor mij duidelijker geworden hoe ik het kon aanpakken. Behalve studioruimte kreeg je om de twee dagen individuele feedback. De andere dag moest je je collega’s feedback geven. In totaal waren we met zijn vieren: allemaal komen we van andere opleidingen en zijn we met compleet andere dingen bezig. Feedback geven en krijgen vond ik allebei geweldig. Je ontvangt bruikbare input en je ontdekt wat je specifieke kwaliteiten zijn en hoe je de ander daarmee kunt helpen.’

‘Aan het eind van de week was er een eindpresentatie waar wat meer mensen naar kwamen kijken. Ik was heel blij dat ik echt iets heb laten zien in plaats van dat het alleen een individueel researchtraject was. Ik heb weer nieuwe dingen ontdekt. Hier ga ik zeker op doorwerken in de vorm van een voorstelling of misschien wel educatieve soundboxen waar mensen in kunnen dansen. Wat extra fijn was: de Gardeningweek hielp mij om bezig te blijven in de covidtijd waarin al je voorstellingen zijn afgelast. Je wordt niet gescout, je ziet niets – hou dan zelf maar eens die motor op gang. Dit gun ik andere makers ook. Het is een fantastisch concept.’

foto Florian Thévenard

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2021