Dat er een hoop mis is met het huidige theaterbestel, dáár is zo’n beetje iedere theaterwerker het wel over eens. Maar waar precies de knelpunten zitten en belangrijker nog, wat de mogelijke uitwegen, oplossingen en nieuwe perspectieven zijn, daar valt nog wel een rondetafelgesprek over te voeren. 

Op de aftrap van het huidige Kunstenplan deden Theaterkrant Magazine en de NAPK een voorzet: op een zonnige maandagmiddag in januari kwamen zeven betrokken theaterwerkers samen op de bovenste verdieping van Muziekgebouw aan ‘t IJ. Met panoramisch uitzicht over Amsterdam schetsten zij de contouren van wat een mogelijk nieuwe landschapstekening zou kunnen zijn. Lene Grooten, zakelijk leider van Bureau Vergezicht, modereerde het gesprek. Wat zijn de dilemma’s, wat is het perspectief? Hoe nu verder?

Een meer holistische cultuurvisie

Volgens Harmen van der Hoek, directeur van NITE en Club Guy & Roni in Groningen, roept de inrichting van het bestel op dit moment vooral veel vragen op door willekeurige aanpassingen van opeenvolgende kabinetten en bewindspersonen. ‘Welke verantwoordelijkheden liggen er bij het fonds, welke bij het rijk en welke bij de lokale overheden? Het is een individueel systeem waarin iedereen op een eigen eilandje functioneert, terwijl al die losse eilandjes als geheel de kern van ons cultuurbestel moeten vormen. Ik heb heel sterk de behoefte aan een coherent stelstel.’

Sander van der Schaaf, producer bij choreograaf Katja Heitmann, herkent dat. Hij werd de afgelopen periode vooral overvallen door moedeloosheid, vertelt hij. ‘Het is zo’n complex geheel geworden: van een klein gezelschap zoals het onze kun je niet verwachten dat we ons verhouden tot al die grote belangrijke thema’s waartoe je je in een aanvraag moet verhouden.’

‘Veel mensen zijn inderdaad in shock over de grote verschuivingen in het veld die de uitslagen van het FPK teweegbrengen’, zag Joanne Mensert, artistiek leider van Theater De Nieuwe Vorst in Tilburg. Volgens haar zou er een meer holistische visie op het hele ecosysteem van het theaterbestel moeten komen. ‘Ik heb de indruk dat er bij het FPK onvoldoende een totaalblik op het hele veld is toegepast, en dat daar een groot probleem in schuilt. We moeten het over het grotere plaatje hebben: hoe willen we dat ons kunstenveld eruitziet? Wat vinden we belangrijk in de stad en in het land? Het fonds spitst zich vanzelfsprekend toe op de gezelschappen, maar het bestel gaat bijvoorbeeld ook over podia en publiek. Hoeveel publiek is er voor hoeveel podiumkunst?’

In Vlaanderen gebruiken ze daarvoor het woord ‘landschapstekening’, een soort beschrijving van welke functies er nodig zijn in een vitaal kunstenveld en hoe deze met elkaar samenwerken en een ecosysteem vormen. Het document wordt gebruikt als basis voor de beleidsplannen voor de Minister van Cultuur.

Lene Grooten (Bureau Vergezicht) en Hedwig Heeremans (NAPK)

Routes in het oerwoud

Maar hoe zou zo’n tekening er concreet uit kunnen zien? Volgens Sewan Mumcuyan, directeur van de Stadsschouwburg Utrecht, hoeven we niet bij nul te beginnen: ‘Nog voordat de adviezen werden uitgebracht was de Raad voor Cultuur al begonnen met een traject voor stelselherziening, met het advies Toegang tot cultuur. En daar zitten wat mij betreft zeker interessante punten in. Denk aan één Rijkscultuurfonds. Ik geloof dat dat een goede ontwikkeling zou zijn, al is het maar om dat woud aan regelingen en verschillende subsidies wat toegankelijker te maken voor gezelschappen, makers en podia.’

Cruciaal voor een inclusief bestel, stelt hij, is dat er nog beter wordt nagedacht over hoe toegankelijk processen, procedures en voorwaarden zijn.

