In de afgelopen zes jaar, sinds wij de theatersector als afgestudeerden betraden, hebben we een rollercoaster aan beleidsveranderingen meegemaakt. Van coronaregels en gesloten theaters tot een extreemrechts kabinet: onze toekomst en carrières in deze ‘niet-essentiële sector’ bleken niet vanzelfsprekend. Wat te doen?

Gelukkig is onze sector mondig en veerkrachtig, wisten we. Toch valt ons op dat onder collega’s een bepaalde neerslachtigheid heerst over onze invloed op de politiek. We lijken ons overgeleverd te voelen aan de besparingszin van regerings- leiders die zich niet om het lot van kunstenaars bekommeren.

We besloten in gesprek te gaan met twee belangenbehartigers van onze sector om te achterhalen wat wij als sector doen, of nog meer kunnen doen, om onze positie te verduurzamen.

Hoezo ‘zwak’?

Wanneer we in de opening van het gesprek opperen dat we ons soms een ‘zwakke sector’ voelen, onder- breekt Astrid Weij (directeur van Kunsten ’92) ons meteen: ‘Ik ga niet mee in dat frame van ‘zijn we wel sterk genoeg?’ Ja, we zijn sterk genoeg. Wij hebben met verschillende partijen de btw-verhoging van tafel geveegd. Dat was voor dit kabinet het eerste grote issue na asiel. Hoezo, ‘zwak’? Wij zetten jaarlijks 26,4 miljard euro om in de culturele en creatieve sector. Ik snap niet waar dat idee vandaan komt.’

Roel Funcken (beleidsmedewerker belangenbehartiging bij de NAPK, Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten) beaamt dat ook hij dit frame onzinnig vindt, maar her- kent het sentiment wel. ‘Wanneer er dreiging in onze sector heerst, reageert die wel eens geschrokken: ‘Help, de sector staat in brand! Hallo? Waarom gebeurt er niets?’ Dan zijn wij er vaak allang mee bezig op de achtergrond.Voordat wij iets communiceren, moeten we eerst zorgen dat alle organisaties goed op elkaar zijn afgestemd. Die zorgvuldigheid kost tijd.’

Volgens Funcken en Weij heeft onze sector dus wel degelijk invloed. Maar waar is dat sentiment dan op gebaseerd? En hoe oefenen we die invloed dan uit?

Wie voert de lobby voor onze sector?

Ten eerste proberen we samen met Funcken en Weij overzicht te creëren van alle organisaties die onze belangen en die van de podiumkunsten behartigen. Die werken op grofweg vier niveaus: dat van de hele culturele en creatieve sector; de podiumkunsten- sector; via vakbonden, branche- en beroepsorganisaties; en op individueel niveau. De organisaties doen hun werk op de drie bestuurlijke gebieden: landelijk, provinciaal, gemeentelijk. De overkoepelende belangenbehartiger van makers en organisaties in de kunst-, cultuur-, erfgoed- en creatieve sector is Kunsten ’92. Voor alles wat specifieker op de podiumkunstensector gericht is, is er de Podiumkunsten Alliantie. Die bestaat uit de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), Vereniging Vrije Theater Producenten (VVTP), De Verenigde Podiumkunstenfestivals, Vereniging van Nederlandse Orkesten (VvNO), Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals (VNPF) en de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK). Die laatste partij, de NAPK waar Funcken werkt, behartigt de belangen van de gesubsidieerde podiumkunst- producerende gezelschappen.

Deze belangenorganisaties staan in contact met vakbonden en beroeps- en brancheverenigingen die zich richten op specifieke doelgroepen binnen die sectoren. Van de Kunstenbond en De Creatieve Coalitie voor alle kunstenaars, via specifieke belangengroepen voor bijvoorbeeld acteurs (ACT), orkestdirigenten, agenten, tot grassroots verenigingen zoals Platform Aanvang! en Ensemble Nieuwe Theaterwerkers. Die laatste twee richten zich op het verbinden van theaterwerkers en op het vergaren van kennis, waardoor ze een belangrijke kennisbron vormen voor andere belangenbehartigers.

Daarnaast kunnen gezelschappen, festivals en kunstwerkers ook voor hun individuele eigen belangen lobbyen. Dit zagen we bijvoorbeeld na de bekendmaking van de verdeling van de vierjarige cultuursubsidies in de zomer van 2024 waarbij 44 gezelschappen ondanks een positieve beoordeling geen subsidie kregen toegekend. Na die uitslagen voerden die gezelschappen – zowel individueel als collectief – een brede politiek lobby, gesteund door de NAPK, door gesprekken te voeren met kamerleden, gemeenteraadsleden, wethouders en gedeputeerden, door inspreekmomenten bij de gemeente te benutten en door cultuurdebatten bij te wonen.

Al deze organisaties houden enerzijds contact met elkaar om informatie uit te wisselen over lopende zaken, met Kunsten ’92 als spin in het web. Dat doen ze tijdens regelmatige formele vergaderingen en tijdens informele koffie-afspraken. Anderzijds houden ze contact met overheden. Zo vertelt Weij dat ze elke maand met een collega van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en met een collega van het IPO (Interprovinciaal Overleg) spreekt. ‘Je bent permanent aan het polsen. Wat speelt waar wanneer? Wie zijn de schakels in je netwerk die informatie hebben?’

