Sommige schouwburgdirecteuren hebben een bijna iconische status. Grappig genoeg komen die vaak niet uit de grote steden. Denk aan Peter Lohr uit Haarlem of Roel Oostra uit Drachten. Nel Oskam uit Gouda hoort ook in dat rijtje, want: bevlogen, volle zalen, geliefd bij medewerkers, artiesten, publiek, impresario’s en collega’s. In november startte haar pensioen. Oskam blikt terug maar kijkt ook vooruit.

De deur wordt opengedaan door technicus Gerard die al 25 jaar in De Goudse Schouwburg werkt. Hij vindt het maar niets dat zijn baas vertrekt. ‘Alsof de ziel uit ons theater verdwijnt.’ De gastvrijheid en gedrevenheid van Oskam bezorgde De Goudse Schouwburg een geweldige reputatie. Gouda was ooit het eerste theater dat na afloop in het theatercafé gratis bitterballen uitdeelde. Daar kun je lacherig over doen, maar het mist zijn effect niet. Veel theaters namen dat idee dan ook over. Maar er is meer. Oskam: ‘Dit is een plek waar mensen werken die gastvrijheid in hun DNA hebben. Heb je dat niet, merk je al snel dat je je niet thuis voelt in ons team. We letten daar dus op bij het aannemen van mensen en hebben daar veel in geïnvesteerd.’

Gouda is een kleine provinciestad met bijna 73 duizend inwoners. Een jaarlijks aantal van driehonderd voorstellingen is dan enorm hoog. Wat ook opvalt is het relatief grote aandeel toneel en dans in de Goudse programmering. ‘Daar ligt mijn grootste passie; dans kan me bijvoorbeeld heel erg raken. Dan ervaar ik zoveel magie dat ik daarna echt even moet landen. Dat gevoel is meesterlijk en ook verslavend.’ Toneel in de grote zaal heeft het moeilijk, ziet ook Oskam. ‘Sommige grote gezelschappen boek ik niet meer omdat het publiek weg blijft. Heel erg vind ik dat, maar als het jaar na jaar minder wordt, moet je soms zo’n besluit nemen en dat doet pijn. Het publiek is bovendien grillig: grote namen casten, werkt lang niet altijd. Huub Stapel als Napoleon liep niet, nu met King Lear gaat het wel goed. Art loopt niet goed terwijl daar toch Waldemar Torenstra en Thijs Römer in spelen. Maar we kregen zulk beroerd beeldmateriaal: je herkent de acteurs niet eens. Onbegrijpelijk. Je mag toch veronderstellen dat iedereen weet dat je met goed fotomateriaal meer kaarten verkoopt.’

Meemaken wat publiek ziet
De Goudse Schouwburg haalt nog steeds 70 procent van de omzet uit de jaarbrochure. ‘Dat is hoger geweest, maar nog altijd ongekend hoog. Ons succes zie ik vooral als een combinatie van factoren. Natuurlijk is het van belang dat het theater een gezicht heeft en ik was er zeker in het begin heel vaak. Ging om half zes naar huis en kwart over zeven was ik er weer. We doen het echter wel met z’n allen: de meeste mensen werken hier al heel lang. Het programmeren vond ik altijd mooi om te doen en doordat ik dat lang deed en mensen mijn gezicht kennen, is er een grote vertrouwensband ontstaan en dat betaalt zich uit. Ik zie nog altijd veel. Wij hebben vaak een dubbele programmering met op één avond voorstellingen in de grote en in de kleine zaal. Als een voorstelling mij niet aanspreekt, loop ik er niet uit want ik wil zien wat ons publiek ziet. Dat hoort ook bij gastheerschap. Ik kan bij voorstellingen die mij niet aanspreken tóch een goede avond hebben, omdat ik bijvoorbeeld ontroerd raak door het spel van een van de acteurs. Ook kan ik dan genieten als ik merk dat ons publiek het fijn heeft. Voorstellingen die niet uit de verf komen en waar ons publiek het niet naar de zin heeft, dat komt ook wel eens voor. En dan is het belangrijk dat je met het publiek in gesprek gaat.’

Hoogte- en dieptepunten
Oskam begon in 1977 als beleidsmedewerker en werd in 1985 directeur. Vanaf dat moment richtte ze direct al haar energie op de komst van een nieuwe schouwburg. ‘De oude had een toneelopening van zeven meter 75, dat kon echt niet meer. Het podium was ook nog eens aflopend dus dans kon al helemaal niet. Ik deed mijn uiterste best om te bewijzen dat er genoeg theaterpubliek was voor een nieuw theater. Dat lukte en in 1992 is de nieuwe schouwburg geopend.’ Dat was dus best snel. ‘Dat kwam ook omdat het fundament van de oude schouwburg zo slecht was, dat het gevaarlijk werd. Hierdoor kwam het proces in een stroomversnelling, daar hebben we geluk mee gehad. Het was echter niet gemakkelijk. De PvdA was invloedrijk in die tijd en zij vonden sport, club- en buurthuizen van groter belang. Ja, de opening van de nieuwe schouwburg was voor mij wel een hoogtepunt.’

