In de voorstellingen van Joke Laureyns en Kwint Manshoven (‘kabinet k’) staan professionele dansers samen met kinderen op de scène. Hoe verhoudt het volgroeide en getrainde lichaam van de danser zich tot het ongetrainde lichaam in de groei? Hoe ontkomen ze in het werkproces aan de machtsverhouding tussen de twee? Moos van den Broek sprak met het duo over hun unieke werkwijze.

Ze werken niet alleen samen, ze leven ook samen. Al tweeëntwintig jaar vormen Joke Laureyns en Kwint Manshoven een hecht team. Laureyns (Gent, 1972) studeerde aanvankelijk filosofie en godsdienstwetenschappen. Ze wilde schrijver worden. Toen ze op haar eenentwintigste een voorstelling van Wim Vandekeybus zag, werd ze volledig van haar sokken geblazen. De wereld van de filosofie hangt aan elkaar van stellingen, maar ze zag door de bomen het bos niet meer. Dat er een wereld kon bestaan zonder taal opende nieuwe deuren. Kwint Manshoven (Hasselt, 1971) studeerde productieontwikkeling en design. Via de jeugdbeweging kwam hij in aanraking met kunst en cultuur. Tijdens een dansworkshop ontmoetten de twee elkaar en sindsdien zijn ze onafscheidelijk.

1000 Watt-prijs

‘We volgden een jaaropleiding. We waren naïef, maar leidden al heel snel zelf groepen. We hadden nooit de intentie om een dansgezelschap te worden, maar men bleef naar ons vragen’, vertelt Kwint Manshoven. Het Leuvense gezelschap fABULEUS pikte het duo op en ondersteunde hen bij het creëren van hun eerste voorstelling, Dromen hebben veters, waarmee ze in 2003 werden genomineerd voor de 1000 Watt-prijs. Daarna volgden nieuwe creaties, dikwijls in nauwe samenwerking met de Kopergietery. De beslissing om een structureel gezelschap te worden, stelden ze lang uit. Maar na vijftien jaar ontving het duo een tweejarige subsidie, gevolgd door een structurele subsidie vorig jaar. Recent creëerden ze hun eerste grotezaalproductie horses, een coproductie met HETPALEIS uit Antwerpen.

‘We gaan zeer intuïtief te werk. Begrippen als menselijkheid stuwen ons, net als dat wat we kunnen communiceren in een woordeloos universum’, vertelt Laureyns. ‘We vertrekken echt vanuit onszelf; het is onze ontmoeting en ons leven. Een voorstelling is het antwoord op onze vragen. We delen het niet met anderen en we praten ook niet veel onderling. Er is een vraag, een woord of een gevoel. Voor onze nieuwe voorstelling, invisible, zijn de woorden “mededogen” en “loutering” heel belangrijk. Wij weten alle twee wat we daarmee bedoelen en hoe ze zijn ontstaan. Wij hoeven die aan elkaar niet uit te leggen. Als we beginnen te werken met de cast, weten we wat de zeggingskracht moet worden van een voorstelling en ook wat de sfeer zal zijn.’

Manshoven: ‘Ik dans zelf mee en creëer op die manier van binnenuit. Joke heeft het oog van buiten.’

Laureyns, duidelijk de spreker van de twee: ‘We ontwikkelen het werk samen. Kwint zet improvisaties uit, daarmee zet hij de standaard en realiseert hij de concrete fysieke invulling. Hij richt zich ook op vormgeving en scenografie. Ik kijk, ben meer de dramaturg en heb inzicht in het proces. Ik houd me meer bezig met psychologie, de lagen en de inhoud. We zijn complementair en doordat we altijd samen zijn stopt het nooit. Maar we maken ieder onze vertaling van het uitgangspunt.’

Utopie

Het werk van kabinet k kent altijd een duidelijke en herkenbare atmosfeer. Het draagt een hang uit naar een andere tijd en een andere wereld.

Laureyns: ‘We zijn niet uit op vernieuwing. Er is een verlangen om de dingen anders te zien. Ik hoop dat het niet hippie-achtig overkomt, maar we zijn wel op zoek naar de creatie van een utopie. In de voorstelling rauw (2013) wordt de menselijke veerkracht uitgebeeld via het perspectief van de kinderen, dat zegt iets over kinderen en ons menselijk potentieel. Sommigen mensen noemen het pre-dramatisch. Ik zeg niet dat we daarin moeten blijven hangen, maar het is wel een deel van ons universum; het idealisme, het weemoedige en de kwetsbaarheid. Noem het la recherche du temps perdu.’

Manshoven: ‘Als we aan het werk zijn, dan zeggen wij heel vaak: doe maar gewoon! In Nederland verwijst die uitspraak naar een zekere nuchterheid maar bij ons gaat het om eenvoud. We willen geen theater spelen en we spreken niet met de cast over de inhoud van onze voorstellingen. Het materiaal komt voort uit heel concrete fysieke opdrachten. Het lichaam is vooral onderworpen aan de opdracht die wij op dat moment meegeven. Het is egoloos.’

Laureyns: ‘Het lichaam dat je ziet valt samen met de mens die je ziet. De persoon kan zich nergens achter verschuilen, maar laat zich wel zien in zijn kwetsbaarheid, vertwijfeling en kracht. Een lichaam is altijd verbonden met een ander lichaam. De dansers performen vanuit een staat van zijn. Niet zozeer in emotionele zin, want zij weten soms niet wat ze zijn.’

