De theatergeschiedenis kent veel meer mensen van kleur dan vaak gedacht wordt. TM en The Need for Legacy presenteren in dit themanummer de eerste acht portretten van een nieuwe serie over voorlopers en sleutelfiguren.De performer Indra Kamadjojo – in 1906 geboren als Leo Broekveldt in Banjoemas op Java – raakte na zijn dood in 1992 snel vergeten. Hoewel zijn zeer veelzijdige carrière langer dan vijftig jaar omspande, in het culturele hart van de twintigste eeuw, leek zijn legacy dus toch buiten het blikveld te liggen van veel theaterhistorici. Hoe kan dat?

Indra was op zijn dertiende uit Nederlands-Indië weggegaan met zijn welgestelde ouders: zijn Hollandse vader had een vooraanstaande positie als bestuursambtenaar en zijn moeder kwam uit de Indische beau monde. Indra -‘Leetje’- was een opvallend mooie jongeman. Hij ging in Leiden rechten studeren en hing in Scheveningen de dandy uit, maar raakte in een moderne dansschool verslingerd aan de dans. Als kleine jongen had hij al les gehad in klassieke Javaanse hofdans. Na aanmoediging van de beroemde Russische balletdanser Igor Schwezoff kapte Indra met studeren en stortte hij zich op ballettraining. Ondanks zijn talent, ijver en het gebrek aan mannelijke balletdansers liet Schwezoff, zijn mentor, hem nooit optreden – vanwege zijn donkere kleur. Die zou de aandacht immers afleiden.

In 1935 begon hij daarom met zijn fotogenieke partner Tine Dekker aan een variété- en cabaretloopbaan – met veel succes, ondanks de crisisjaren. Indra was ook toneelacteur, hij zong, maakte muziek en was fotomodel. Het dansende duo werd in het buitenland geëngageerd: hun Mexicaanse, Spaanse, Russische en Javaanse (Indra) dansen waren gewild in Europa. Al in die vroege jaren toonde Indra betrokkenheid bij de povere arbeidsomstandigheden van zijn mede-podiumkunstenaars, onder wie ook circusartiesten. Daarom sloot hij zich in 1940 aan bij de Dansliga, een heimelijk door de NSB gerunde club die danskunstenaars organiseerde volgens het Kultuurkamermodel. Indra’s misstap heeft zes maanden geduurd.

In 1943 begonnen Indra en Tine aan een danstournee in België en daar, in Brussel, maakte Indra een omwenteling door: van cabaretartiest transformeerde hij tot serieus Javaans en Balinees danser. Voortaan zou ‘Indra’ niet alleen meer Leo’s toneelnaam zijn maar zijn echte naam en liet hij zich ook buiten het toneel zo aanspreken. Dat kwam zo: regelmatig werd hij met zijn ‘Oosterse’ dans uitgelachen door het publiek, dat immers voor amusement was gekomen. Dat gebeurde in Brussel, waarna een klein oproer ontstond. De in het theater aanwezige Brusselse cultuurminnaars – ervan uitgaande dat de tengere Indra authentieke Balinees was – schaamden zich, nodigden hem uit in hun salons en brachten hem in contact met een bekende, progressieve hoogleraar in de antropologie. Deze laatste suggereerde Indra om diens dans tot een hoogstaand ‘etnologisch’ gebeuren om te vormen, compleet met toelichting en gamelanbegeleiding (van een grammofoonplaat). Indra bekeerde zich tot de Ethnic Dance. Deze ingreep leidde tot een ware danstriomftocht voor Indra, die hem een paar maanden later tot een glorieus optreden in het Concertgebouw bracht – dezelfde dag dat zijn zoon geboren werd. Inmiddels had hij een Joodse onderduiker in zijn tweekamerwoning nabij het Leidseplein ondergebracht.

Direct na de oorlog begon Indra met zijn ‘Indonesische’ dansen stilzwijgend steun te verlenen aan de Indonesische vrijheidsstrijd. Sinds zijn studententijd was hij bevriend met revolutionaire Javaanse studenten. Hij maakte tournees door Scandinavië en Oost-Europa om met zijn dansen propaganda te maken, want ‘de Javaanse hofdans laat zien dat Indonesië een hoogstaande cultuur heeft en dat Indonesiërs geen koelies zijn’. Hij vroeg en kreeg in die tijd ook een Indonesisch paspoort (hoewel hij pas in 1975 Indonesië zou bezoeken). In die tijd begon hij ook met zijn populaire zondagmiddagvoorstellingen in het Tropenmuseum, die hij tientallen jaren heeft volgehouden.

In de jaren vijftig ontpopte Indra zich als pleitbeslechter, mentor, examinator en veelgevraagd overheidsadviseur (ook in de nieuw ingestelde Raad voor Cultuur) voor de jonge Nederlandse balletdanscultuur. Indra ontwikkelde zich als verteller en als choreograaf. Hij gaf jarenlang les aan diverse dansopleidingen. Tevens begon hij (al in 1951) aan een nieuwe carrière als televisie-artiest. Zo werd hij in 1957 beroemd met zijn baanbrekende kinderserie Kantjil het Dwerghertje. Vanaf de jaren zestig trad Indra veel op voor kinderen, maar hij legde de nadruk op zijn televisiecarrière: als er een ‘Oosterling’ nodig was in een serie of tv-film was Indra de aangewezen figuur. Zo speelde hij de dronken regent in de tv-bewerking van De Stille Kracht (1974). Later was hij te gast in Wieteke van Dorts De late late Lien Show (1979/80). Zijn laatste verschijning op televisie was op zijn drieëntachtigste, in een tv-commercial voor De Gouden Gids.

Indra Kamadjojo, Leo Broekveldt, was in de eerste plaats een non-conformist. Hij sloot zich nooit aan bij stromingen en ging, bescheiden en zachtzinnig, altijd zijn eigen weg. ‘Een levenskunstenaar met veel humor’, noemde Carmiggelt hem. Indra verbond als geen ander werelden: de koloniale wereld met de Nederlandse, de negentiende-eeuwse danswereld met modernere vormen, het Concertgebouw met het circus en ‘Indië’ met Indonesië. Hij was een ideale trait-d’union – in een wereld waarin alleen Hollandse helden de theatergeschiedenisboeken halen.

Lizzy van Leeuwen schreef vorig jaar het boek Indra: een wajangleven over Indra Kamadjojo/Leo Broekveldt. Atlas Contact, 416 pagina’s, €29,99

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2021