Wanneer je elkaar – door generaties heen – steeds weer vindt in een bepaalde visie op theater, waarin bestaat die herkenning dan precies? Wie het werk van ’t Barre Land, de Theatertroep, en ook Dood Paard, bekijkt, ziet parallellen – ook met het ‘oer-collectief’ van Jan Joris Lamers. Hetzelfde geldt voor Vlaamse geestverwanten als STAN, Cie de Koe en de Roovers. In het kader van het boek De Collectieven vertellen zij wat voor hen de impact van Maatschappij Discordia is geweest en meestal nog is. En dan valt al snel het woord familie weer.

In ieder geval bij de Theatertroep. In theatercafé de Richel zitten drie Troepers aan een ronde tafel: Rosa Asbreuk, Patrick Duijtshoff en Kyrian Esser, de helft van het collectief. En ja, die tafel, en trouwens de stoelen ook, zijn van Jan Joris geleend. Daarboven hangen doeken, ter verbetering van de akoestiek; een constructie van Jan Joris en Barre Lander Vincent van den Berg. 

Maar dat terzijde. Of misschien ook niet, want dit soort dingen tekent de discordiaanse generositeit en gastvrijheid waarnaar het trio met regelmaat verwijst en dat voor de groep een belangrijk element is. Een bijna symbolisch gebaar in dezen is de sleutel die ze al heel snel kregen: altijd welkom om te grasduinen in het onderkomen van Maatschappij Discordia aan het Singel. De jongste loot aan de stam, Erasmus Mackenna, heeft er ook meteen al eentje. Mackenna (1999) is formeel via de Nieuwe Makersregeling verbonden met Discordia, maar binnen de ‘familie’ was ie al langer een bekende.

De Theatertroep ontstond op de Jeugdtheaterschool als een collectief van twaalf 16-jarige spelers met uiteenlopende achtergrond. Op school groeide de liefde voor voorstellingen van Discordia, maar de eerste persoonlijke link was met ’t Barre Land, toen ze Van den Berg en Czeslaw de Wijs vroegen samen met hen een voorstelling te maken. Duijtshoff: ‘Dat werd een mix van Molière en Rabelais: Je trébuche’. Esser: ‘De oervoorstelling van de Theatertroep.’

Ze omarmden de openheid op de vloer, het ‘jezelf zijn tussen aanhalingstekens’, de manier van denken over vormgeving, en ze keken bij de Veere af hoe je verschillende theatrale ingrediënten in één avond kunt brengen. Asbreuk: ‘Als groep van tien à twaalf mensen met heel veel voorkeuren, konden we dat in zo’n lijsten-avond allemaal verenigen zonder dat je verantwoording hoefde af te leggen waarom er een gedicht van Majakovski na een sketch van Koot en Bie kwam. Dat was gewoon zo en daar hoefde je verder niks aan toe te voegen. Dat heeft ons wel echt gevormd.’

Ruim 10 jaar later bestaat de Troep uit zes kernspelers, en is hun core business vaudeville; een iets andere tak van theater waarmee ze hun heel eigen signatuur hebben gecreëerd.

‘Mat (Matthias, de Koning, alle namen worden in verkorte vorm gebruikt) heeft ook wel vaudeville gemaakt. Hij heeft ons geleerd dat alles niet per se 100 procent dramaturgisch verantwoord hoeft te zijn, dat je niet bij voorbaat de ‘waarom’-vraag hoeft te beantwoorden, dat komt soms pas halverwege de tournee’, aldus Duijtshoff.
Asbreuk: ‘Bij die intuïtieve manier van maken en spelen hoort een dito manier van kijken: je mag eigenlijk kiezen wat je wilt. Toegestaan is wat bevalt, je bent heel erg geëmancipeerd als toeschouwer.’