Dat vindt ook theatermaker Anne Maike Mertens, die met Nineties Productions regelmatig monitorgesprekken met het FPK had toen ze structureel ondersteund werden maar die, nu ze buiten de boot vallen, volledig losgelaten worden. Ze publiceerde in juli een open brief op Theaterkrant (‘Adviseert het fonds ons nu om op te doeken?’) en kreeg antwoord van FPK-directeur Viktorien van Hulst. Die schreef: ‘We zullen meedenken over hoe dit meerjarig besluit zich verhoudt tot jullie praktijk. Nu en de komende jaren.’

Maar volgens Mertens bleef dat meedenken vooralsnog uit: ‘Hoe positioneert het fonds zich nu en hoe maak je echt contact? Bestaat dat echte contact wel? Dat is voor mij op dit moment echt een raadsel. Vorig jaar was er geen monitorgesprek nodig volgens het fonds, dan ga je er toch vanuit dat je goed bezig bent. Je meet je eigen positie in het veld aan reacties van publiek, aan pers, maar toch ook aan de gesprekken met het fonds. Maar de inzet daarvan is me echt onduidelijk. Zodoende bevind ik me als maker in een behoorlijk mistig oerwoud waarin gidsing van het fonds uitblijft.’ Dat herkent Van der Schaaf. ‘Jarenlang heeft het fonds goed contact met de kunstenaars, totdat die aanvraagperiode begint en dan sluiten de luiken.’

Volgens Mertens heeft een gezond cultureel ecosysteem baat bij een transparante route. ‘Dat je weet als maker: mijn opties zijn doorgroeien, verstevigen of juist afschalen. Er is ook behoefte aan rust en duidelijkheid.’

Dus zo’n landschapstekening zou niet alleen moeten gaan over de inrichting van het veld, maar ook over de mogelijke ontwikkelingen van alle verschillende onderdelen in dat landschap, zegt Grooten. ‘Hoe lang kan een ontwikkeling zijn, welk pad kun je volgen?’ Mertens knikt: ‘Bijvoorbeeld door te werken met een tweejarig uitfaseringstraject binnen een zesjarige regeling.’

Het verlengen van de Kunstenplanperiode betekent ook minder bureaucratie, benadrukt Van der Hoek: ‘Het is dus ook een bezuiniging op het budget van overheden en fondsen dat opgaat aan dit beleidscircus.’ Van der Schaaf: ‘En het straalt vertrouwen uit. Dat mis ik nu ook: er gaat zoveel wantrouwen uit van de huidige inrichting van het bestel.’

Mumcuyan, die de afgelopen ronde de adviescommissie Dans heeft voorgezeten bij de Raad voor Cultuur, signaleert op het vlak van inclusie en toegankelijkheid vaak ‘goede intenties, maar een gebrek aan kennis en sensitiviteit’ bij de commissies. ‘En laten we ons realiseren dat representatie ook belangrijk is. As ik bijvoorbeeld kijk naar de top van de Rijkscultuurfondsen denk ik: we kunnen het wel hebben over diversiteit en inclusie, maar daar zie ik er weinig van terug.’

Volgens hem is er behoefte aan meer ruimte voor innovatie en experiment, niet alleen qua artistieke vormen, maar ook nieuwe vormen van cultureel ondernemerschap moeten worden aangemoedigd. ‘Ik zou er ook voor pleiten om te stoppen met de rigide scheiding tussen amateurs en professionals, meer maatwerk, betere afstemming op lokale behoeften, meer samenwerkingen met private partijen, ook buiten de cultuursector.’

Integrale afweging

Anne Maike Mertens heeft het gevoel dat er na de initiële adviesvorming een moment van uitzoomen is overgeslagen. ‘Voordat de adviezen de wereld ingestuurd worden, zou er gekeken moeten worden naar: wat voor cultuurveld creëren we hiermee, en wie staat daarachter? Viktorien van Hulst gaf mij de indruk dat ze geconfronteerd werd met de besluiten van de adviescommissies en het daarmee maar moest doen. Alsof het haar ook maar gewoon overkomen was. Maar is dat niet het moment om met elkaar te praten? En desnoods hadden alle aanvragers vervolgens een brief gekregen met: it didn’t work out, we moeten opnieuw kijken. Óf ze had moeten zeggen: ja, ik heb dit bekeken en ik sta hier helemaal achter.’

