Alles begint met schuchterheid. Zelfs bij Anil Jagdewsing.

Toen ik Anil leerde kennen, in het begin van de jaren negentig, keek hij met grote ogen om zich heen naar wat er allemaal gebeurde op de Mime Opleiding – de school waar hij net als student was aangenomen en waar ik werkte. Maar al snel bleef het niet bij kijken en bij het bescheiden meegaan in wat de anderen deden: zodra Anil eenmaal begreep dat ‘vrijheid’ op deze school een kernbegrip was wist hij dat dit voor hem de goede plek zou zijn.

De Mime Opleiding stond (en staat) niet enkel voor etherisch experiment en avant-gardistische bewegingskunst, maar voor alles wat de studenten zelf belangrijk vinden, alles wat hún hartstocht heeft. En dus kregen wij op de opleiding al snel te maken met de popcultuur waar Anil zich toe verhield en met zijn voorliefde voor zwaar aangezette, Hindoestaans geïnspireerde schoonheid. Étienne Decroux meets Bollywood.

Ik kan het hem niet meer vragen, maar ik denk dat ik er niet ver naast zit als ik veronderstel dat de vrijheid van zijn opleidingsjaren aan het Hortusplantsoen voor Anil altijd een baken zijn gebleven: eindeloos uitproberen, altijd je eigen invallen serieus nemen, weten dat goede of slechte smaak niet bestaan en dat het enige wat telt is of iets jóuw smaak is. Want wat van jou is, dat ben jij en jij belichaamt je eigen kunstopvatting.

Welgemoed en met realiteitszin is Anil na zijn opleiding de wereld tegemoet getreden. De wereld van werken en maken, van geld proberen te vinden en erkenning zien te krijgen. Een wereld waar je echt niet de enige bent die iets wil en waar je de mensen (de programmeurs, de recensenten, de toeschouwers) ervan moet overtuigen dat ze wel degelijk juist op jóu zitten te wachten.

Hij hoefde die tocht door een soms behoorlijk ruig landschap niet in zijn eentje te maken: naast hem, met hem, deel van hem was daar altijd Bas Jilesen, met wie hij werk en leven deelde. Onder de vlag van Mimegroep Amsterdam (MGA) hebben Bas, Anil en een handvol trouwe medestanders (onder wie schrijver Rutger Kroon) een reeks stukken uitgebracht waarin de Jagdewsing-hartenklop luid en duidelijk in te horen was. Oh My God!, Sleep Fuck & Die, Burning Bombay… Heftige titels die staan voor minstens zo heftige, intense voorstellingen die fysiek, muzikaal en intellectueel grenzen opzoeken en die grenzen ook enthousiast overschrijden.

Als de term niet zo alomtegenwoordig en daardoor bijna betekenisloos is geworden, dan zou je het theater waar Anil Jagdewsing voor staat ‘inclusief’ moeten noemen. Zoals in zijn biografie Europa, Azië en Zuid-Amerika ieder hun rol hebben gespeeld en zoals in zijn familie de hindoe- de moslim- en de christelijke cultuur hun sporen hebben nagelaten, zo gaat het in deze stukken over veel, over verschillen, over uiteenlopende manieren van leven, over de veelvormigheid van liefde en genot, en toch ook over verbondenheid die sterker is dan de verschillen. En hoe essentieel de thema’s van verdraagzaamheid en sociale spanningen die worden behandeld ook zijn, altijd gaat het bij Anil ook om plezier, om het lichaam dat met wellust beweegt, om spektakel.

Ook bij zijn werk in andere verbanden dan die van MGA gaf Anil met grote gulheid blijk van zijn levens- en theaterlust. In Geslacht van Dood Paard speelde hij niet alleen zijn rol van opportunistische Chileense liefdesboy maar was hij ook het even lijdende als stralende middelpunt van een heuse kruisigingsscène en in voorstellingen van De Gemeenschap, waaronder De Shakespeare Club, schitterde hij in de volle glorie van zijn queerness.

Een heel andere kant van zijn acteurschap liet Anil het afgelopen seizoen nog zien: tijdens de korte lockdownvrije periode speelde hij in De Tantes bij de Toneelmakerij – en met de lieve, sensitieve, enigszins onhandige en juist daardoor onweerstaanbaar grappige jonge vrouw die hij in die voorstelling belichaamde, stal hij de harten van het premièrepubliek in de Rabozaal van de Stadsschouwburg. Vlak daarna gingen de theaters weer dicht… Maar dat is een ander verhaal.

Anil wist wat uitzinnigheid en ongeremdheid waard zijn, maar hij was ook een scherpe theaterdenker – hij wist heel goed hoe een stuk in elkaar moest zitten om het gewenste effect te hebben, hij wist hoe je mensen moest benaderen om ze belangstelling voor jouw werk te laten krijgen, hij wist wie je waar moest aanspreken – en op welke manier – om iets voor elkaar te krijgen. Die kwaliteiten zette hij niet alleen in wanneer hij meespeelde in een voorstelling en soms met een enkele opmerking een repetitieproces in de gewenste richting kon krijgen; hij heeft ze ook gebruikt voor zijn werk bij Alles voor de Kunsten, het theaterproductiebedrijf van Wilma Kuite, waar hij zich met zijn charme, zijn intelligentie en zijn volhardendheid inzette als zeer gewaardeerde publiciteitsmedewerker.

Voor de periode 2021-2024 zou er een nieuwe verbondenheid gestalte krijgen: Anil Jagdewsing zou naast Roy Peters tot de artistieke kern van De Gemeenschap gaan behoren – hij zou niet alleen meespelen in de komende voorstelling Naar Paramaribo en in andere stukken, maar ook meedenken over de ontwikkeling en werkwijze van het gezelschap én hij zou eigen producties initiëren voor een jong theaterpubliek.

Dat is allemaal niet gebeurd.

Anil was leven, Anil was expansie, Anil was ‘het gaat gebeuren’ – maar Anil was, zo is gebleken, toch ook kracht die door verdriet ondermijnd kan worden.

Ik geloof eigenlijk niet dat je ‘lichaam’ en ‘geest’ van elkaar moet willen scheiden, maar wat ik hoor van mensen die tot in zijn laatste dagen dicht bij hem hebben gestaan is er bij Anil zoiets toch wel aan de hand is geweest. Ondanks het verdriet waar hij sinds het verlies van zijn geliefde Bas, vorig jaar, mee te kampen had wilde hij wel degelijk leven, werken, doorgaan. Maar het lukte hem toch niet om weer in beweging te komen. Ook ik heb op mijn telefoon nog een reeks appjes staan over werkafspraken – afspraken die dan toch meestal weer werden afgezegd. Anil wilde wel, wilde nog, wilde weer – maar zijn lichaam wilde niet meer.

Anil hield van show, van sprookjes en van mooie woorden. De dood is geen show, de dood is geen sprookje en ‘dood’ is geen mooi woord. Maar het zou Anil, de eeuwig beloftevolle en altijd ‘voor wat komen gaat’ levende Anil, goed hebben gedaan – denk ik, hoop ik – om te weten dat zijn sterfdatum het voor ons, die met hem werkten, mogelijk maakt om te zeggen: ‘Op Koningsdag hebben wij een prins verloren.’

Foto: Casper Koster

Dossiers

Theaterkrant Magazine zomer 2021