Zowel met Jo (Jan Joris Lamers) als met Annie (Annette Kouwenhoven) werken ze aan teksten, zoals aan Opgediept van Judith Herzberg, speciaal voor de Troep geschreven. Elkaar aanvullend vertellen ze geestdriftig over dat proces, waarin Jan Joris hen iedere dag meenam naar een andere plek in ‘zijn’ Amsterdam om regel voor regel dat stuk te bestuderen. ‘We wisten nooit hoelang het ging duren dus je moest gewoon je hele dag vrijhouden. Niet altijd natuurlijk, maar soms ben je effectiever als je de tijd een beetje loslaat.’ 

Het voorbeeld raakt aan die bijzondere, moeilijk te definiëren manier van in het leven staan, van in de kunst staan. ‘Het koken samen, het bestaan dat je deelt naast de vloer: dat hebben zij ons bijgebracht. Dat dat minstens even belangrijk is als dat wat je toneel staat te doen en dat is echt een kwaliteit die bijna nergens in het veld op die manier te vinden is. En dat kan je ook bijna niet uitleggen. Het is een soort mentaliteit, het is een soort openheid. Iedereen mag mee-eten, iedereen is welkom. Ja, dat familiegevoel.’

De compositie in het hier en nu

Sara De Bosschere en Luc Nuyens stonden als heel prille spelers bij Discordia in Die Räuber van Schiller en niet veel later was het gezelschap geboren: de Roovers. Zo is het gekomen, met die naam, vertelt De Bosschere. De relatie met de Discordianen zou aanvankelijk, zo midden jaren negentig, inniger worden; iets minder trouwens waar het Sofie Sente en Robby Cleiren betrof, de twee andere Roovers. Maar Nuyens en zeker De Bosschere zouden veelvuldig meespelen met Jo en Annie. De Bosschere trok zelfs een tijdje bij ze in aan de Vondelstraat en heeft nu, thuis in Antwerpen, ergens nog een kastje van het stel staan. 

Op een terrasje achter de Bourla memoreert ze hoe de vonk oversloeg. Op het Antwerps Conservatorium, waar Dora van der Groen groots leerde acteren in opperste concentratie, ‘stond iedere opkomst gelijk aan een emotionele kosmische geboorte van het woord waarbij de sterren uit de hemel vielen.’ Enter Jan Joris Lamers als docent. ‘Ik dacht: oké, dit is het.’

‘De compositie in het hier en nu, daarin is Discordia uniek. Je moet de controle willen en durven loslaten en echt houden van de intellectuele, dramaturgische benadering van het materiaal. Elke avond is anders in het musiceren, in in het moment zijn, in de aanwezigheid van de ander, het in de gaten houden van die ander – er is geen enkel gezelschap dat op die wijze voorstellingen ontwikkelt. Het ervan uitgaan dat een voorstelling zich enkel kan ontwikkelen als er publiek bij is, dat is nergens zo extreem als bij Discordia.’

‘Discordia heeft daarbij een enorm verbindende functie. In de Felix Meritis-tijd stond de deur daar wijd open. Alle jonge collectieven kwam je er tegen, je kon altijd meedoen. Gerardjan heb ik zo leren kennen, en via de Republiek ook weer andere kringen: Judith Herzberg, Louis Andriessen, K. Michel.’

‘En wie al ooit heeft meegespeeld met de Veere, die heeft daar ook een band mee. Dat schept een prettig soort medeplichtigheid.’ 

Die vergaande betrokkenheid bij Amsterdam vormde geen bedreiging voor de Roovers; ook de andere leden gingen soms huns weegs om daarna terug te keren naar de kern. Een uitspraak van Jan Joris: het goede aan een eigen groep is dat je je ontwikkeling zelf in de hand houdt. De Bosschere: ‘Bij ons Roovers stond dat voor de geëmancipeerde toneelspeler die zijn eigen repertoire bepaalt, die niet-stereotiep cast, die de ontwikkeling in het vak volgt: je moet veel lezen om je stukken te kiezen, je gaat naar andere voorstellingen kijken, je neemt veel beslissingen met je andere spelers zonder hiërarchie – dat is best discordiaans, ja.’

