De uitkomst van de advisering en besluitvorming over de vierjarige subsidies en de daaropvolgende reacties, vormt voor adviesbureau Blueyard aanleiding voor een eerste procesanalyse met verbetering van genoemde advisering als doel. Om te beginnen brengen adviseurs Geert Boogaard en Henk Scholten een aantal dilemma’s in kaart.

Zeven dilemma’s in de adviespraktijk

De adviespraktijk in de culturele sector staat onder druk. De recente advisering over vierjarige cultuursubsidies leverde de nodige onvrede op. Dat er kritiek is, is niet nieuw. Wel waren de reacties deze keer niet alleen gericht op negatieve besluiten over afzonderlijke aanvragers, maar ging het in bredere zin over de adviespraktijk zelf. In de besteldiscussie die ook de komende maanden weer volop gevoerd zal worden, blijft de adviespraktijk vaak buiten beschouwing. Toch is die heel relevant. Want hoe het bestel er ook uit gaat zien, er zal altijd besloten moeten worden wie wel en wie geen geld krijgen. Die besluiten zullen gemotiveerd moeten zijn. En zorgdragen voor een zorgvuldige motivatie vormt de kern van de adviespraktijk.

Dilemma’s, nog geen oplossingen

Moet de adviespraktijk op de schop? Wij denken van wel. Om aanbevelingen te kunnen doen over hoe het dan wél zou moeten of kunnen, hebben we eerst de dilemma’s in de huidige praktijk geïnventariseerd. Als volgende stap gaan we samen met spelers uit de sector nadenken over oplossingen, verbeteringen of alternatieven.

We kwamen tot zeven dilemma’s. Die zetten we in dit artikel met steeds een beknopte toelichting op een rij:

1. Peer Review – vertrouwen neemt af

Het systeem van peer review, waarbij vakgenoten elkaars werk beoordelen, ligt in Nederland aan de basis van het adviseren over cultuursubsidies. Lang werd het gezien als een betrouwbare methode om de kwaliteit van aanvragen te beoordelen. Belangrijke voorwaarde voor het succes van peer review is dat aanvragers de peers als zodanig (h)erkennen, hen kennis van zaken toekennen en bij voorkeur een zeker gezag. Daar is steeds minder sprake van. Deels is dat een algemene maatschappelijke ontwikkeling, maar er zijn ook specifieke oorzaken. De steeds strengere toets op belangenverstrengeling maakt dat potentiële kandidaten niet in aanmerking komen. Vanwege het afbreukrisico neemt ook de bereidheid af om commissielid te worden.

Daar komt bij dat commissies vaak worden samengesteld uit leden met verschillende expertises. Argument daarvoor is dat er steeds meer interdisciplinair wordt gewerkt. Soms komen schotten tussen disciplines zelfs helemaal te vervallen. Dat leidde tot de kritiek dat te weinig leden van een commissie specifieke kennis hebben over specifieke aanvragen. Er is onvoldoende oog voor de samenhang binnen een discipline. En de oordelen over artistieke kwaliteit worden, door de beperkte aanwezigheid van specialistische kennis, te voorzichtig, waardoor de andere – niet artistieke – criteria bijna als vanzelf zwaarder gaan wegen.

Dat alles ondermijnt het vertrouwen in de beoordelingen. De vraag is of het systeem van peer review, zeker in een situatie van interdisciplinaire samenstelling van commissies en ‘ontschotting’, nog voldoet of dat er een nieuw basisprincipe voor het beoordelingssysteem nodig is.

2. Criteria en Codes

Lange tijd was artistiek-inhoudelijke kwaliteit het belangrijkste beoordelingscriterium. Inmiddels leidt de combinatie van culturele, maatschappelijke en economische criteria met inbegrip van de Codes tot een complex beoordelingssysteem dat moeilijk te hanteren is. Het resulteert ook niet in ‘rijkere’ adviezen, maar juist in veel gemiddelde oordelen. Aanvragen scoren zelden op alle criteria excellent. Als het eindadvies simpelweg het gemiddelde vormt van de oordelen (punten) per criterium is middelmaat vaak de uitkomst. Het moeten omgaan met een veelheid aan criteria en Codes wordt door velen als een knelpunt in de adviespraktijk gezien. Hoe maken we het voor zowel aanvragers als adviseurs en beslissers simpeler en transparanter?

3. Formalisering van het adviesproces

Besluiten van overheden en fondsen over subsidieaanvragen zijn altijd voor beroep vatbaar geweest. Maar de juridisering neemt steeds verder toe. Het is het gevolg van een formalisering van het adviesproces volgens regels van inkoopbeleid en aanbestedingen.

