‘I see better from here’
   – Alice in Bed

Centraal in het toneelbeeld van de voorstelling Sontag zit een vrouw (Ingrid Wender) als bevroren aan een Eames-fauteuil gekluisterd. Haar armen steken uit een zomerjurk, de benen zijn bloot en haar voeten, gehuld in grijze wollen sokken, rusten op de bijpassende ottoman. Ze is frontaal op het publiek gericht en oogt kwetsbaar en strijdvaardig tegelijk. Uit haar woorden (tekst Rik van den Bos) blijkt dat ze is verlaten door haar geliefde. De woordenstroom klinkt als een aanklacht, of misschien een litanie. Dit zou iemand kunnen zijn die niets liever wil dan gehoord, gezien, geliefd worden, maar in haar onaangepastheid en straightforwardness is ze tegelijk volkomen autonoom. Ze lijdt en brengt dit lijden onder woorden, zoals nog vele andere fenomenen. ‘Ik ben geïnteresseerd in betekenis, niet in de waarheid.’ De vrouw is een denker die stilte zoekt, maar daarin ook de angst vindt om in een onafzienbaar niets te verdwijnen. Daarom al die woorden, woorden die zich ‘pervers genoeg, aaneenrijgen tot zinnen’. Haar beschrijving van de wanhopige zoektocht naar de ex-geliefde is een briljante literaire fantasie.

De verleiding is groot om in dit ‘personage’ Susan Sontag (1933-2004) te zien, de Amerikaanse intellectueel, schrijver, essayist, over wier leven en werk Sontag (concept en regie Naomi Velissariou) gaat. Behalve door de vrouw wordt het beeld (scenografie Sascha van Riel) bevolkt door twee mannen: een zoon (Tim Schmidt) en een redacteur (Ward Kerremans). Personage tussen aanhalingstekens omdat ze eerder statische figuren zijn, als uit de taal gehouwen. Namen hebben ze niet. Ze zoemen rond de vrouw als wespen, althans, dat zou haar associatie kunnen zijn. Mama, mama, mama, herhaalt de zoon, terwijl zij leest en praat en leest en praat. Het is zó schrijnend dat het komisch werkt, een kind dat hopeloos faalt in zijn pogingen om gezien te worden door een rücksichtslos ambitieuze, zuiver egoïstische ouder. Een baanbrekend artikel schrijven en kunstenaar worden is zijn droom. Of hoopt hij daarmee haar interesse te wekken? Wat hij doet is praten en eten. Yoghurt, chips, het veroorzaakt irritante, versterkte geluiden die haar concentratie, en die van de toeschouwer, verstoren. De redacteur zit verstrikt in een dilemma: artistiek of maatschappelijk succesvol zijn? Ook hij blijkt niet in staat zichzelf te verwezenlijken. Van zijn toneelrecensies laat de vrouw geen spaan heel (‘Sorry hoor, maar het was even aan me voorbijgegaan dat dát het doel was. Om Ibsen inzichtelijk te maken, omdat we het na honderd jaar nog steeds niet begrepen. Theater als een les begrijpend lezen’) noch van zijn literaire talent. In het centrum van de aandacht is ze vlijmscherp en genadeloos. ‘As a man, he suffers; as a writer, he transforms his suffering into art.’ (Uit: The artist as exemplary sufferer)

Stoorzender

Dit tableau vivant is omkaderd met een brede, zwarte rand. Hierbinnen is de taal dominant. Eromheen heerst een andere orde, van gekleurd licht en een elektronische soundscape (Jimi Zoet). Een orde van visuele en auditieve prikkels. Beide werelden zijn strikt gescheiden. De binnenste ruimte zou Sontags werkkamer kunnen voorstellen met chic visgraatparket, witte leren bank en een goedgevulde boekenkast. Stijlvol modern design figureert immers in de talloze portretten die van haar te vinden zijn. Veelal van de hand van haar geliefde Annie Leibovitz, waaronder een zelfverzekerde Sontag in een Eames-fauteuil, languit luierend op een witte bank, kwetsbaar in een ziekenhuisbed – Sontag kreeg meerdere malen kanker en stierf op haar 71ste na intensieve behandelingen – en tenslotte opgebaard, als een gebalsemde vorstin.