Inmiddels acteert De Bosschere op vele plekken, maar altijd neemt ze die basishouding mee: ‘Je speelt de gedachte. Soit’, verklaarde ze haar spel tegenover Milo Rau in wiens succesvolle voorstellingen ze stond. ‘Die voorstellingen reizen de wereld over. En toch vind ik het even vervullend om bij Discordia Liebe Jelink (2019) te spelen in de kleine zaal van Frascati. Er zit iets in de focus – in de concentratie, die zó over kunstenaarschap gaat, en over de benadering van het vak – die essentieel is voor mij. Die ingaat tegen de waan van de dag. Terug naar de essentie, ontdaan van verkooptactiek of sterrenlogica. Dat is voor mij toch de basis, voor hoe ik in dat vak kan blijven bestaan.’

Plastic

Boven in de Bourlaschouwburg zelf repeteert op diezelfde maartse middag Kuno Bakker aan de voorstelling Looking for Habibi. Bakker en Manja Topper, de twee kernleden van Dood Paard, zoeken ook geregeld andere partners om mee te spelen.

Zoals andere collega’s volkomen konden opgaan in het discordiaans universum, was dat bij Dood Paard (dat bij oprichting ook nog uit tekstschrijver/speler Oscar van Woensel bestond) minder het geval, zegt Bakker nu. ‘Collectieven als Nieuw West en Kas & de Wolf vonden we ook belangrijk. STAN, later. Verschillende stijlen, maar met als grote gemene deler: transparantie, spelen in het hier-en-nu.’ 

‘Wat ik wel echt van Discordia geleerd heb: dat je nooit één op één speelt. Dat is discordiaans – als speler ben je altijd bezig met wat je wilt zeggen met die tekst. In plaats van dat je die op anekdotisch niveau speelt. Mat zegt dan: je moet alles omdraaien – en dat klopt op een bepaalde manier wel. Als er staat: ‘Ik ben boos’, dan kun je dat ook als liefdesverklaring zien. Het is veel interessanter om niet per se die tekst zo goed mogelijk te vertegenwoordigen – maar juist jouw interpretatie daarvan. De reden waarom jij ‘m wil zeggen.’ 

Matthias en Jan Joris waren heel ruimhartig in ondersteuning, Dood Paard huisde ook (kort) op de zolder van Felix. ‘An Ideal Husband en Troilus and Cressida deden we onder hun begeleiding, en al met al hebben we er veel aan gehad. Maar uiteindelijk konden wij toch niet goed werken op die manier, wij moesten het als Dood Paard echt met elkaar uitzoeken. We hebben ons op een bepaald moment afgeduwd. Met liefde wel hoor! Maar heel veel dingen wilden we gewoon net iets anders doen. Zie de esthetiek van Discordia, het is natuurlijk allemaal heel mooi, maar wij zeiden: we willen ook plastic! Lelijkheid. Wij zochten onze eigen unieke stem.

Zo hebben we afstand genomen, terwijl we toch ook veel bij elkaar betrokken zijn geweest steeds. Als bij vaders en moeders. Dat is ook inspiratie hè, dat je je een beetje kunt afzetten. De invloed werkt meerdere kanten op.’

Zeldzame pralines

In 2022 is Compagnie de Koe (1989) DE HOE geworden. 

Naast een fusie met Hof van Eede houdt dat een anderhalf jaarlijkse samenwerking in met steeds een nieuw, jong collectief. Koe-grondlegger Peter Van de Eede heeft zin in zo’n nieuw begin, al kijkt hij met liefde terug op een prachtige geschiedenis.

Van den Eede had de mogelijkheid nog dingen zelf uit te zoeken voordat hij de Discordianen tegen het lijf liep, en daar is hij wel blij om, zegt hij met een glimlach; hij kreeg nooit les van hen. Wel pikte hij hier en daar een voorstelling mee, en ergerde zich dan een beetje aan het stel. Maar op een dag sloeg dat toch om.

