Het gaat rap met de carrière van maker, acteur en schrijver Florian Myjer. Na meerdere succesvolle voorstellingen onder de vlag van Frascati Producties voegt hij zich volgend seizoen officieel bij het collectief De Warme Winkel. Als speler en als maker, want dat laatste is noodzaak. ‘Ik hou van een beetje orde en ben niet bang voor emotie.’

Na een afwijzing op de toneelschool Amsterdam koos hij voor Cultuurwetenschappen. Audities doen, doodeng. Hij was achttien en bleef maar al te graag in zijn geboortestad Amsterdam. Theatermaker en speler Florian Myjer (1992) praat er openlijk over, als we elkaar treffen in de Nes. ‘Lekker dicht bij mijn ouders’, is een zin waar hij zich niet voor schaamt. Eerder cultiveert hij zijn aanhankelijkheid, op licht kokette toon.

Bloed kruipt waar het niet gaan kan. Na gespeeld te hebben in meerdere producties van het Frascati jongerenplatform Breakin’ Walls, gingen er deuren open. Myjer waagde een nieuwe poging. Het werd de performance opleiding aan de Toneelacademie Maastricht. ‘Ik ging veel naar theater, maar vooral naar Toneelgroep Amsterdam. Performance, dat kende ik niet. Dat ik niet alleen wilde spelen maar ook maken, ontdekte ik als speler in de jongerenproducties van Nicole Beutler en Katoke Kramer. Geen scripts maar wel mooie teksten kunnen verwerken, bewegingsimprovisatie, zelf dingen aandragen: ik ging ‘aan’.

Zijn studie Cultuurwetenschappen prikkelde zijn hersenen. Met een focus op wetenschappers als Baudrillard en het bevragen van het begrip waarheid, kent de opleiding een filosofische insteek. Het gaf hem een kader in de ontwikkeling van zijn werk. Tijdens zijn studie Cultuurwetenschappen ging hij naar Engeland, een land waar hij een groot zwak voor heeft. Die liefde is voelbaar in meerdere van zijn producties zoals Bloomsbury, dat vertrekt vanuit het gedachtegoed van een Engelse groep intellectuelen, opgericht door onder anderen Virginia Woolf in het begin van de 20steeeuw. Ook in de solo Oliver speelt die fascinatie. ‘Ik hou van dat land, iets wat ik van huis uit heb mee gekregen. Engeland kent een excentrieke cultuur met veel ruimte voor gekte en zelfexpressie. Tegelijkertijd is het ook beschaafd en bekrompen. Die ultieme verfijning en civilisatie is een gegeven dat ik heb verwerkt in mijn solo Oliver. Er zijn zoveel regels en details, er is zoveel maakbaarheid. Alles draait om esthetiek.’

Vier jaar Maastricht, dat is haast een retraite voor iemand uit de grote stad. Er waren hoogte- en dieptepunten. Aansluiting met producenten vond hij direct al met Een hertje, beschadigd, een solo over het verlies van onschuld waarin hij terugblikt op zijn jeugd en zijn seksualiteit aan de hand van herinneringen en interviews met zijn basisschooldocenten. ‘Ik besloot alleen te werken. Je produceert enorm veel tijdens de opleiding, voor het eerst kon ik in alle rust en op mijn eigen voorwaarden werken. Wat vind ik, wat wil ik? Er vielen dingen samen. Een hertje, beschadigd is een monoloog, die afgewisseld wordt met fragmenten uit interviews. Hij nam ze incognito – onder een andere naam – af per telefoon. Het is zijn meest serieuze werk tot nu toe. ‘Ik zocht naar meer persoonlijke inbreng en ging daar voor. Maar mensen uit mijn verleden incognito opbellen, ik vond het doodeng. Het was onorthodoxe therapie-oefening.’