Rutger Gernandt, zakelijk directeur van De Warme Winkel, zegt: ‘De vraag is: durf je op zo’n moment voor de nucleaire optie te kiezen en te zeggen: we gooien alle adviezen weg en we accepteren ook alle andere gevolgen die dat heeft?’

Jolanda Spoel, directeur van het Bijlmer Parktheater in Amsterdam, tekent aan dat er voorheen bij het fonds wel degelijk een integrale afweging werd gemaakt. ‘Dit is pas iets van de laatste jaren. Daarvoor haalden ze eerst alle informatie binnen en vervolgens werd er gekeken: strookt dit wel met onze eigen beleidsdoelen? Dan ga je aanpassingen maken waar nodig en dan ga je daar weer met elkaar over aan tafel. Die laatste stap is nu overslagen, omdat het allemaal juridisch dichtgetimmerd moet zitten. Alles draait om punten, scores en rankings. Die integrale afweging zou zowel voor- als achteraf gedaan moeten worden en weegt in mijn optiek altijd zwaarder dan een puntensysteem.’

Integrale afwegingen zijn bij meerjarige subsidieprocedures gebruikelijk, zegt Sewan Mumcuyan. ‘Maar een integrale afweging geeft natuurlijk geen garantie dat het veld uiteindelijk wordt zoals je van tevoren bedenkt. Je blijft afhankelijk van de aanvragen die binnenkomen.’

Joanne Mensert (De Nieuwe Vorst) en Rutger Gernandt (De Warme Winkel)

Minder arbeidsintensieve aanvraagprocedure

Spoel noemt de hoeveelheid dubbel aan te leveren informatie die je bij alle verschillende potentiële subsidieverstrekkers moet aanleveren, als iets waar verandering in zou moeten komen. ‘Subsidiegevers zouden met elkaar moeten afstemmen wat ze aan begrotingen, accountsverklaringen of verantwoordingen van de codes vragen. Of de informatie moet zo gecentraliseerd worden dat iedereen erbij kan.’

Je kunt daarvoor heel goed kijken naar andere beleidsterreinen, zegt Gernandt: ‘Een van de dingen die je kan doen is fasering aanbrengen in je oordelen: dan maak je per ronde een rangschikking en dan ga je door naar een verdere ronde waarin je een ander aspect beoordeelt. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt zo bijvoorbeeld ook met de financiering voor ontwikkelingssamenwerking.’ Je kunt verschillende fases in de beoordeling toevoegen, oppert hij. ‘Op die manier voorkom je dat een commissie verschillende criteria tegen elkaar moet afwegen, omdat alles op basis van een enkele ranglijst moet kloppen. Zoiets, maar net anders, suggereerde Pieter Bots bijvoorbeeld in zijn recente proefschrift over de Nederlandse subsidiesystematiek. Dit soort ‘trucjes’ kunnen helpen om te voorkomen dat juridische regels het soms onmogelijk lijken te maken voor commissies om voor aanvragers begrijpelijke adviezen te formuleren.’

De aanvraagprocedures voor subsidies zouden op meerdere vlakken kunnen worden aangepast, denken de aanwezigen. Ook de fondsenwerving is op dit moment, zeker voor kleinere organisaties die minder geld en personeel beschikbaar hebben, soms onevenredig arbeidsintensief. Grooten worstelt daar met Bureau Vergezicht ook mee: ‘Ik vind het moreel best moeilijk om de komende jaren steevast private financiering aan te spreken. We hebben het misschien niet elk jaar in dezelfde mate nodig, maar zouden het dan alleen aanvragen voor de verplichte matching, terwijl ik het anderen veel meer gun.’

Gernandt, over lokale financiering van gemeenten: ‘Er wordt van aanvragers verwacht dat ze in hun inkomstenmix ondersteuning van private fondsen laten zien. Je kan je afvragen hoe logisch dat is.’

Mumcuyan vindt ook dat de monitoring en visitatie een te kleine rol heeft gespeeld in de beoordelingen. ‘De beoordeling is nu nog sterk gericht op het ingediende plan voor de komende vier jaar, maar wat een instelling de afgelopen vier jaar gedaan heeft zou ook zwaar moeten meewegen.’ Gernandt: ‘Dat is dit keer een heel bewuste keuze geweest bij het FPK, omdat ze op die manier recht hebben willen doen aan dat er tijdens corona niet gespeeld en gemaakt kon worden.’