‘De kritiek die ik had: dat het ensceneren met een zweem van argeloosheid gebeurde, dat er oneffenheden in het pad zaten, die ik betreurde toen – dat ben ik later juist goed gaan vinden. Ik vond het onafgewerkte product zeer interessant, inspirerend en het triggerde me om het mee in te vullen – en daardoor raakte het me ook.’

‘Een streven om te onderzoeken: hoe kan ik mijn eigen leugen ontmantelen, mijn eigen pathos, of mijn eigen sentimentaliteit, mijn symbiose met mijn personage – hoe kan ik die verijdelen, die verstrengeling verhinderen op een bepaalde manier? Die worsteling, dat conflict, is heel ontroerend omdat het eigenlijk ook een existentieel conflict is. We zijn in ons eigen leven natuurlijk ook allemaal spelers, met allemaal onze façades, onze ettelijke manieren om onszelf te presenteren – die veranderen per toeschouwer. Tegen mijn kind doe ik anders dan tegen mijn partner, dan tegen – et cetera.’

‘Als ik waarheid en leugen op die manier tegen elkaar mag uitspelen, dan kom je tot waarachtigheid. Je zegt: kijk, ik ben aan het liegen maar ik ben ook eerlijk omdat ik niet verbloem dat ik aan het liegen ben. Dat is een interessant gegeven. Daar moeten we het mee doen, in ons leven naast de scène ook: het is niet waar, maar het is waarachtig. Verder geraken we niet tot de essentie en authenticiteit.’

Het was Damiaan De Schrijver van STAN die Matthias de Koning introduceerde bij Van den Eede, een gebeurtenis die later zou resulteren in de heuglijke voorstelling Vandeneedevandeschrijvervandekoningendiderot – over het vak van de toneelspeler, en in de basis, over het leven zelf. 

‘Een wonderlijke ontdekking voor ons alle drie: hoe we zo anders spelend perfect konden samenspelen. Ook dat was iets uit het discordiaanse. Dat je op compleet andere instrumenten toch met elkaar kunt jammen en dan in een universum terecht komt waar geen van ons drie ooit gezeten zou hebben als we de anderen niet hadden gehad.

Dat doet ook nadenken over mensen in de wereld ook, hè, vanwaar ze ook komen. Zowel sociologisch als filosofisch als artistiek een enorm interessant experiment.’ 

De wens om het niet alleen een experiment te laten zijn, leefde voort in een aantal zogenoemde ‘Polycoproducties’ als Onomatopee en We hebben een/het boek (niet) gelezen waarbij ook Dood Paard en Willem de Wolf aanhaakten. ‘Enfin, we hebben het niet lang volgehouden, het bleek toch altijd (ook logistiek) moeilijk om tot een voorstelling te komen. Voordat iemand eens een keer was uitgesproken! Het kon er soms wild aan toegaan. Heel vermoeiend.’

Een harmoniemodel was het dus niet altijd. ‘Maar je moet jezelf door de jaren heen steeds weer opnieuw uitvinden, voortdurend je eigen patronen onklaar maken, bemoeilijken, vernieuwen. Dat is wat Discordia nog altijd doet, nog veel radicaler dan ik. In hun recente voorstellingen zijn ze in een soort hyperrealisme terecht gekomen, waarin bijna niet meer gespeeld werd, zo intimistisch en zo gedurfd. Hele zeldzame pralines zijn het geworden. Te jammer om op te eten bijna, maar we moeten er wel van genieten, want straks zijn ze weg. ‘

Een emotionele laag

Wat nog wel eens ontbreekt in het gesprek over Discordia en haar manier van werken, is de emotie, zegt Jolente De Keersmaeker. Het gaat al snel over de intellectuele benadering, maar er is ook een emotionele laag, een kwetsbaarheid die je gelaagder weer kunt geven omdat je niet de eerste beste mogelijkheid kiest, maar dieper graaft, er dieper over nadenkt. Door dat denken kom je tot grotere emotionaliteit. ‘Mat is daarin cruciaal geweest voor mij.’

