De komende editie van SPRING Performing Arts Festival focust onder de naam High Tech: Performing Technology op de relatie tussen mens en machine. Hoe reflecteren theater- en dansmakers op met de wisselwerking tussen de mensheid en haar technologische innovaties? Theatermaker sprak met twee van de interessantste kunstenaars op het festival: de gerenommeerde Belgische theatermaker Kris Verdonck en de talentvolle Australische choreograaf Angela Goh. ‘Het verleden is een spook dat ons sowieso zal achtervolgen’.

In het werk van Kris Verdonck (1974) staat de relatie tussen mens en technologie vaak centraal. In veel van zijn voorstellingen en installaties staan de personages machteloos ten opzichte van grotere krachten die vertegenwoordigd worden door de scenografie en andere niet-menselijke elementen (expliciet technologische actoren als het robotorkest in K, a society (2010), maar ook eerder natuurlijke fenomenen als de oneindige asregen van Conversations (at the end of the world) (2017). Het geeft zijn theater vaak een duister karakter, alsof het menselijk bestaan slechts een gevecht tegen de bierkaai is, en vrije wil en zelfbeschikking ijdele illusies.

In zijn nieuwe performance Something (out of nothing), die op 24 en 25 mei op SPRING Festival te zien is, staat opnieuw de positie van de mens ten opzichte van technologie en natuur centraal. Waar Verdonck in Conversations (at the end of the world) het einde van de wereld verbeeldde, hanteert hij in de nieuwe voorstelling een post-apocalyptisch perspectief: wat blijft er van de mensheid over na de door haarzelf bewerkstelligde vernietiging? ‘Ik heb me voor deze creatie voornamelijk laten inspireren door het Japanse No-theater en door het werk van Samuel Beckett. Wat die twee zaken verbindt is het idee dat de toekomst onherroepelijk wordt bepaald door wat er in het verleden is gebeurd.’

Dat gevoel voor fatalisme kenmerkt je werk wel vaker.
‘Ik denk dat die houding past bij de tijd waarin we leven. Als je kijkt naar het gegeven van klimaatverandering, dan zie je dat we nu pas de effecten merken van de keuzes die de mensheid een paar generaties terug heeft gemaakt. De vertraging die daarin zit maakt het onherroepelijk, omdat we de gevolgen van ons gedrag pas later zien. In essentie is de toekomst dus al bepaald, zonder dat we de uitkomst al kunnen kennen, klimaatwetenschappers kunnen niet precies overzien hoe de wereld er over een paar decennia uit gaat zien. Het verleden is een spook dat ons sowieso zal achtervolgen.’

‘Het is voor ons bijzonder moeilijk om niet aan onszelf maar aan onze nakomelingen te denken; we zeggen “ze lossen het wel op met nieuwe technologieën” en noemen dat dan “ecorealisme”. Je voelt wel aan dat dat niet echt klopt: die nieuwe innovaties brengen ook nieuwe problemen met zich mee, denk bij voorbeeld aan de extra ravage die de elektrische auto zal aanrichten in de coltanindustrie in Congo. Initiatieven om nieuwe uitvindingen te toetsen op hun levensbedreigendheid stranden, omdat het nu eenmaal in de mens zit om te innoveren, ongeacht de consequenties.’

Maar is zo’n mensbeeld geen self-fulfilling prophecy? Als je de geschiedenis van de mensheid als tragedie ziet en dat ook in je werk uitdraagt, houd je het dan zelf ook niet in stand?
‘De idee van de tragedie is juist om te leren kritisch te zijn: het leert ons de systemen te doorzien waarin we leven. Vandaar dat we ook gelouterd uit een tragedie komen, het biedt ons handvatten om ons tot een systeem te kunnen verhouden.’

‘Maar je onderliggende vraag is: wat is de functie van kunst? Ik denk niet dat het mijn taak als kunstenaar is om me zorgen te maken over de vraag of mijn kunst helend is voor de wereld. Wel hoop ik dat mijn werk troostend kan zijn. Ik krijg veel kritiek dat mijn werk geen hoop bevat, en ik maak het in mijn voorstellingen inderdaad zo duister mogelijk. Maar de hoop zit hem in het maken zelf: iedere creatie is an sich een hoopgevende daad. In bij voorbeeld Conversations (at the end of the world) zijn de verhalen die de acteurs vertellen juist troostend omdat ze in een context van totale vernietiging met elkaar worden gedeeld.’

‘Ook Something (out of nothing) gaat over wat er overblijft na het einde. Er is een heel mooi boekje, getiteld Learning how to die, waarin de positie wordt ingenomen dat catastrofale klimaatverandering onvermijdelijk is en de vraag dus veel meer is hoe we dat zo goed mogelijk gaan afwikkelen. Gaan we dat in oorlog doen of in harmonie?’

