De coronacrisis bracht musicalproducenten een zware klap toe, maar bracht ze ook dichter bij elkaar. Nieuwe verbindingen binnen de sector gaven een kans om samen te reflecteren op het veld. Wat kan en moet er anders? Hoe gaat de musical de toekomst in?

‘Flexibiliteit, dat is in alle opzichten de grootste noodzakelijke eigenschap geweest in deze tijd. Om dit allemaal te kunnen verwerken, financieel maar ook mentaal’, zegt producent Hans Cornelissen. Tijdens de eerste lockdown in maart 2020 werden de musicals Kinky Boots en Haal het doek maar op van producent De Graaf en Cornelissen gelijk stopgezet. ‘Godzijdank wisten we toen nog niet hoelang dit allemaal zou gaan duren.’ Fred Boot, producent van Soldaat van Oranje – De Musical, vreesde meteen dat het theater hard geraakt zou worden. ‘We voelden al snel dat de beperkingen, die terecht opgelegd werden, een ongelofelijke impact zouden hebben op de theaterbranche en zeker op de niet-gesubsidieerden.’ Die gevolgen waren zo groot dat Boot moest besluiten pas weer open te gaan als Soldaat van Oranje voor een volle zaal kan spelen. ‘Dat heeft puur met kosten te maken en met het gevaar dat je je publiek weer alles moet laten omboeken. Op 30 oktober 2020, de dag van ons tienjarig bestaan nota bene, heb ik aan alle medewerkers moeten vertellen dat we hard op pauze gingen. Je moet dan dus tegen al je mensen met een tijdelijk dienstverband en tegen zzp’ers zeggen dat het ophoudt. Daar heb ik bijna geen woorden voor, ik was zelfs in tranen toen ik die mededeling moest doen. Je wilt zo graag, maar het kan niet anders.’ Inmiddels heeft de producent aangekondigd dat Soldaat van Oranje – De Musical vanaf oktober weer gaat spelen.

Musicalproducent OpusOne voelde de eerste klap niet direct in het stopzetten van een productie. ‘Op dat moment liep er geen voorstelling, dat was wel een zegen in die tijd. Onze positie was toen ook nog een stuk afhankelijker van publieksinkomsten als vrije producent’, aldus creatief producent Maarten Voogel. Inmiddels is OpusOne opgenomen in de meerjarige subsidie vanuit het Fonds Podiumkunsten. ‘Dat gaf in ieder geval wel wat ruimte.’ Met daarnaast het vooruitzicht van versoepelingen in het najaar van 2020, zag Voogel kans om de musical Falsettos te brengen. Na een volledige repetitieperiode moest de voorstelling toch worden uitgesteld door een nieuwe lockdown. ‘We hebben hem toen verplaatst naar mei 2021, dat leek een veilige periode maar we moeten toch weer verder kijken.’ Dat blijven verplaatsen zorgt voor nieuwe problemen. ‘Het wordt een opeenstapeling van dingen, ik kan nu bijvoorbeeld weer deels opnieuw gaan casten. De beoogde spelers die in Falsettos zaten die starten nu weer met andere producties’, zegt Voogel.

Concurrentie met open vizier

Waar toneel- en dansvoorstellingen andere vormen vonden of voor kleiner publiek speelden, werden musicals massaal uitgesteld of geannuleerd. ‘Het is financieel volstrekt onhaalbaar om voor dertig man op anderhalve meter te spelen met zulke grote producties. Zowel voor ons als voor de theaters’, aldus Hans Cornelissen. Maar die tijd zonder lopende producties en het effect van de gezamenlijke beproevingen zorgden voor nieuwe verbindingen binnen de sector. ‘De VVTP, Vereniging Vrije Theater Producenten, bestaat al lang, maar daar waren ook een heleboel productiemaatschappijen niet bij aangesloten. Nu tijdens deze gezamenlijke moeilijkheden zijn daar wel meer mensen nauw bij betrokken geraakt’, zegt Cornelissen. Dat resulteert volgens hem in meer overleg over het aanbod van producties in een seizoen. ‘Dat je rekening houdt met elkaar in het totale veld, zodat er bijvoorbeeld niet zes dansmusicals tegelijk spelen. Dat je samen kijkt hoe je dat kan verdelen.’ Die versterkte banden onderling zorgen volgens Fred Boot, tevens vicevoorzitter van de VVTP, voor nieuwe inzichten. ‘Het geeft een kans om goed reflecterend te kijken: wat zat vastgeroest in de sector? Wat hebben we nu door de coronacrisis gezien wat er beter kan?’ Er wordt in de werkgroepen over verschillende onderwerpen gesproken. ‘Onder andere over geldstromen en collectieve marketing. Dat we dat veel meer samen kunnen doen. Maar ook over het onderscheid tussen de vrije en gesubsidieerde sector, wat soms bijna ‘high en low culture’ is. Hoe je die veel dichter bij elkaar zou kunnen brengen, waardoor je ook een verbreding van je publiek krijgt. Dat zijn dingen waar je eigenlijk al heel lang over nadenkt of over discussieert, maar daar hebben we nu meer tijd voor, om dat op te pakken’, aldus Boot.

Naast verbindingen tussen verschillende brancheverenigingen, ontstonden er ook nieuwe cross-overs naar evenementen en andere sectoren. Bovendien begonnen er nieuwe werkgroepen en zijn ook belangenvereniging Kunsten ’92 en de Raad voor Cultuur betrokken geraakt. ‘Dat moet worden samengebracht in een visionair plan voor de toekomst’, aldus Boot. Dat levert leuke discussies op met verschillende partijen, waaronder theaters. ‘Het belang van een producent is natuurlijk anders dan het belang van een zaal. Het enige gemeenschappelijke belang is dat die zaal vol moet.’ Maar ook tussen producenten onderling ontstaan er nieuwe goede gesprekken volgens Cornelissen. ‘Terwijl je je ook altijd moet blijven realiseren dat je natuurlijk concurrenten blijft. Al is er niks mis met gezonde concurrentie met een open vizier.’