Dat de ontschotting in de adviescommissies de afgelopen ronde niet goed heeft uitgepakt, daar is iedereen aan tafel het over eens. Jolanda Spoel: ‘Dat kan alleen werken, als het niet ten koste gaat van de aanwezige inhoudelijke kennis bij commissieleden.’ Van der Hoek: ‘De werkpraktijk wordt alleen maar diverser en meer interdisciplinair, en dus wordt dat advieswerk alleen maar moeilijker.’

Dus misschien moet je eerst kijken wat er ter tafel komt aan aanvragen, en dan pas je commissie samenstellen, oppert Spoel. ‘Het kan niet zijn dat niemand de organisaties kent waarover beoordeeld wordt, vooral niet als er vervolgens alleen maar wordt ingegaan op de plannen en niet op wat er tot dusver bereikt is.’

Anne Maike Mertens (Nineties Productions) en Harmen van der Hoek (NITE)

Instromers

Hoe gaan we om met instromers in verhouding tot het veld dat er al is, vraagt Joanne Mensert zich af. ‘Ik ervaar echt overaanbod. Als podium is dat natuurlijk een luxeprobleem. Maar ik maak me zorgen om jonge bevlogen makers die een hele voorstelling optuigen voor zes speelbeurten. Dat is niet oké.’

De vraag wordt opgeworpen of er te veel kunstvakopleidingen zijn, en of er niet te veel toneel wordt gemaakt voor de hoeveelheid publiek die er is. Mumcuyan: ‘Die taart wat publiek betreft kan natuurlijk ook groter zijn dan nu. Ik denk dat we nog heel veel publiek niet bereiken.’ Mensert: ‘Nieuw publiek werven, dat is voor een klein podium uitdagend. De Nieuwe Vorst heeft als basisinstelling een vast bedrag op de gemeentebegroting, en dat is fantastisch. Maar dat bedrag wordt netto elk jaar een beetje minder. Potentiële nieuwe publieksgroepen duurzaam bereiken is tijdrovend, die tijd vrijmaken kan alleen als daar budget voor is.’

In dit nieuwe Kunstenplan is ruim 40 procent van de FPK-groepen nieuwe instroom. Spoel: ‘Hoeveel instroom kan en moet er zijn per ronde? Nu lijkt het haast alsof het alleen maar om die instroom ging, maar hoe kun je dat reguleren? Nieuwe instroom is belangrijk, maar tegelijkertijd is koesteren van kwaliteit en duurzaamheid ook belangrijk.’

Hoe ga je om met nieuwe instroom aan makers terwijl je óók de bewezen kwaliteit wil behouden, vraagt Spoel zich af. ‘Ik zou zeggen: leg het procentueel vast en neem dat mee in een integrale afweging. Ik blijf voorstander van een functiegebouw, zowel landelijk als gemeentelijk en provinciaal. Omdat ik geloof dat je dan een goede afweging kan maken van wat jouw regio of stad nodig heeft. Dat je niet aan het einde erachter komt dat je alle mime of alle mid-careers hebt wegbezuinigd. Het gaat dus niet alleen over disciplines, maar óók over staat van dienst.’

Als theatermaker die het bestel inmiddels van binnenuit kent, worstelt Mertens bovendien met een moreel dilemma: ‘Ga ik nu, omdat ik inmiddels de weg weet binnen andere regelingen, geld binnenhalen waarvan ik eigenlijk vind dat het naar jonge makers zou moeten gaan? Omdat ik weet waar het zit, omdat ik weet hoe het werkt. Even snel hier een afspraak maken, daar een koffie drinken.’

Overaanbod vs. onderafname

Rutger Gernandt: ‘We hebben het vaak over overaanbod, maar het aantal afnameplekken is ook verminderd de afgelopen jaren. Een deel van de vlakkevloerpodia is verdwenen en theaters hebben in het algemeen steeds minder ruimte om voorstellingen te programmeren waarop je relatief een groot exploitatietekort hebt.’

Spoel: ‘Ik weet niet of ik overaanbod het goede woord vind. Er is in ieder geval schaarste aan middelen. Je kan niet meer programmeren dan je hebt aan geld en fysieke ruimte, maar als we het hebben over integrale afwegingen, kun je jezelf als podiuminstelling wel afvragen: is dit de mix van mensen en voorstellingen die ik over de vloer wil hebben? Of zou je andere keuzes maken om met dezelfde middelen toch een ander palet te krijgen? Ik denk dat daarin nog best knoppen zijn waaraan je kan draaien, waardoor je toch iets anders teweegbrengt.’