Er waren ook pogingen die niet lukte. Zoals Friends, een werk dat in de lijn lag met de abstracte en directe performancekunst van Ivo Dimchev. Myjer: ‘Mislukken is een onderdeel van een leerproces. Men bleef met veel afstand naar kijken naar dit werk, het was niet mijn taal. Maar ik had een verlangen het te maken en ben blij dat ik het heb geprobeerd. Daarna ging alles heel snel. Bloomsbury, Oliver, Regina Rex, Oorlog en Vrede; opeens zit je in een frame. Allemaal voorstellingen die vanuit een bepaalde romantiek terugblikken op een tijdsgeest of gedachtegoed. Je kunt je tijdens een opleiding zoveel meer veroorloven, ik hoop dat ik mezelf de ruimte voor onderzoek blijf geven. Het is ook gevaarlijk om in hetzelfde hokje te blijven hangen.’

‘Ik vind het heel fijn om met De Warme Winkel te werken, maar ik wil niet alleen collectief werken. Ik moet ook zelf kunnen maken en dat begrepen ze heel goed. Het gaat gelijk op met hun behoefte om een nieuwe weg te gaan. Ik ben opgeleid om zelf te maken, dat wil ik voortzetten. Het is een primaire behoefte. Dus eenmaal per jaar maak ik iets met hen samen, en speel ik mee in collectief verband, en eenmaal per jaar maak ik zelf iets in volledige vrijheid. Ik voel veel verwantschap met De Warme Winkel, maar sommige dingen doe ik anders. Mijn ingang is persoonlijker en kent een verhalende invalshoek. De Warme Winkel houdt vaak van een rommeltje en relativeert graag. Ik hou van een beetje orde en ben niet bang voor emotie.

Samen met Kim Karssen creëerde hij ORGANZA of een soort van genocide (ook in samenwerking met Scott Robin Jun), Bloomsbury en zijn nieuwste productie Oorlog en Vrede. Ze is een belangrijke motor in de creatie. ‘Toen de samenwerking met De Warme Winkel nog niet speelde, was het voor mij ook een vraag: hoe nu verder? Hoe ga je je organiseren? Wat is nu de beste manier? Worden we een collectief? Een gezelschap? Dankzij deze beweging met De Warme Winkel kan ik mijn manier van werken voortzetten en verschuiven deze vragen naar de achtergrond. Kim heeft vaker bij De Warme Winkel gespeeld en ook zij past heel erg goed bij hen. Ze zijn fan van haar. Ik werk heel graag met Kim en heb haar ook nodig. We hebben veel gemeen, op sommige punten zijn we tegenovergesteld. Kim zegt vaak dat zij de grap is, ik de hersenen. Maar Kim heeft zelf natuurlijk ook hersenen en ik kan – hoop ik – ook best grappig zijn.

‘Het voelt erg organisch. Enerzijds zijn we het met elkaar eens, anderzijds kunnen we elkaar ook uitdagen. De performance opleiding gaat over het ontdekken van nieuwe vormen, maar wij twee waren altijd de huis- tuin- en keukenperformers; de clowns. We probeerden het wel uit, beamerprojecties en dergelijke, maar we waren er niet goed in.

‘Tijdens onze opleidingsperiode lag er een nadruk op vormgeving en fysiek. De witte doos, in een pose of decor gevangen zitten; het werk van Susanne Kennedy was voor velen van ons een inspiratiebron. Er was ook een hoos aan Engelstalige performances van studenten. Ik heb het ook gedaan hoor, in een van mijn performances, Franz Kafka is a twink.

We zijn op zoek naar nieuwe originele vormen en gekte maar honoreren ook graag wat er is, precies daarin vinden Kim en ik elkaar. En taal is een belangrijke basis, dat wil zeggen de Nederlandse taal!’