Is de focus op puntenscores niet te ver doorgeslagen? Moeten punten niet hooguit als hulpmiddel worden toegepast en niet om de uitkomst te bepalen? De essentie van peer review is dat experts de ruimte krijgen (en nemen) om op basis van inhoudelijke argumenten een afweging te maken. Nu lijkt het ‘bezwaar-proof’ maken van adviesteksten belangrijker dan het helder weergeven van het oordeel zelf. Hoe blijven we zorgen voor transparantie en een gelijk speelveld voor aanvragers en voorkomen we tegelijkertijd dat inhoudelijke discussies worden doodgeslagen door standaardargumenten en puntensystemen?

4. Integrale afweging

We constateren dat er de nodige discussie plaatsvindt rond het ‘ontbreken van een integrale afweging’ van de verschillende adviezen. Het werd als oorzaak gezien voor het wegvallen van complete onderdelen van de infrastructuur, zoals bijvoorbeeld de functie talentontwikkeling binnen de klassieke muziek.

Waar integrale afweging wordt toegepast gaat het om de situatie dat (al dan niet per discipline samengestelde) commissies een advies voorbereiden over elke ingediende aanvraag, waarna een ‘integrale commissie’ een eindafweging maakt en een integraal oordeel geeft.

Over de toepassing van het begrip bestaan overigens verschillende opvattingen. Sommigen zeggen dat een regeling in zichzelf al integraal van karakter moet zijn. Anderen vinden integrale afweging de verantwoordelijkheid van fondsbestuurders.

Integrale afweging verdraagt zich slecht met een juridische aanpak die vooral op puntentellingen is gebaseerd. Pluriformiteit en tenders zijn geen gelukkige combinatie. Vinden we integrale afweging desondanks een noodzakelijk onderdeel van de adviespraktijk? Of zijn er andere methoden om ‘bedrijfsongevallen’ zoals die in de laatste subsidieronde hebben plaatsgevonden te voorkomen?

5. Stabiliteit en vernieuwing

Het relatief grote aantal ‘gevestigde’ aanvragers dat vanaf 2025 geen subsidie meer kreeg leidde tot felle reacties: opgebouwde waarde en collectief geheugen zouden te grabbel worden gegooid en daarmee zou er sprake zijn van ‘kapitaalvernietiging’ en ‘onbetrouwbaarheid van de subsidient’. Ooit werd het onderscheid tussen BIS en vierjarige subsidie van een fonds door de toenmalige bewindspersoon weggewuifd als feitelijk niet bestaand. Toch is inmiddels de bestaanszekerheid van de meeste BIS-instellingen vele malen groter dan die van vierjarig door een fonds gesubsidieerde organisaties.

Dat vernieuwing nodig is voor ontwikkeling, levendigheid en een optimaal bereik zullen weinigen tegenspreken. Kernvraag is of vierjarige fondssubsidie inderdaad een min of meer met de BIS vergelijkbare positie en zekerheid zou moeten bieden. Hoe blijven we zorgen voor vernieuwing en tegelijkertijd voor een voldoende mate van continuïteit en stabiliteit?

6. Plan of praktijk

Voor het afvallen van relatief veel bestaande organisaties werd regelmatig als reden genoemd dat in de afgelopen subsidieronde vooral het ingediende plan werd beoordeeld en in veel mindere mate de prestaties van aanvragers tot dan toe. Dat zou een voordeel zijn voor nieuwkomers. Voor de adviespraktijk is de vraag: wat staat centraal in de beoordeling, het ingediende plan of de getoonde kwaliteit van de aanvrager? En als het antwoord op die vraag is: ze zijn beide belangrijk, wat betekent dat dan voor de criteria, voor de beoordeling zelf en mogelijk voor een integrale afweging?

7. (Drie)dubbele beoordeling en kosten

Veel aanvragen worden twee of zelfs drie keer beoordeeld door verschillend samengestelde commissies: landelijk, bij een gemeente en soms ook nog bij een provincie. Niet alleen maakt dat de adviespraktijk kostbaar, de adviezen zijn regelmatig ook onderling tegenstrijdig; ook als het gaat om het oordeel over artistieke kwaliteit. Toch gaat het in alle gevallen om peer review. Hoe geloofwaardig is dat nog? En is het te vermijden? Want het kweekt – terecht – onbegrip bij aanvragers.

Input

Wie de dilemma’s overziet zal begrijpen dat het ontwikkelen van een nieuwe adviespraktijk geen gemakkelijke opgave is. Maar het moet, als we het vertrouwen in de subsidiesystematiek willen herstellen. We staan open voor input. Mocht je als lezer willen reageren op het artikel, mail dan je aanvullingen, oplossingen en verbeteringen naar info@blueyard.nl.

Beeld Herman van Bostelen

Blueyard onderzoekt de adviespraktijk

Geert Boogaard en Henk Scholten schreven dit artikel namens Blueyard, de coöperatie van adviseurs voor de culturele sector. Onafhankelijk, ongevraagd en voor eigen rekening onderzoekt Blueyard mogelijkheden voor verbetering. Samen met mensen uit de sector. Eerste stap is het in beeld brengen van genoemde dilemma’s in de huidige systematiek.

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2025