Gernandt: ‘Ik denk niet dat er per se overaanbod is, maar er is sowieso onderafname. Er zijn heel veel podia die bijna alleen nog maar cabaret, tributebands en musical programmeren, omdat dat budgettair uit kan. Ze hebben kosten voor huur en een vaste staf, en kunnen dus alleen maar aan de knop van het programmeringsbudget draaien, waardoor er steeds minder risico kan worden genomen.’

Jolanda Spoel (Bijlmer Parktheater)

Herdefinitie van spreiding

Grooten: ‘An Hackselmans, artistiek directeur van Theaterproductiehuis Zeeland, zei: we moeten een nieuwe invulling aan spreiding geven. Het gaat namelijk om de impact die je met je organisatie op een plek teweegbrengt. En die impact kan niet vanuit dezelfde maatstaf gemeten worden.’

Anne Maike Mertens: ‘Veel gezelschappen die al jaren bezig zijn, zijn in hun aanvraag deze ronde heel bescheiden geweest in de prognose van speelbeurten in de tournee. Terwijl nieuwe groepen in deze aanvraagronde hebben kunnen schrijven: ik speel gewoon vier keer op rij in Zwolle, want daar heb ik zin in. En die punten gaan dan door het dak. Dat heeft in die uiteindelijke puntentelling heel veel impact gehad.’

Sander van der Schaaf denkt dat dit goed te ondervangen is met het idee voor een gefaseerde aanvraag. ‘Want dan zou je er misschien aanvankelijk doorheen komen, en dan kan er iemand met expertise met je gaan zitten en het plan toetsen aan de realiteit.’ Zo gaat dat bijvoorbeeld bij regelingen voor NGO’s bij Buitenlandse Zaken, zegt Gernandt: ‘Je krijgt een accountmanager en daar ga je het gesprek mee aan.’

Van der Hoek: ‘Wat ik daaraan wil toevoegen is dat alleen toeren een nogal beperkte opvatting is van wat spreiding is. Het gaat erover dat je overal in het land creatieve makersklimaten laat ontstaan, waar makers met het publiek betekenisvol en creatief contact maken. Dat is ook de belangrijkste argumentatie waarom je naar herverdeling van cultuurmiddelen moet kijken.’ Spoel: ‘Het huidige systeem faciliteert dat niet, omdat het alleen maar gaat over vinkjes zetten: in welke stad ben je te zien? Het zou veel meer moeten gaan over wie je bereikt en hoeveel mensen je bereikt.’

Van der Hoek: ‘Natuurlijk moet het rijksbudget verdeeld worden over instellingen met landelijke importantie. Maar dat kan ook iets anders zijn dan landelijk toeren. Eurosonic Noorderslag is van landelijk belang maar toert niet, Tryater is van landelijke importantie, maar toert niet landelijk.’

Volgens Grooten is er nog vaak sprake van ‘oud denken’ over het bereiken van het publiek. ‘We moeten 40 speelbeurten per jaar maken, maar misschien maak je wel veel meer impact door met je werk aanwezig te zijn op andere plekken zoals boardrooms of bij de politiek. Zoals de eisen nu zijn kun je die niet meetellen als speelbeurt als het niet een hele voorstelling betreft of er geen kaartjes voor worden verkocht.’

Het gaat ook over coherentie in het bestel, zegt Van der Hoek. ‘Je kan wel zeggen: het rijksbudget moet meer decentraal georganiseerd worden, maar als er bij regionale overheden geen cultuurbeleid is, dan is het onlogisch om daar je rijksmiddelen in te investeren.’ Mensert sluit zich daarbij aan: ‘Je moet dat geld niet zomaar aan lokale overheden geven, er moet eerst een orgaan voor worden opgetuigd.’

Toch denkt Mumcuyan dat decentralisatie van rijksgeld voor een deel echt nodig is. ‘Volgens mij moet je veel meer in lokale hubs gaan kijken hoe een streek zich op cultuurvlak manifesteert, naar wat voor publiek, stakeholders en makers daar zijn. En op die manier kun je beoordelen hoeveel rijksgeld daarnaartoe kan gaan. Maar dat vergt heel veel maatwerk.’ Harmen van der Hoek: ‘Er moet altijd dialoog zijn tussen het rijk en lokale overheden, en die is er nu nog te weinig.’