Belangen behartigen vs lobbyen

Volgens Weij is dat contact-houden het meest cruciale en ondergewaardeerde gedeelte van haar werk. Ze benadrukt in haar werkzaamheden dan ook het onderscheid tussen belangenbehartiging en lobby. ‘Belangenbehartiging betekent dat je jezelf op de agenda zet. Door al in een vroeg stadium ideeën en wensen te delen, kan je constructief aan de slag om te kijken: oké, hoe gaan we dat regelen? Hoe langer en hoe eerder je met elkaar aan tafel kunt zitten, hoe kleiner de kans dat er later urgentie ontstaat. Daarom zeg ik: lobby is eigenlijk het sluitstuk van belangenbehartiging, bij voorkeur zouden we die niet nodig hebben.’

Het behartigen van belangen bestaat uit het opbouwen van persoonlijke relaties met besluitvormers, nog vóórdat een probleem zich voordoet. Funcken: ‘Wanneer je belt met een vraag, dan wil je dat ze opnemen.’ Dat doe je volgens Funcken door een band met hen op te bouwen. ‘Je complimenteert iemand bijvoorbeeld ermee dat een motie is aangenomen of dat ze iets op de politieke agenda hebben gezet. Dan kan ik aanbieden om wat experts te regelen, zodat we dan samen verder in gesprek kunnen gaan.’ ‘Je moet niet alleen komen halen, maar ook laten weten dat je wat komt brengen’, beaamt Weij. Een voorbeeld van lobby daarentegen is volgens Weij en Funcken wat er bijvoorbeeld gebeurde toen de btw-verhoging op de politieke agenda kwam. Weij: ‘Dan word je geconfronteerd met iets wat een voldongen feit lijkt en moet je kijken: wat kunnen we nu doen om dat van tafel te krijgen? Dat is een veel hardere lobby die je moet voeren: dat gaat niet meer over inspireren, maar over direct overtuigen.’

Campagnestrategie: verenigen, niet schreeuwen

Voor de lobbycampagne tegen de btw-verhoging besloten de brancheverenigingen van de cultuursector een verbond te sluiten met vijf andere getroffen sectoren (sport, boeken, media, logies en evenementen). Dit ‘monsterverbond’ – zoals de Volkskrant de lobbygroep noemde – koos voor een campagnestrategie die expliciet de media opzocht, door bijvoorbeeld bekende Nederlanders te laten spreken bij televisieprogramma’s. ‘We hadden er ook voor kunnen kiezen om zo veel mogelijk mensen op het Malieveld te krijgen’, vertelt Weij, ‘maar dat kost veel tijd, veel energie, en is niet altijd effectief.’ Ook Funcken geeft aan dat demonstraties volgens hem niet altijd een goed idee zijn: ‘Het gevaar is dat we een self-fulfilling prophecy worden: ‘Zie je wel, daar heb je de cultuursector weer, als ze het heet krijgen onder de voeten, dan gaan ze schreeuwen’. In het verleden hebben we wel grote protesten gehad vanuit de cultuursector, maar met de kennis van nu, denk ik dat dat niet altijd de beste strategie was.’ ‘Met de beperkte middelen die we had- den, dachten we: we hebben veel beeld- materiaal, daarmee kunnen we online en in de media’, zegt Weij. De campagne verspreidde video’s, onder meer een video waarin de leiders van alle coalitie-partijen vertelden dat de btw-verhoging ‘niet hun favoriete maatregel’ was. ‘Daarmee konden we laten zien dat er dus geen gedachte achter die maatregel zat. Dat geeft ons een goed narratief. Dat is een groot onderdeel van goede lobby: een goed verhaal hebben.’

Volgens Funcken was de coalitie die de verschillende sectoren aangingen de sleutel tot het succes van deze campagne. ‘Je ziet: met één stem spreken, dat is een kracht, dat moeten we echt vaker doen. Natuurlijk mag iedereen dan nog doen wat die wil. De boekensector heeft bijvoorbeeld wel sit-ins georganiseerd. Maar dan is het belangrijk dat we samen kijken: hoe kunnen we elkaar steunen? Zodat de collectieve strategie optimaal wordt. Dat stukje solidariteit is belangrijk.’

Hinderlijke desinteresse of vrije ruimte?

De lobby tegen de btw-verhoging was een succes, maar de belangenbehartiging had dus gefaald. Waarom lukt die belangenbehartiging richting de politiek soms niet, en wat zijn de uitdagingen in het opbouwen van een persoonlijke band? Funcken: ‘Er is een lange rij voor je wanneer je contact wilt met Kamerleden. Toen vorig jaar de nieuwe Kamer geïnstalleerd werd, duurde het bijna een jaar om überhaupt goed contact te krijgen met alle partijen – ook doordat de formatie zo lang duurde. Nu hebben we wel contact, maar het lastige aan ons werk is dat wanneer je dan eindelijk een relatie hebt opgebouwd, de boel weer shuffelt. Daarom zijn we veel bezig om niet alleen de ministers en kamerleden te informeren, maar juist ook degenen die in dienst blijven wanneer de dossiers worden overgedragen. Een minister zit in principe maar voor vier jaar, de ambtenaren blijven veel langer.’