‘Toen hij dat in het begin uitlegde, begrepen we daar niets van. Het was een beetje Chinees, maar die passie en de halsstarrigheid waarmee hij dat ons probeerde duidelijk te maken, daaruit sprak een grote liefde voor zijn vak. En er zat al iets in ons, STAN, dat daarop aanging. Voor Damiaan is hij een compagnon de route geworden tot op de dag van vandaag, met Ik ben de wind gaan ze nu de wereld over.’

Het is met De Koning een lang en rijk parcours geweest, zegt ze. In de 10 jaar na hun afstuderen (1989) hebben ze veel gemaakt samen. ‘Begin 2000 ook nog wel. Hij is de motor geweest van het collectieve werken, van de democratie rond de tafel, van het vertrouwen in elkaar. Hij heeft ons duidelijk gemaakt dat je politiek op scène kunt zetten zonder dat rechtstreeks of pamflettistisch te doen, maar door daar te staan als het individu dat je bent, in het intieme en persoonlijke waarmee je je kijk op de wereld vertegenwoordigt. Het politieke speelt zich ook af in je innerlijke wereld en dat vertaalt zich in hoe je op een podium staat. Hoe toneelspel mysterie in zich draagt. Dat alles wat er op een avond gebeurt, onderdeel is van de voorstelling. Er valt een licht uit, iemand verlaat de zaal – het maakt die avond, je pakt het mee (‘Ach, vond u het niet leuk’), je laat zien: het is een spel, een heel serieus en tragisch spel, soms.’

‘Natuurlijk is er moment gekomen dat we dachten: tijd om op eigen benen te staan, je eigenheid als speler en als persoon verder te ontwikkelen. Zoals nu in Frankrijk vinden we het heel leuk om voor grote zalen te spelen. Het vraagt andere dingen –het is nu de kunst om het dicht bij je te houden maar ook groot te maken, we zetten nu soms grote streken met STAN.’

‘Ik repeteer de hele dag’

Net als de Theatertroep begon ’t Barre Land als een grote groep theatermensen met uiteenlopende achtergrond – zodanig dat ze alleen in de zomervakanties samen konden komen om iets te maken. En vergelijkbaar met de Troepers die op een dag aanklopten bij Vincent van den Berg, benaderden de jonge Barre Landers Annette Kouwenhoven. Of ze een voorstelling met hen wilden maken. Dat moet dan maar, zei die met onderkoelde humor. Het werd Baal van Brecht. And the rest is history. 

Van de hier genoemde collectieven staan ze misschien wel het dichtst bij Discordia: Margijn Bosch, Czeslaw de Wijs en Vincent van den Berg, het trio dat nu ’t Barre Land vormt. ‘Ik vind het grappig dat wij met Annie zijn gaan werken’, zegt De Wijs. ‘Zoals Mat altijd bij STAN betrokken is geweest. Het heeft met karakter van groepen te maken, denk ik. Laatst zat Annie bij ons in de zaal en dan hoor ik haar lach, en denk: waarom lacht ze nú? En dan ga ik weer anders over dingen nadenken. Er zit een bepaalde dramaturgische geest in Annie die ik heel erg leuk vind.’

Bosch: ‘Voor mij is het voornaamste wat ik heb meegekregen: hoe je naar de wereld kijkt, en naar jezelf – en hoe je daartussen continu verbintenissen legt, hoe je dat weer kunt gebruiken op het toneel (én daarbuiten); een dramaturgisch denken dat altijd aanstaat.’ 