Myjer houdt van conceptuele kunst, maar staat daarbinnen het gevoel toe. De inhoud is leidend. Een hertje, beschadigd laat dat goed zien. Het materiaal belicht de persoonlijke pijn, maar is tegelijkertijd gehuld in een vernuftige structuur. ‘Soms komt die pas op het allerlaatst. Ik probeer de vorm zo lang mogelijk uit te stellen, zodat de inhoud de vorm kan dicteren. Oliverbegon met mijn fascinatie voor kostscholen. Aangezien ik zelf niet meer naar kostschool kan, creëerde ik een fictieve zoon die een lezing houdt over zijn vader. Ward (Weemhof, kernlid van De Warme Winkel) coachte me. Hij kwam een paar dagen voor de première kijken en gaf aan dat het echt anders moest. Het was niet spannend. Met hulp van Kim en Ward gooide ik uiteindelijk structuur en teksten om. Na dat proces sprak ik regisseur Michael Laub, iemand die veel solo’s heeft begeleid. Hij vertelde dat er drie opties zijn: je gebruikt een stand-upvorm, je laat het publiek kijken naar een wereld, of je gaat fragmentarisch schakelen tussen perspectieven. Dat laatste hebben we gedaan en daarover heen hebben we een vleugje stand-up gegoten.’

‘Het hoort er een beetje bij als je solo’s maakt: het zijn lessen in zelfhaat. Een solo maken is doodeng, maar heel leerzaam. Van het proces van Regina Rexheb ik weinig opgestoken, hoewel het geen slechte voorstelling was. Mijn noodzaak, mijn droom, was niet groot genoeg. Het proces kwam te snel na Oliver. Ik was er nog niet klaar voor. De druk op het produceren is groot en je wilt blijven oefenen, maar ik had ook reflectie nodig. Afgelopen jaar heb ik bewust drie maanden vrij genomen en heb ik een project afgezegd om me op het proces van Oorlog en Vrede goed voor te kunnen bereiden. Ik heb altijd wel plezier in een proces, dat is het niet, maar het moet ook een beetje vanzelf gaan.’

‘”Dat verhalende theater van jou is niet zo duurzaam”, merkte Vincent Rietveld op na Regina Rex. Dat trok ik me erg aan. We vertellen al duizenden jaren verhalen, de vormen veranderen misschien, maar – waarom zegt hij dat nu? Het hield me bezig. De droom voorafgaand aan het proces van Oorlog en vrede was het verhaal echt te willen vertellen vanuit een narratieve structuur. Ik wilde even niet bezig zijn met vernieuwen, maar het verhaal zelf. Op een gegeven moment hadden we de mooiste scènes uit het boek herschreven, maar moest het plan toch om. Tolstoj stelt vooral vragen over hoe te leven, die vraag moesten we onszelf uiteindelijk ook stellen, en verwerken in de voorstelling.’

Myjer stond afgelopen seizoen ook in de hit Allemaal Mensen, een productie van Oostpool. Bij Marcus Azzini speelde hij bovendien deze zomer voor de Amsterdam Pride in een bewerking van Small Town Boy, een stuk van de Duitse schrijver Falk Richter. Gender en seksualiteit zijn terugkerende thema’s in zijn werk, soms moet je wat riskeren om het onderwerp aan de oppervlakte te krijgen. ‘Het werken met Marcus voedt mij, er gaat weer een ander luikje open dan bij De Warme Winkel. De liefdesverklaring aan mijn medespeler in Allemaal Mensenkwam voort uit een opdracht van Marcus, maar het gevoel speelde ergens ook in werkelijkheid. Marcus speelt er graag mee en ik ben niet zo bang om het als materiaal te gebruiken. In het proces zorgde het voor de nodige consternatie, theater en werkelijkheid liepen even door elkaar. Ik ben niet bang om om daarmee te spelen. Als homo moet je al heel jong verantwoording afleggen voor je seksualiteit. Dat is bijna een infiltratie in je privéleven. Het is iets wat je je eigen hebt gemaakt.’

Dossiers

Theatermaker september 2019