Gernandt: ‘Het is natuurlijk niet voor niets dat in een hoofdstad als Amsterdam een levendig kunstenaarsklimaat is, dat heeft een aantrekkende kracht. Daar is Nederland zeker niet uniek in. Hoe krijg je meer van dat soort hubs? De vraag is: moet je niet juist versterken wat er lokaal al gebeurt, terwijl de Raad voor Cultuur nu een diametraal andere aanpak kiest: we moeten overal hetzelfde hebben, vergelijkbaar met het bibliothekenstelsel. Ik denk dat dat niet realistisch is. Vergelijk het met onderwijs: je wilt wel overal een basisschool in de buurt hebben, maar het is onmogelijk om óók overal een onderzoeksuniversiteit neer te zetten.’

Duurzame projectregelingen

Het probleem van de meerjarige regeling bij het FPK, stelt hij, ligt op dit moment voor een belangrijk deel bij de projectregeling. ‘Als die projectregeling veel leefbaarder zou zijn, namelijk betrouwbaarder om een carrière op te plannen, dan zouden niet alle groepen zo graag naar die meerjarige regeling willen, met die hele overhead. Vroeger waren er bijvoorbeeld meerjarige projectsubsidies, dan kon je in een keer voor meerdere projecten aanvragen. Dat geeft rust zonder extra administratieve lasten. Maar het gaat er ook om dat je niet alleen wat nieuw is financiert met projectenregeling.’

Mumcuyan: ‘Maar hoe los je de schaarste op?’ Gernandt: ‘Ik denk dat een perspectiefwissel nodig is. Het is belangrijk dat zo’n stelsel responsief is, dus reageert op de buitenwereld. Maar daarvóór zit eerst een andere stap. We werken met kunstenaars, en die ontwikkelen zich niet in 4 jaar. Hoe ziet zo’n carrière van een kunstenaar er nu eigenlijk uit, hoeveel tijd kost het, hoe lang moeten we investeren voordat zo’n investering gaat renderen? Je hoeft niet voortdurend subsidies van 12 jaar te geven om wel in het ontwerp van je systematiek ervanuit te gaan dat het sowieso 12 jaar duurt voordat zo’n maker zich ontwikkeld heeft van jonge naar meer gevestigde maker. Het probleem is dat de cultuurfinanciering in Nederland een nauw gedefinieerd economisch marktprobleem van vraag en aanbod probeert op te lossen. In plaats van dat het begint met te kijken wat hebben kunstenaars nodig, wat heeft het publiek nodig?’

Van der Hoek: ‘Je kunt alleen maar duurzaam investeren in kunst en publieksbereik als je duurzaam investeert in kunstenaars. Iemand die bijvoorbeeld een totaal nieuwe dansvorm creëert moet ook een publiek kunnen opbouwen. Dat betekent dat de instroom uiteindelijk maar heel beperkt kan zijn.’

Gernandt stelt dat de historisch gegroeide logica van het systeem op dit moment dicteert wat er mogelijk is. ‘Maar dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn. Het FPK kan in principe de volgende ronde alles anders gaan doen. Volgens mij is dat de opdracht voor de komende vier jaar: een grondige verbouwing van het fonds.’

Sander van der Schaaf (Katja Heitman/This Is Not A Show), Sewan Mumcuyan (Stadsschouwburg Utrecht) en Sander Janssens (Theaterkrant)

Tijd voor herstel

Ten slotte pleit Spoel voor ‘een jaar van recoveren’: ‘Ik merk het zelf nu bij het Bijlmer Parktheater: wij zijn er redelijk goed uitgekomen, maar allerlei partijen waarmee we samenwerken zijn er anders aan toe. Daardoor ben ik nu voornamelijk gesprekken aan het voeren over plannen die toch niet doorgaan. Eigenlijk heb je na de subsidie-uitslagen een jaar nodig om gezamenlijk te resetten. We zitten alweer in 2025, het nieuwe Kunstenplan is al begonnen, maar het stof is nog lang niet neergedaald.’

Foto’s Sofie Knijff

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2025