Verder wordt er volgens Boot ook gesproken over het theatermodel in Nederland. ‘Hebben we niet te veel theaters? Werkt het hele reismodel nog goed genoeg? Zou het publiek niet meer reisbereidheid moeten hebben om bepaalde voorstellingen te zien?’ Volgens Maarten Voogel zou er in die context gekeken moeten worden naar nieuwe modellen. ‘Dat je in een soort alliantie-achtige vorm gaat werken, met bijvoorbeeld vijftien grote theaters verspreid over het land. In plaats van dat je dan in allerlei theaters in de regio Oost-Brabant staat, sta je dan alleen in Eindhoven’, aldus Voogel. Zo’n nieuw model zou volgens hem veel kunnen opleveren. ‘Dan ga je een soort werkgroep aan met een aantal theaters. Het is dan ook interessant om te horen welke ideeën theaters zelf hebben. Wat ze missen in hun programmering of welke thema’s te weinig aan bod komen. Die banden krijg je met 140 theaters niet voor elkaar, maar met zo’n selecte groep krijg je wel een goed model.’

Voogel ziet bovendien dat de crisis nu al veranderingen teweegbrengt in het theaterlandschap. ‘Normaal moet er in maart/april definitief worden besloten welke voorstellingen er zijn. Nu is er door de crisis absolute noodzaak om voorstellingen anders aan te kondigen, daar zit nu een soort vrijheid in.’ Hij hoopt dat het plaatsen van producties in theaters flexibel in elkaar blijft zitten. ‘Het ging te lang door in een vast stramien. Als dit theaters gaat bevallen, dan kan ik me voorstellen dat dat logge systeem van jaarlijkse routine er een keertje uitgaat’, aldus Voogel.

Terug naar de basis

Het stilvallen van de theaters leidde niet alleen tot nieuwe initiatieven in de sector, maar gaf ook ruimte om opnieuw te kijken naar het eigen beleid van producenten. Zo wil Voogel zich met OpusOne meer gaan richten op het ontwikkelen van volledig nieuw repertoire. ‘Ik heb nu de tijd en ruimte in mijn hoofd om daarmee aan de slag te gaan. Ik wil de stap maken om nieuw oorspronkelijk Nederlands werk te ontwikkelen. Vooral rond de thema’s die bij ons profiel passen, zoals inclusiviteit, diversiteit en identiteit.’ Bij De Graaf en Cornelissen zorgden de omstandigheden ervoor dat ze met een frisse blik naar hun producties konden kijken. ‘We zijn nog realistischer geworden in wat wel en niet kan, maar daarnaast ook creatiever. Je wordt toch gedwongen om te roeien met de riemen die je hebt.’ Zo maakte De Graaf en Cornelissen in het najaar van 2020 een verkorte versie van de musical De Grote Drie, over cabaretières Adèle Bloemendaal, Conny Stuart en Jasperina de Jong. ‘We hadden geen decor meer, we hadden niks. Daarom zijn we in onze eigen opslag gaan kijken hoe we het toneelbeeld konden maken. We gingen daardoor terug naar met z’n allen simpel vanuit enthousiasme iets maken. Dat is heel goed gelukt’, aldus Cornelissen.

Die frisse blik wil hij ook meenemen bij grotere producties. ‘Een vormgeving van Evita of Titanic is natuurlijk groots, maar daar kun je ook anders naar kijken. Aan tekst en muziek mag je doorgaans niet komen, maar met vormgeving en choreografie kun je gewoon iets anders doen. Daardoor wordt het hanteerbaarder maar ook vernieuwend. Dat is artistiek gezien dan weer een pre’, zegt Cornelissen. Ook Voogel ziet iets in een kleine productionele aanpak. ‘Het gaat mij eerst om de zeggingskracht van wat er op papier staat. ‘Nothing on the page, nothing on the stage.’ Een aantal jaar geleden brachten we het toneelstuk The Normal Heart eerst in leesvoorstellingen. Die hadden bijna meer impact dan toen we helemaal uitgepakt hadden met decors en kostuums. Ik denk dat je met onze vorm, in een laboratorium-functie, de meest belangwekkende resultaten kunt bereiken.’

De producenten verwachten dat de gevolgen van de coronacrisis nog wel een tijd voelbaar zullen blijven. ‘Dit ebt zeker nog wel een paar jaar na’, aldus Boot. Er zullen ook op een gegeven moment producties sneuvelen, verwacht Voogel. ‘Je krijgt nu een stuwmeer aan voorstellingen, die in een veel te korte periode moeten worden geplaatst. Dat gaat op een gegeven moment mis als producties toch klem komen te zitten of net te weinig speelbeurten gaan krijgen.’ Ook Boot spreekt van een overaanbod. ‘Veel producties zijn doorgeschoven. Het risico is dat er nu weinig nieuwe dingen ontwikkeld gaan worden.’ Daarnaast is het volgens Cornelissen de vraag hoe het publiek gaat reageren. ‘Met die paar losse testdingen, zijn de hongerige mensen natuurlijk heel gretig. Maar als alles weer open is, dan komen er heel veel voorstellingen aan. Je weet niet of men meteen weer in de zaal durft te zitten en veel mensen hebben een financiële tik gekregen. Al zijn de signalen wel, al is dat misschien een beetje ‘wishful thinking’, dat mensen weer heel erg behoefte hebben aan theater en cultuur.’

foto Rocky Horror Show, Roy Beusker

Dossiers

coronacrisis
Theaterkrant Magazine september 2021