Onontkoombaar voor elke schouwburgdirecteur is een goed contact met de gemeente. Oskam is er wat ambivalent over. ‘Mijn relatie met de gemeente is altijd goed geweest. De politiek hield zich vaak op afstand, omdat ze wisten dat we het goed deden door vooral ook zelf veel geld te verdienen.’ Dat deed Oskam ook met de bioscoop. In het verleden was er elders in het centrum de Arcade bioscoop, onderdeel van dezelfde stichting als de schouwburg. ‘Film is altijd mede- subsidiënt geweest van onze schouwburg en vier jaar geleden hebben we Cinema Gouda geopend met zes zalen, wat ons meer verdienkansen gaf dan de inmiddels verouderde Arcade bioscoop. Dat was hard nodig want vanaf 2010 werd het financieel lastig omdat onze subsidie niet meer werd geïndexeerd. Dit leidde tot discussies met de politiek omdat het moeilijk is uit te leggen waarom de schouwburg, ondanks de hoge eigen inkomsten, meer subsidie nodig had. Jarenlang deden wij het met ruim zeven ton subsidie, waar vergelijkbare schouwburgen vaak anderhalf miljoen hadden. Gelukkig is dit dankzij intensief overleg nu doorbroken en krijgen we er structureel drie ton bij. Fantastisch.’

Branchevereniging blijft nodig
Naast Oskams opvolger Tineke Maas, afkomstig van Stadstheater Zoetermeer, is nu ook een programmeur aangesteld. ‘Het werk is door de komst van Cinema Gouda intensiever geworden en vraagt meer tijd. Daarnaast willen we de schouwburg meer verbinden met de stad zoals bijvoorbeeld Parktheater in Eindhoven dat al jaren met succes doet. Maar dat betekent veel tijdrovend overleg met externe partijen. Ik kon de programmering er altijd bij doen omdat ik in al die jaren veel kennis en ervaring had opgebouwd. De combinatie van directeur/programmeur in een organisatie als de onze is echter niet realistisch, vandaar dat deze functie nu is gesplitst. Dankzij de uitbreiding van onze subsidie was dit te realiseren. Zo kan ik met een gerust hart de schouwburg achterlaten.’ De Goudse Schouwburg staat bij vakgenoten, producenten en artiesten bekend om de volle zalen. Oskam: ‘Er is een periode geweest, ver voor de financiële crisis, dat het me enorm stoorde dat we het publiek vaak nee moesten verkopen. Toen bedacht ik dat we misschien een middenzaal erbij moesten hebben. Die zou kunnen passen op het parkeerterrein. Het amusement liep uitstekend, de kleine zaal draaide ook goed en in de middenzaal zouden we dan vooral toneel en dans programmeren. Achteraf ben ik toch wel blij dat we dat niet gedaan hebben.’ Op de vraag wat ze haar theater voor de toekomst vooral toewenst zegt ze direct: ‘Meer jong publiek! Het blijft lastig om jongeren in theater te interesseren.’ Ook voor collega’s en de sector als geheel heeft Oskam nog wel wat wensen. ‘Jaren geleden werd in een discussie gesproken over een fonds voor mislukte voorstellingen. Ik vind dat nog steeds een goed idee. Acteurs werkloos thuis zonder geld kan niet, maar van een slechte voorstelling doorspelen wordt niemand blij.’ Oskam is somber over de leegloop van de VSCD. ‘Ik snap hun problemen en vind het erg jammer dat de fusie met VVTP en NAPK is mislukt. Een branchevereniging blijft nodig. Destijds met de btw-verhoging is dat weer eens gebleken.’

Zoeken naar nieuwe modellen
Dat er zich in theaterland in toenemende mate een scheiding manifesteert tussen veertig goed functionerende schouwburgen en de rest is Oskam niet ontgaan. ‘Het theaterlandschap verandert en schouwburgen zoeken naar nieuwe modellen, waarbij bijvoorbeeld die verbinding met de stad van belang is. Ik denk dat schouwburgen nog beter naar het publiek en hun omgeving moeten kijken want in veel gevallen zal het traditionele concept niet meer werken.’ Is Gouda de uitzondering daarop? ‘Vooralsnog hebben wij over publieksbelangstelling niet te klagen maar laten we eerlijk zijn: er gaan nog steeds meer mensen niet naar theater dan wel. Wij hebben altijd een brede programmering gehad waarin alle disciplines zijn vertegenwoordigd, zoals dat hoort bij een provincietheater maar er is veel meer mogelijk. Het succes van Soldaat van Oranje en de navolgers daarvan zijn voorbeelden van kansen. Veel van dit soort voorstellingen met lokale verhalen trekt een publiek dat niet vaak naar theater gaat, maar dan een uitzondering maakt en een mooie avond beleeft. Die mensen willen misschien daarna wel vaker naar theater. Ik zeg dan ook altijd: behoud het goede en blijf je ontwikkelen.’

Oskam is 33 jaar directeur geweest en was altijd aan het werk. Bang voor het zwarte gat is ze niet. ‘Kom maar op met dat nieuwe leven. Ik heb besloten niet na te denken over wat ik ga doen, ook al word ik nu al gevraagd voor besturen en zo. Ik zoek bewust de leegte op om uit te vinden wie ik ben zonder mijn werk. De mogelijkheden zijn legio en ik ben benieuwd wat er op mijn pad komt. Misschien wordt het kunstgeschiedenis studeren, maar het kan ook iets heel anders zijn. Ik heb nog geen idee en dat is oké. Een ding weet ik wel: ik blijf voorstellingen zien want dat is voeding voor mijn ziel. Het werk kan ik missen, maar voorstellingen? Nee, dat nooit.’

Foto: Tom Croes

Dossiers

Theatermaker januari 2019