Maar toont de politiek dan wel genoeg interesse in ons?

Funcken: ‘Feitelijk kun je wel zien dat er in de afgelopen twee jaar geen voorjaarsdebat is geweest voor cultuur, dus er is daadwerkelijk minder gesproken over kunst en cultuur in de Tweede Kamer. Ik vind dat enerzijds een slechte zaak, omdat de sector het vanwege zijn omvang verdient om goed ingebed te zitten in beleid. Tegelijkertijd speelt dat misschien ook wel eens in ons voordeel. Tijdens de afgelopen onstuimige formatie van partijen die kunst en cultuur misschien niet zo positief gezind zijn, kan je je inbeelden dat het soms beter is om op de achtergrond te blijven en de storm af te wachten.’

Weij: ‘Bovendien is het zaak om te kijken naar welke overheden wél geïnteresseerd zijn. We hebben het nu over het rijksbeleid. Maar het meeste geld voor kunst en cultuur komt van de gemeenten. Het kabinet zegt zelf dat ze de mede-overheden belangrijk vinden. Dat is een kanteling die ik ook graag wil maken. Gemeenten doen veel voor ons en vinden onze sector – terecht – belangrijk.’

Hou het klein, begin lokaal

Op gemeentelijk niveau kunnen individuele gezelschappen volgens Weij veel meer invloed hebben, maar Funcken ziet dat het niet vanzelfsprekend is dat gezelschappen hun lokale belangenbehartiging op orde hebben: ‘Als gezelschap ben je natuurlijk geen beroepslobbyist. Toch moet je wel kunnen lobbyen om een duurzaam gezelschap op te bouwen. Je moet weten wie raadsleden, ambtenaren en wethouders zijn. Kijk dus binnen je gezelschap of in je bestuur wie het leuk vindt om die relaties op te bouwen. Maar wees ook realistisch: begin bij de lokale politiek en kijk in je stad of provincie hoe je je met collega’s kunt verenigen. Begin daar vooral mee in goede tijden, zodat je je meerwaarde dan kunt laten zien en die niet pas hoeft uit te leggen wanneer je iets van hen nodig hebt.’

Weij: ‘Daarnaast vinden wij het natuurlijk ook belangrijk dat iedereen lid wordt van een branchevereniging. Daarmee geef je ons vanuit je organisatie de middelen om jouw belangen
te behartigen. Maar tegelijkertijd is dat ook pas stap één, want naast middelen, hebben we ook de input nodig van die leden. Dus kom naar een algemene ledenvergadering, of een rondetafelgesprek. Die zijn essentieel om richting aan ons werk te geven. Kom bij ons aan de poort rammelen.’

De zachte krachten

Funcken: ‘Ik wil ook nog een oproep doen: doe niet te snel aannames over welke partijen je wel en niet gaan steunen. We mogen onszelf niet polariserend opstellen, maar moeten er met een soort zachtheid naar kijken. Ik kwam bijvoorbeeld op een avond, na een voorstelling, een raadslid van een rechtse partij tegen. We raakten aan de praat en zij vertelde mij dat ze op het conservatorium heeft gezeten. Ze zei: ‘Het is misschien een beetje gek, ik hou enorm van kunst en cultuur, maar ik krijg het niet verkocht aan mijn achterban. Ik kan hun gewoon niet zeggen dat er 10 miljoen extra bij moet voor kunst en cultuur.’ Waarop ik antwoordde: ‘Goed, dan wil ik graag met jou praten over wat we wél met elkaar kunnen.’ Op het eerste gezicht lijkt het misschien alsof bijvoorbeeld de PVV niets met kunst en cultuur heeft, of dat die onze sector gaan afbreken. Maar het gaat er juist om die mensen leren kennen die wel een connectie voelen en zo op een zachte manier draagvlak creëren. Dat vraagt om geduld en een open vizier.’

Weij: ‘Cultuur zit echt overal. Dus we moeten kijken hoe we het moedige midden kunnen zijn, en die de kloof wat kleiner maken. Laten wij als sector zelfverzekerd zijn. We zijn van maatschappelijk, intrinsiek en economisch belang. Ik noemde niet voor niets dat de toegevoegde waarde van onze sector aan het bruto binnenlands product 26,4 miljard euro is. Dat verhaal moeten we, samen met de intrinsieke en maatschappelijke waarde, consistent blijven herhalen, zo zorg je dat die boodschap landt.’

Beeld Herman van Bostelen

Om zelf aan de slag te gaan met belangenbehartiging en lobby, heeft de Creatieve Coalitie een lobbykit opgesteld. Met een gratis account bij de Creatieve Coalitie krijg je toegang tot de online Community, waar je informatie en een stappenplan kunt vinden om jouw gemeentelijke lobby tot een succes te maken.

Decreatievecoalitie.nl

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2025