De associatie met fotografie, of wellicht is ‘beeldproductie’ een betere omschrijving, wordt versterkt door de donkerslag tussen elke scène (de tekst telt er tien). Aan het begin klinkt vanuit het duister een luid gerausch dat kortstondig de zintuigen teistert en bij mij een associatie opriep van kortsluiting. De pas later beschreven existentiële angst krijgt hier al een theatrale opmaat. Als het licht aanflitst, tuimelen we in een helverlicht beeld. Tijdens andere scènes klinken stemmen, vage radiogeluiden en feestgedruis. Een stoorzender als grondtoon. ‘Ours is a culture based on excess, on overproduction. The result is a steady loss of sharpness in our sensory experience’, schreef Sontag in haar essay Against Interpretation.

Linksachter staat een industriële fotolamp, rechtsvoor een Tiffany-schemerlampje. Voorwerpen die subtiel verwijzen naar twee van Sontags’ baanbrekende essays: On Photography en Notes on Camp. Lijden als gevolg van de onmogelijkheid zichzelf te verwezenlijken, het verlangen naar (ouder-)liefde, geestelijke vrijheid en (metaforische) gevangenschap van het lichaam zijn thema’s uit Sontags toneelstuk Alice in Bed, dat in Nederland te zien was in het jaar 2000 tijdens het Holland Festival, in regie van Ivo van Hove in samenwerking met New York Theatre Workshop. Bij herlezing blijken flarden hieruit in Sontag te zijn gerecycled, zoals deze opmerking van Alice’ vader: ‘Ik weet dat je graag boeken leest die te moeilijk voor je zijn.’ Sontag is een theatraal portret, samengesteld uit biografische en bibliografische fragmenten.

Lijstjes

Het is een omvangrijke verzameling essays, kritieken, enkele romans, een toneeltekst, bewerkingen (waaronder Ibsens Vrouw van de zee) en polemische politieke stukken, die Sontag publiceerde. Ook regisseerde ze enkele films en, in het belegerde Sarajevo van 1993, Wachten op Godot. Haar dagboeken, postuum gepubliceerd door zoon David Rieff, staan vol lijstjes met opdrachten aan zichzelf, nog te lezen boeken, filosofische observaties als ‘limit of thought = language. Language is link between sensations + the world’, citaten en beschrijvingen van leed en ongemak. Het is alsof ze permanent trachtte zichzelf te ontdekken én verbeteren, zowel intellectueel als sociaal-emotioneel, moreel, psychologisch. Ze schreef over Roland Barthes en hoe het symbolisme de stilte in de poëzie terugbracht en ze was korte tijd geïnteresseerd in populaire cultuur – een onderscheid dat ze overigens zelf niet maakte – als vlechtwerk van het ethische en esthetische. Wat haar overkwam, ontmoetingen, liefdes, ziekte, leidde tot nieuwe fascinaties en essays. Zo groeide Sontags oeuvre uit tot een kroniek van Europese en Amerikaanse kunst- en cultuur, die ook gelezen kan worden als één rijke verkenning van de (post)moderne condition humaine.

De aan bed gekluisterde Alice uit Sontags toneelstuk (gebaseerd op de getalenteerde zuster van schrijver Henry James) leed onder de patriarchale cultuur die het talloze vrouwen onmogelijk maakt(e) zichzelf te verwezenlijken, wat niet zelden leidde tot ernstige psychische aandoeningen en zelfmoord. De figuren die deze voorstelling bevolken, lijken eerder te bezwijken onder een doorgeslagen individualisme: egoïstisch, vervuld van de eigen mening, een gebrek aan engagement, daadkracht, realiteitszin, inlevingsvermogen en verantwoordelijkheidsgevoel … In die zin kan Sontag worden opgevat als een voortzetting van die verkenning in de geest van haar inspirator, en de figuren die het beeld bevolken als karikaturen van generatie XYZ. Wat kan daarin de rol van de kunstenaar zijn?