Manshoven: ‘Wij vragen om een concentratie. Daardoor zie je iemand die enorm gefocust is, die opgaat in een handeling.’

De confrontatie met het publiek wordt langzaam opgebouwd, maar is eigenlijk geen groot issue omdat tijdens de repetities geleidelijk steeds meer volwassenen toekijken, zoals een dramaturg, een productieleider en technici.

Manshoven: ‘We hebben eigenlijk relatief weinig try-outs. Tegen het moment van de première hebben de kinderen zich het materiaal toegeëigend. Ze zijn zo bezig met de opdracht dat het publiek er niet toe doet. We spelen in de klassieke opstelling, maar het materiaal richt zich niet expliciet op dat gegeven. Het publiek wordt in een wereld gezogen. We zoeken vooral naar zeggingskracht.’

Als het gaat om de natuurlijke en speelse manier waarop de kinderen op toneel staan, oogst kabinet k over de hele wereld veel waardering. Laureyns, scherp: ‘Maar niet iedereen snapt helaas hoeveel werk erachter zit.’

Overgave

Manshoven: ‘Welke kinderen meespelen in een voorstelling hangt af van de inhoud. We moeten voelen of zij met ons willen werken en wij met hen. Ze moeten een lang proces aankunnen. We werken meestal vijf maanden aan een voorstelling, die begint met auditieworkshops.’

Laureyns: ‘Overgave is belangrijk, net als het plezier om zich in een fysieke opdracht vast te willen bijten en het lijf te laten gloeien.’

Manshoven: ‘Maar voor elke voorstelling zoeken we andere kinderen. Voor rauw zochten we kinderen met een scherpe focus en een zekere impulsiviteit. Die voorstelling gaat over veerkracht en vroeg om een bewegingstaal die daadkracht en alertheid uitstraalt. In horses, waarin we veel met gewicht hebben gewerkt, zochten we meer naar een ronde kwaliteit, nieuwsgierigheid en openheid. Het gaat om de energie. Voor invisible zoeken we doorzichtige, transparante kinderen. Je vraagt je misschien af wat dat inhoudt, maar wij weten het van elkaar. Het gaat om afwezigheid. De voorstelling Unfold (2009) had ook zulke kinderen.’

‘Het is geen typecasting, het gaat om een attitude’, vult Laureyns aan.

Van machtsverhoudingen is geen sprake in het repetitielokaal.

Laureyns: ‘Je kunt de kinderen ook macht geven. We nemen ze au sérieux. We moedigen hen aan, maar zijn ook kritisch in wat we van hen willen. We hebben ook eisen.’

Manshoven: ‘We nemen veel tijd om basis-skills te trainen. De eerste twee maanden zijn wij niet bezig met de voorstelling.’

Laureyns: ‘Als we weten dat gewicht, zoals in horses, een belangrijke rol gaat spelen in de voorstelling, dan zijn we lang bezig met dat gegeven. Jacob Ingram-Dodd, een van de professionele dansers in de voorstelling, weegt tweeënnegentig kilo. In dat letterlijk massieve gewicht zit een uitdaging voor het kind én voor de volwassen danser. De kinderen gebruiken Jacob; zijn grootte, zijn gewicht en zijn kracht. Bijna als een spannend speeltuig. Wie heeft de macht en hoe gaan we daarmee om, het wordt allemaal inhoud. In rauw moesten de volwassenen de jongeren omduwen, bij horses werken we meer vanuit gelijkheid.’

Manshoven: ‘Een kind blijft kind op de scène, maar als we improviseren, dan creëren we gelijkwaardigheid. Het heeft alles met de training, techniek en zelfvertrouwen te maken. We werken met de kinderen net zoals met professionals.’

Laureyns: ‘We hebben een methode ontwikkeld en hebben door de jaren heen ervaring opgebouwd. In het proces van horses hebben we improvisaties gedaan waarin de kinderen vijfenveertig minuten volledig in trance waren. We werken niet op beleving in de zin van “inleving” of “fantasie”, maar op fysiek bewustzijn. Waar zit mijn gewicht? Waar mijn evenwicht? Alles speelt zich af in het hier en nu. De kinderen leren vrij snel hoe ze kunnen samenvallen met hun lichaam en durven dan te laten komen wat er komt. Het maakt niet uit hoe het eruitziet en ze hebben soms zelfs niet eens door dat we aan de voorstelling werken. Vaak vragen ze: wanneer gaan we aan de voorstelling beginnen, maar dan zijn we al klaar.’

Ademhaling

Laureyns: ‘Kinderen kunnen de verantwoordelijkheid niet dragen voor de inhoud van een voorstelling. We willen ook niet dat zij een persoonlijke invulling geven aan de voorstelling. Op het moment dat zij zouden beseffen wat wij willen projecteren naar het publiek, dan gaan zij dat proberen om te zetten. Alles draait om de fysieke invalshoek. We werken altijd met een opwarming, beoefenen releasetechnieken, werken met heupen en gewicht en trainen de ademhaling. Onze kinderen zijn professionelen. We zijn niet uit op aaibaarheid, daar ligt het verschil. Het is vooral de live gespeelde muziek die de ontroering aanboort in onze voorstellingen.’

Foto: Kurt van der Elst

Horses van kabinet k, o.a. 8-9 augustus, Theaterfestival Boulevard.

Dossiers

Theatermaker zomer 2017