Het waren gedenkwaardige woorden die de kluchtenkoning John Lanting uitsprak in 1996 in de chique ambiance van de Koninklijke Schouwburg te Den Haag. Jubileumhotel was de laatste voorstelling van zijn Theater van de Lach.

Lanting besloot zijn carrière als meester van de klucht te beëindigen. Hij liet het publiek weten, dat hem met een ovationeel applaus begroette: ‘Dit is het slot van Theater van de Lach, maar ik beloof niet dat ik nooit meer in het theater te zien zal zijn. Misschien kom ik terug als Hamlet… of als de zoon van Hamlet.’

De verwijzing naar het klassieke repertoire is tekenend voor Lanting, die in zijn woonplaats Breda op 16 augustus van dit jaar op 88-jarige leeftijd overleed. Hij werd op 30 maart 1930 in Overveen geboren. Na zijn HBS-tijd trok hij enige tijd door Europa, om onder meer te werken in een hotel in Saint-Tropez en als inspeciënt van het Spaanse danspaar Susanna y José. Op zijn 23ste bezocht hij de Toneelschool in Amsterdam, waar hij in 1956 zijn diploma behaalde. In dat jaar debuteerde hij bij het Rotterdams Toneel, later het Nieuw Rotterdams Toneel. Hij bleef tot 1964 aan dit gezelschap verbonden en speelde in tal van ‘serieuze’ stukken. In die tijd verwierf hij grote bekendheid, zowel nationaal als internationaal, met zijn solo De aap, een verslag voor een academie. In 1971 begon hij zijn eigen gezelschap, Theater van de Lach. Hiermee maakte hij tot 1996 elk jaar een voorstelling, die vanaf 1973 ook op televisie werden uitgezonden.

Aanvankelijk wilde Lanting clown worden, zoals hij schrijft in zijn boek En clown zóu ik worden (2010). Hij noemt de rol van een clown altijd ‘logisch, tot in het absurde’. Een clown is Lanting niet zozeer geworden, wel legde hij zich toe op het vervolmaken van de klucht. Met titels als Nee schat, nu niet, Een trouwring mag niet knellen, Een kus van een Rus, Kom van het dak af, Geen gedonder in het vooronder en In de kast op de kast bereikte hij een miljoenenpubliek; zelf speelde hij in meer dan tienduizend voorstellingen.

De hardnekkige logica van het absurde: ook dat is een mooie omschrijving van Lantings theatervisie. In zijn kluchten, veelal geïnspireerd door de Britse acteur en kluchtenschrijver Ray Cooney, draait het om pikante dubbelzinnigheden, lichtzinnige erotiek, overspel en persoonswisseling. Volgens Lanting moest het altijd tongue in cheeck zijn, dat was de gouden regel. Een acteur in de klucht moet niet uit zijn op de lach, want dat bepaalt het publiek zelf. De acteur moet uit zijn op het spelmoment, bijvoorbeeld dat hij een opgewonden, schaars geklede buurvrouw in kast verbergt of onder het tafelkleed toedekt.

Een van de kenmerken van de klucht is dat de speler tijdens de uitvoering allerlei gekke dingen verzint. Juist dat kan gevaarlijk zijn, want het verstoort de snelheid en trefzekerheid. In de visie van Lanting moeten spontane invallen altijd in balans blijven met de inhoud. Ofwel, zoals hij het formuleerde: ‘Je moet niet op de lach leunen.’ Discipline is noodzakelijk.

Het Hamlet-voorbeeld is niet voor niets. Ik begreep voor het eerst een voorstelling van Theater van de Lach, het was Een kus van een Rus, beter nadat ik een uitleg had gelezen van de meester zelf, zoals hij die eens hield in een rede in de Koninklijke Schouwburg: ‘Je repeteert een klucht als drama. Je interpreteert de grappen als dramatische gebeurtenissen. Pas in de voorstellingen krijgen die gebeurtenissen toon en tempo die het publiek verlangt. En dan ga je beseffen dat het echt komisch is.’

Lanting zei in zijn beginjaren als professioneel acteur veel geleerd te hebben van de Russische regisseur Peter Sjaroff (1886-1969) die in de jaren vijftig en zestig veelvuldig in Nederland werkte. Hij droeg de acteurs op lange tijd teksten te repeteren, zittend aan tafel, en pas in een laat stadium de vloer op te gaan. Op deze manier moesten expressie en gebaren vanzelfsprekend uit de tekst voortkomen. De klucht is als een poppenkast voor grote mensen, is weleens de definitie geweest. Je kunt denken aan het werk van de Franse blijspelschrijver Georges Feydeau (1862-1921) waarin kleine misverstanden, vaak met sensuele ondertoon, een raderwerk van nog grotere misverstanden op gang brengen, waarna de hilarische absurditeit niet meer is tegen te houden.

Discipline bleef een van zijn grote krachten. Hij maakte video’s van zijn uitvoeringen die hij naderhand analyseerde. De kwestie van een goede grap is secondenwerk, aldus Lanting. Het mooie van zijn voorstellingen is altijd de verlegen, wat timide toon die hij voor zichzelf reserveerde in een entourage van bluffende mannen en uitdagende vrouwen. Hij is de man die niet goed weet wat hij met de situatie aan moet.

En dan zijn er de deuren, altijd de deuren in de klucht van Lanting. Soms staan er in het decor vier of vijf op een rij, ze zwiepen open en dicht. Feydeau deed het ook al: kastdeuren, deuren naar een gang, trappenhuis, hotelkamerdeuren naar de belendende kamer. Wat betekenen die deuren? Meer dan kluchtige aanjagers alleen. Een kluchtdeur is vooral óók identiteit. Iemand komt door de ene deur naar binnen en gaat door de andere naar buiten. In de speeltijd tussen die beide deuren kan hij veranderen van keurig getrouwde man tot minnaar, van huisvrouw tot spannende minnares. Achter die deuren speelt zich een wereld af die vooral in de verbeelding van de toeschouwers bestaat. Daarom lachen wij. Iedereen kent de geheime wereld achter een kluchtdeur.

Dossiers

Theaterjaarboek 2017/2018