’t Barre Land was vanuit zichzelf altijd al met repertoire bezig, en dat werd tijdens het samenwerken met Discordia nog intensiever.‘Perec, Thomas Bernhard, maar ook het vaudevillewerk met Mat en Jorn, de clowns, ja, sommige dingen hebben we door hen leren kennen, maar vaak waren het ook gedeelde fascinaties’, aldus Van den Berg. De Wijs: ‘Kraus, dat vond Jo maar niks, maar dat hebben we toch gedaan.’ Bosch: ‘Hin und Her van Von Horváth heb ik zelf ontdekt. Heel leuk als je iets vindt dat nog niemand heeft gespeeld. Het is eigenlijk een continu studeren: als je één Goethe hebt gedaan, wil je er misschien nog wel een doen, omdat je hem nu beter begrijpt.’

Toch werd datzelfde repertoire op gegeven moment ook weer losgelaten. Met het idee: na zoveel jaar ben je een vat vol repertoire, draag je een hele verzameling werk altijd bij je. Van den Berg: ‘En alle associaties en herinneringen en persoonlijke ervaringen die daarbij horen – daar gingen we dan een toneelavond van maken, dat werd een nieuwe lijn, dat was ook grappig.’ Bosch: ‘Opkomen met drie zinnen Tsjechov, en aan de slag.’

Dat proces naar het opkomen is nog een verhaal apart. Eigenlijk wordt het zo lang mogelijk opgeschort, het de vloer opgaan om te repeteren. (Anders worden we het decor maar zat, zei Lamers ooit tegen De Bosschere, die dat maar rete-spannend vond.) Lezen, praten, tekst bestuderen: ja, maar een doorloop: liever niet. Zo lang mogelijk uitstellen, niks repetitiestramien van tien ’s ochtends tot vier ’s middags. Gekende uitspraak van Lamers: ‘Ik repeteer de hele dag.’

Dat is niet iedereen gegeven. Van den Berg: ‘Maar het is geen geloofsgemeenschap of zo, er gaat geen dwang vanuit. Je moet er alleen op bedacht zijn dat de interesse breed is, en dat je zelf veel je verantwoordelijkheid moet nemen.’

De Wijs: ‘En dat de grens tussen privé en werk niet zo duidelijk gesteld wordt. Ik bedoel niet dat je je hele hebben en houden op tafel moet leggen, maar het feit dat je dus de hele dag repeteert en dat dat er allemaal bij hoort en dat je dramaturgieën hebt waarin de wereld en jezelf – ja, eigenlijk alles door elkaar loopt’

Bosch: Er is inderdaad geen repetitielokaal waar je elke dag naartoe gaat; Duras hebben we bij hen aan tafel in de Vondelstraat gemaakt en elke dag in de stad aan een cafétafeltje zitten leren. Elke voorstelling vindt daarin weer haar eigen route.’

Ja, je moet er een beetje tegen kunnen, genieten eigenlijk zelfs, van die ontregeling, zeggen ze. Het belangrijkste is dat je nooit in vaste patronen terechtkomt.

Foto: Fran van der Hoeven. ‘t Barre Land.

Dit is een publicatie vooruitlopend op het boek ‘De Collectieven – Een unieke theatergeschiedenis’ dat op 1 september verschijnt. Deze uitgave is aanleiding voor verschillende manifestaties in Frascati en de Brakke Grond in Amsterdam.

  • 1 september: boekpresentatie tijdens NTF Pro
  • 1 t/m 11 september: fototentoonstelling in De Brakke Grond
  • 7 september: Symposium Collectief spreken over collectief maken van Theaterwetenschap UvA ism theatercollectieven in Nederland en België in Frascati 4
  • 7 en 8 september: Estafette van de collectieven: een reeks voorstellingen waarin Discordia via STAN, DE HOE, Dood Paard, ’t Barre Land, Comp. Marius en de Roovers en de Theatertroep het stokje doorgeeft. Een kans, kortom, om in twee dagen een aantal theatercollectieven uit Nederland en België aan het werk te zien die in het spoor van Discordia hun weg naar het theater hebben gevonden.

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2022