De scène is in Paleis Noordeinde, jaren dertig. Prins Hendrik dwaalt beneveld door de zalen. Hij komt van een bijeenkomst van de padvinderij, waar hij ‘met hoplieden en jongelui gemütlich mit einander geblieben ist …’ De Prins-Gemaal is in korte broek.
Wilhelmina schaamt zich dood.

Wilhelmina Je weet dat heel Den Haag je uitlacht.
Hendrik Verzeihung, es gehört tot mijn representatieve verplichtingen.
Wilhelmina Niet met deze meelijwekkende vertoning, niet met dit gebrekkig gevoel voor decorum.
Hendrik Ach, es geht doch schon.
Wilhelmina Nee, het gaat niet! Die omgeving deugt ook moreel niet. Ik ben niet vergeten hoe je in   1917 enkele van die knapen hebt meegetroond.
Hendrik Das ist ja schon lange her.
Wilhelmina Ik haat die slapte van je, Hendrik, hoe ben je toch zo kunnen worden?
Hendrik Omdat ik ongelukkig ben, Wilhelmina.
Wilhelmina Jij ongelukkig!? Je hebt ‘r ’t recht niet toe!

De scène komt uit het ‘kamerspel’ Hendrik en Wilhelmina, het zusterstuk van het veel bekendere Wilhelmina: Je Maintiendrai, waarin Anne Wil Blankers glorieerde als Wilhelmina, samen met Cas Enklaar als Van ’t Sant, de ambtenaar die de kamertjeszonden van de Prins-Gemaal moest toedekken. Beide stukken zijn goede voorbeelden van het zwierige en vilein-geestige toneel dat Ton Vorstenbosch schreef.

Hij is er al vroeg mee begonnen, de toneelpraktijk was zijn leerschool. Zijn debuut werd gespeeld in zijn geboortestad Den Haag, de triomfen begonnen in Amsterdam. Voor Toneelgroep Centrum bewerkte hij Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden, regie: Peter Oosthoek. In het najaar van 1976 was dat een Renner zoals de Duitsers zeggen, met Ansje Beentjes als een van de twee Hedwigs. In die tijd schreef hij ook voor de Scholengroep van Centrum, onder meer het prachtige Vacantie 1938. Mette Bouhuijs werd er zijn favoriete regisseur en dat is ze gebleven. Kort nadat hij zijn stuk Scheiden (1978, Jan Campert Prijs) voltooide begon de samenwerking met de cabarettekstschrijver Guus Vleugel (1932-1998), die twintig jaar zou duren.

Het kroonstuk daarvan is zonder twijfel De miraculeuze come-back van Mea L. Loman, een tekst uit 1979, wereldpremière in 1982 in Den Bosch, door Globe in de regie van Gerardjan Rijnders. Het handelt over een aardige vrouw die over lijken gaat om haar doel te bereiken: in de ambiance van een kansloze treurigheid chansons zingen voor bejaarden. Het open riool van de sociale media was toen nog voorbehouden aan kappersblaadjes, Albert Verlinde leerde in die tijd vals zingen op de Academie voor Kleinkunst, de wereld was onschuldig. De satire van Mea Loman richtte zich, aldus dramaturg Janine Brogt: ‘… tegen modieuze verschijnselen als zelfontplooiing en assertiviteit: de ideologie die indertijd werd samengevat als: Ik ben OK, jij bent een lul.’ Het stuk is een evergreen geworden, met name in Nederlandse amateurtoneelverenigingen. Dat geldt niet voor de twee stukken die door het duo Vorstenbosch & Vleugel dicht op de huid van de tijd werden geschreven, Srebrenica! (1995, over het trauma van Nederlandse medeplichtigheid aan genocide in de ‘buik’ van Europa) en Angst en ellende in het rijk van Kok (1998, over de homofobe islam). Het ene stuk was een woedende en snelle reactie op een nationaal trauma, het andere heet nu ‘profetisch’. In beide gevallen hebben de directe aanleidingen de toneelteksten ruimschoots overleefd. Wat in Mea Loman nog een min of meer leep spel met clichés was, werd in die twee ‘tijdstukken’ een cliché van zichzelf.

In Wilhelmina: Je Maintiendrai (1998) speelt Ton Vorstenbosch het spel met de geschiedenis subtieler. Al in het eerste van de zes bedrijven laat hij Wilhelmina haar getrouwen de mantel uitvegen omdat die de tekenen des tijds niet snappen, en Zij wel. Zij leest Hitlers Mein Kampf (‘Een oorlogsverklaring! Van de duivel zelf!’) tenminste helemaal uit. Het publiek in de zaal wist toen, uit onderzoeken waar de media van overkookten, dat Wilhelmina in de jaren dertig de opvang van uit Duitsland gevluchte joden in de buurt van haar Apeldoornse achtertuin actief had tegengewerkt. Vorstenbosch rept daar in zijn stuk met geen woord over. Dat is stijl. Stijl had hij ook als publieke verschijning. Daarin deed hij me vaak denken aan de Britse schrijver en acteur Quentin Crisp. Diens hoofdwerk, The Naked Civil Servant, leek Vorstenbosch’ hoofddoel: een naaktmodel van de gemankeerde sterveling.

Ton Vorstenbosch stierf op Valentijnsdag 2017 na een lang ziekbed. Hij is 69 jaar geworden.

Foto: Mark van der Zouw

Dossiers

Theatermaker april 2017