Peinzend beeld

Het is ongeveer op de helft als een vierde personage haar entree maakt, in een scène die een volslagen fremdkörper is maar ook het hart van de voorstelling zou kunnen zijn. De vrouw is inmiddels alleen. Als een vermoeide diva heeft ze zich teruggetrokken van een feestje ter ere van haar eigen succes. Met een grote zonnebril op zit ze letterlijk en figuurlijk met haar rug naar het publiek. Dan verandert de sfeer, het gekleurde licht dringt nu ook binnen in de werkkamer. Muziek klinkt, de deur in de achterwand gaat open en uit een rookwolk stapt een popdiva (in de tekst aangeduid als ‘de kunstenaar’) à la Lady Gaga op plateauzolen het beeld in. Wie haar herkent weet dat dit niemand minder is dan Velissariou. The artist is present. Haar gezang is elektronisch vervormd: ‘Je kan niet geloven – Wat je niet kunt ervaren – Aan den lijve ondervinden – Klimaatverandering – Overbevolking – Economische kloven.’ Een protestlied? Camp? Een karikatuur van de hedendaagse kunstenaar? Velissariou gooit haar lichaam in de strijd als pendant van de bevroren wollen sok in de designerstoel. Deze scène zou haar visioen kunnen zijn, opgewekt door de litanie; tegelijk is het een reële gebeurtenis voor het publiek omdat ze letterlijk uit het beeld stapt. Een vervreemdende show met een tastbare, sensuele energie die voor even de geslotenheid van de situatie opheft en de wereld van de taal en de ideeën met die van de zintuigelijke prikkels verbindt. ‘We will never make art again’, zingt ze. Een hedendaags kunstwerk is een contradictio in terminis.

Misschien is dit wat Jacques Rancière bedoelt met een ‘peinzend beeld’. Een moment in een kunstwerk waarvan niemand de betekenis bezit, omdat het zich onttrekt aan wat als ‘Kunst’ kan worden herkend en daardoor uitnodigt betekenis toe te kennen. Betekenis die geworteld is in de leefwereld van de toeschouwer, die net als het kunstwerk een esthetische orde is en, eenmaal waargenomen, daarin wellicht weer herkend kan worden. ‘We must learn to see more, to hear more, to feel more.

Een erotiek van de kunst

In Against Interpretation (1966) verzette Sontag zich tegen kunstkritiek die via interpretatie de ‘inhoud’ van een kunstwerk meende te kunnen vaststellen. Ter aanvulling op de hermeneutiek introduceerde ze een ‘erotiek’ van de kunst. Wat is vandaag de waarde van dit concept voor de theaterkritiek? Nog regelmatig worden slechts taal en dialoog beschouwd als inhoud, en vorm als franje. Reflecteren blijft mijns inziens essentieel voor de theaterervaring, die voor de gewone toeschouwer waarschijnlijk onwillekeurig en voor de criticus een bewust waargenomen proces is van inzoomen (opgaan, overgave, ‘zijn’) en uitzoomen (opmerken, betekenis toekennen, ‘bewust-zijn’). Een erotische benadering van de voorstelling kan ik begrijpen als het verlangen om een relatie aan te gaan met het kunstwerk, waarin vorm inhoud is, en daarbij alle sensaties, emoties, associaties en gedachten die deze relatie opwekt in acht te nemen. De criticus onderscheidt zich niet primair door zijn kennis van het alledaagse aan het kunstwerk toe te voegen (dat is immers wat élke toeschouwer doet) maar door het herkennen, opvatten, begrijpen van de orde van de voorstelling, de theatraliteit, als een specifiek soort ervaringskennis van of over het alledaagse. Betekenis geven is dan als het interpreteren van een droom. Alle ‘tekens’ zijn aanwezig: het gaat er niet om ze te zoeken, maar in hun samenhang te herkennen. In relatie tot je eigen leven en dat van de gemeenschap waarvoor dit kunstwerk met liefde is gemaakt.

Het erotische staat ook voor het onmisbare persoonlijk ‘aangeraakt’ te worden. Als dit ontbreekt of meer negatieve dan positieve sensaties oproept (!), dan leidt interpretatie nogal eens tot het aanvoeren van negatieve bewijslast ­– in de woorden van Sontag een ‘triomf van de geest’. De ideale kritiek zie ik als een verslag van een kortstondige, hopelijk vurige relatie tussen een kunstwerk en een in de waarneming gespecialiseerde toeschouwer.

Terug naar Sontag. Ik zag de voorstelling twee keer. Daar zijn allerhande praktische argumenten voor en natuurlijk is het omdat het werk van Susan Sontag én Naomi Velissariou me interesseert. Maar een vriendin zei me op de vrouw af dat het eigenlijk was omdat ik er iets in herkende. Ze had natuurlijk gelijk. In de kern is het dat ironische, peinzende beeld van die twee vrouwen in het hart van de voorstelling. Mezelf zo te zien ‘lijden’ en dromen, gevangen in die kritisch-reflexieve modus, betekenis én verlossing zoekend in de kunst, is lachwekkend en bevrijdend. Om dat te ervaren ga ik naar theater. Om het beter te begrijpen, schrijf ik erover.

Foto: Sanne Peper

Dossiers

Theatermaker september 2017