Ik leerde Gijs kennen toen ik hem regisseerde op de Toneelacademie in Maastricht in Peter Handkes De rit over het Bodenmeer, metatoneel, toneel over toneel, waarin Handke zijn verwondering verwoordt over het toneel, de conventies, de aannames, het gedoe, de onzin, eigenlijk.

Misschien dat Gijs al tijdens dit repetitieproces die nuchtere, licht ironische maar toch altijd gedreven houding ontwikkelde tegenover toneel en toneelspelen die zo kenmerkend voor hem was. Hij deed nooit ingewikkeld of hoogdravend over acteren. Je kon het goed of je kon het minder goed of je kon het niet. Zo simpel.

In de voorstelling Ballet moesten alle acteurs regelmatig van rechts naar links of omgekeerd het toneel overrennen. Hoe wil je dat we rennen, vroeg Gijs. Alsof de dood je op de hielen zit, zei ik.

Okay!

Maar toen de dood hem daadwerkelijk op de hielen bleek te zitten, reageerde hij heel anders, stelde ik vast toen ik hem een paar weken geleden, telefonisch, sprak.

Na zijn afstuderen nodigde ik Gijs meteen uit om toe te treden tot het ensemble van het Zuidelijk Toneel Globe in Eindhoven. Ik had daar een huis gekocht, dat naar later bleek op instorten stond, en Gijs woonde bij mij op zolder. Niet veel later voegde Sylvia Millecam zich bij ons. Wij hadden daar regelmatig Jongensland, dat wil zeggen, als Gijs of Sylvia niet ergens in het land moesten spelen aten we regelmatig met z’n allen. Gijs deed de boodschappen, Bert Edelenbos, die vlakbij woonde, kookte, ik waste af en Sylvia deed helemaal niets. Ze deed stemmetjes en typetjes. Erg grappig. Voor het eten lazen we een hoofdstuk uit het oude testament want zowel Gijs als ik had een achtergrond met de bijbel. We maakten we daar weinig woorden aan vuil, maar het schiep kennelijk een band. 

Gijs heeft in die tijd bij Globe vooral veel gespeeld, onder andere Carlos in Hofscènes, Karst Woudstra’s visie op het tragische leven van de zoon van Filips de Tweede; Richard in Richard de Derde, regie Peter de Baan; en de titelrol in Wolfson de Talenstudent, mijn eerste montagevoorstelling in de grote zaal. In deze voorstelling lag hij op het eind naakt op het toneel met een rubberen slang in zijn anus. 

Dat deed Gijs gewoon.

Toen in 1987 Toneelgroep Amsterdam van start ging, maakte Gijs deel uit van het ensemble. Aanvankelijk vooral als acteur, maar steeds vaker ook als regisseur. 

Hij speelde een opmerkelijke rol in Norens Een soort Hades. Een vier uur lang durend stuk, met pauze, over een psychiatrische inrichting. In de eerste helft zat Gijs alleen maar te zitten op een stoeltje. Geen tekst. Twee uur lang zitten zwijgen. Om dit voor elkaar te krijgen verdiepte hij zich in meditatietechnieken. In Zen. Dat is hij blijven doen, die meditatie. Hij begreep heel goed dat acteren, dat kunst, vooral een kwestie van concentratie is.

Ook speelde hij, veel eerder, in Tabori’s Mein Kampf, in een regie van Johan Doesburg en met Pierre Bokma als belangrijkste tegenspeler. Ik kan me herinneren dat Gijs deze voorstelling zag als een wedstrijd acteren, een wedstrijd tussen hem en Pierre. Ik denk dat deze wedstrijd volgens Gijs uiteindelijk door Pierre werd gewonnen want daarna ging Gijs zich steeds meer toeleggen op regie.

Eerst in de kleine zaal, later ook in de grote zaal zoals Een ideale vrouw met Marieke Heebink in een Theo d’Or winnende titelrol. 

Een andere memorabele regie was Vertraagd afscheid met Hans Kesting en Joop Admiraal, te zien in het Transformatorhuis, de voorloper van de Rabozaal.

Ook regisseerde Gijs bij TGA stukken waarin hij zijn liefde voor muziek kwijt kon. David Youngs Glenn, over de excentrieke pianist Glenn Gould; Kwartetten van Elmer Schönberg over, jawel, twee kwartetten; Sigrid Koetse en een aantal professionele zangers in Masterclass, een stuk over Maria Callas. Later, na TGA, heeft Gijs zich steeds meer ontwikkeld als regisseur van muziektheater, onder andere bij de Reisopera, bij Orkater, bij Pit-producties, de Sondheim-musical Into The Woods, en bij Alex Klaassen. 

Hij dacht en regisseerde ook vaak in termen ontleend aan de muziek. Over een actrice zei hij ooit tegen mij: je hebt Wagnerzangeressen en je hebt Mozartzangeressen. Bij acteurs precies hetzelfde en zij is nu eenmaal een Mozartactrice. Daar is niks mis mee. De stem is wat kleiner, so what? Gijs zelf was als acteur ook meer Mozart dan Wagner. Daar had hij vrede mee.

Gijs legde zich vrij makkelijk neer bij wat het lot voor hem in petto had. Hij had een mooi leven gehad, zei hij aan de telefoon, een mooie carrière, en heel veel liefde. 

Hij was leuk, hij was Gijs.

Foto: ANP / Mischa Schoemaker

Dossiers

Theaterkrant Magazine zomer 2022