Aan Ian McKellen heeft de regisseur Peter Hall ooit onthuld een carrière in de politiek te overwegen. McKellen: ‘Eigenlijk heeft hij die politieke loopbaan ook gehad. Door de koppige manier waarop hij Britse ambtsdragers keer op keer heeft gewezen op hun taak in het beschermen van de kunsten.’ Zijn taaiste politieke opponent was stellig Margareth Thatcher, premier van het Verenigd Koninkrijk tussen 1979 en 1990. Zij strooide graag een modern-klassieke toneeltitel als pastiche in haar toespraken: ‘The Lady is not for turning’, bijvoorbeeld. Maar verder had deze Iron Lady vooral een hekel aan de big spenders van het toneel, die volgens haar hun eigen broek moesten ophouden ‘like Andrew Lloyd Webber’. Ze schoffeerde Hall ooit door in zijn bijzijn aan haar minister van Cultuur te vragen: ‘How long do we have to give money to that awful person?’

Toen Hall in 1979 kort na haar aantreden Amadeus van Peter Shaffer tot een wereldhit maakte, mopperde Thatcher in de kranten: Mozart wouldn’t talk dirty’. Waarna Peter Hall een exemplaar van de geboekstaafde correspondentie van Wolfgang Amadeus op Number 10 liet bezorgen. De talloze poep-, pies- en sekspassages waren met een fineliner gemarkeerd. De ironie wil dat Hall, die zichzelf graag typeerde als een lifelong undoctrinaire socialist, in 1979 juist Conservatief had gestemd in de hoop dat Thatcher de vakbonden zou temmen, die het hem als toneeldirecteur knap lastig maakten.

Slobbertrui

Hij was enig kind van een stationsopzichter in Suffolk. Zijn moeder beknibbelde op alles om Peter van boeken en pianolessen te voorzien. Na het uitbreken van de oorlog verhuisde de familie naar Cambridge, waar Hall Engelse letterkunde ging studeren en studententoneel ging regisseren. Op zijn vijfentwintigste werd hij artistiek leider van het Arts Theatre in Soho (Londen). Daar regisseerde hij de Engelse première van Wachten op Godot, naar eigen zeggen ‘dichtgemetseld met veel te veel pauzes en pingelmuziek van Bartòk’.

Tijdens een tournee met een Hamlet door jonge toneelspelers, ontmoette hij de bestuursvoorzitter van het Shakespeare Memorial Theatre in Stratford-upon-Avon, dat toendertijd alleen in het toeristenseizoen werd bespeeld. Hij legde een plan voor om een permanent ensemble te formeren, met een dependance in Londen. Om Shakespeare te confronteren met moderne klassieken. Dat is de Royal Shakespeare Company geworden, waarvan Peter Hall vanaf de oprichting in 1960 de eerste artistiek directeur werd.

Het was hard werken. Aan zijn project The Hollow Crown (1963), waarin Hall en zijn dramaturg John Barton de koningsdrama’s over de Rozenoorlogen samenbrachten in een ambitieuze marathon. Aan een moderne versie van Hamlet, met David Warner in de titelrol, in 1964. Shakespeare in trenchcoat voor de nieuwe generaties ontsloten. De voorstelling stond model voor talloze moderne versies van het stuk der stukken in heel Europa, ook voor de bekende ‘slobbertrui’-Hamlet in 1966 in Rotterdam.

Leeftijdgenoot Peter Brook, de avontuurlijke artistieke tweelingbroer van de in wezen traditionele Hall, sloot zich bij zijn RSC aan. Dat werd deels ook de redding: met de kale King Lear in de ‘lege ruimte’, een samenwerking met de Poolse toneelpionier Grotowski, het Vietnamproject US en Peter Weiss’ Marat/Sade-stuk. Peter Hall maakte ondertussen Harold Pinter tot een van zijn favoriete auteurs en regisseerde de wereldpremière van The Homecoming in 1965, een maatgevende voorstelling.

Tegen 1973 was Peter Hall toe aan een nieuwe uitdaging (hij sprak buiten het repetitielokaal graag in clichés). Die uitdaging werd het National Theatre, eerst in het statige pand van The Old Vic, daarna in de ernaast gelegen betonnen nieuwbouwkolos aan de zuidelijke Theemsoever – drie zalen boven op elkaar. Een ‘tempel van Britse toneeltraditie’, werd zijn geesteskind genoemd, maar ook ‘de hoerenkast van Engels toneelconservatisme’. Peter Hall heeft er vijftien jaar met harde hand geregeerd. Als een ‘volleerd dictator’ (Glenda Jackson) en als de ideale regisseur ‘in the way he trusted the music in our lines’ (Judy Dench).

Na 1984 legde Hall zich toe op een oude liefde, opera in het festival van het Zuid-Engelse Glyndebourne. En hij formeerde een commercieel ensemble om Shakespeare naar West End en Broadway te brengen. De aftrap was met Dustin Hoffman als Shylock in 1989.

Hall is eigenlijk nooit opgehouden met werken. In 2011 maakte de diagnose dementie een eind aan zijn loopbaan. Sir Peter Hall stierf op 11 september jongstleden aan longontsteking. Hij is 86 jaar geworden.

Dossiers

Theatermaker oktober 2017