Het nieuwe werk bestaat uit een voorstelling en een expositie. Hoe verhouden die elementen zich tot elkaar?
‘Als het theater een plek voor de levenden is, en het museum een plek voor objecten, dan zie je toch hoe sterk de interesse voor het andere is. In het theater gaat er een sterke fascinatie uit naar ‘bezielde’ objecten als maskers, robots en poppen, en in het museum is men benieuwd naar het belichaamde, naar performance. In Something (out of nothing) worden die manieren van kijken met elkaar gecontrasteerd, zodat er een nieuwe ruimte ontstaat. In die ruimte wonen de spoken (niet-belichaamde zielen) en de levende machines (bezielde objecten), daar kun je begrijpen wat het betekent dat onze samenleving door die levende machines wordt gedomineerd.’

Ondanks het feit dat je werk vaak als technologie-sceptisch wordt gezien gaat er vaak een grote schoonheid uit van de machines die je ten tonele voert.
‘Schoonheid is inherent verbonden aan tragiek, en daarmee komt de schoonheid van technologie ook sterk in mijn werk naar voren. Interessant genoeg is onze schoonheidsbeleving verbonden aan de vraag of die schoonheid ook voor ons bedoeld is; en de onkenbaarheid van machinale schoonheid heeft snel iets griezeligs, iets Riefenstahl-achtigs in haar perfectie.’

‘Sowieso is er een interessante link te leggen tussen onze onderwerping aan technologie en de oprukkende hang naar autoritarisme. Je ziet dat we in veel zaken de voorkeur geven aan de ‘neutrale’ controle van machines ten opzichte van de messiness van menselijke beoordeling (denk bij voorbeeld aan het video refereeing bij voetbal). We hopen dat de machine ons gaat vertellen wat te doen, als nieuwe patriarch. Het zou veel gezonder zijn als we er als mensen samen blijven uitkomen, anders verruilen we de menselijke tiran voor zijn machinale tegenhanger.’

Angela Goh
Angela Goh werd opgeleid als danser, en nog altijd danst ze regelmatig in het werk van andere choreografen. In haar eerste soloperformance Desert Body Creep, die ze in 2016 maakte voor het Next Wave Festival in Melbourne, ging ze op zoek naar sterfelijkheid en vergankelijkheid. ‘Next Wave staat in het teken van nieuwe creaties van nieuwe makers, en vanuit de gedachte dat echte vernieuwing niet mogelijk is kwam ik uit bij het thema van loslaten, het laten sterven van iets. Vanuit daar werd het een performance over de dood, over de relativerende werking van het feit dat we uiteindelijk allemaal door wormen worden opgegeten, maar ook de intimiteit en tederheid daarvan. Ik liet me ook inspireren door alle dansstijlen en choreografieën die ik in het verleden heb geleerd, en die nog als spoken in mijn lichaam aanwezig zijn.’

Haar nieuwste performance Uncanny Valley Girl, waarin Goh met het gegeven van de vrouwelijke androïde (of fembot) speelt, is in sommige opzichten het spiegelbeeld van de voorganger. ‘Waar in Desert Body Creep de sfeer vriendelijk, toegankelijk en warm was, voelt Uncanny Valley Girl vijandiger. Dat komt omdat je in het onkenbare van de mimiek van een robot geen menselijke emotie kan herkennen; het schept een gapende leegte. Je weet dat er iets niet klopt in de nabootsing van menselijk gedrag maar je kan er je vinger niet op leggen; en hoe langer je die intuïtie van wrongness niet precies kunt plaatsen, hoe griezeliger het wordt.’

Zou je zeggen dat de voorstelling daarmee ook een dystopisch idee over technologie in zich draagt?
‘Ik hoef dat niet in de voorstelling te leggen; die dystopische ideeën en angsten komen vanzelf bij het publiek op als je dit thema aansnijdt. De performance nodigt het publiek als het ware uit om dat deel van hun collectieve bewustzijn aan te boren. De kracht van Uncanny Valley Girl zit erin dat het die gedeelde kennis oproept om die vervolgens te bevragen. Wat zegt het over ons, dat we op deze manier naar technologie kijken? Hoe komt het dat we door middel van technologie meer verbonden zijn dan ooit, maar tegelijkertijd ons door diezelfde technologie steeds meer vervreemd voelen van elkaar? Wat zegt dat over onze onderlinge relaties? ‘

In de voorstelling lijkt de invloed van ideeën over gender een belangrijke rol te spelen.
‘De performance is sterk geïnspireerd op de codes die we hanteren als we naar technologie kijken. Waarom zien we technologie zo vaak als vrouwelijk (denk aan Siri, of ook aan de film Her)? Wat betekent het om een gender toe te kennen aan iets dat per definitie genderloos is? Het lijkt erop dat het een combinatie is van verschillende dingen. Ten eerste voelen we ons veilig bij vrouwen, en is het een manier om de angst ten opzichte van machines te verzachten. Daaraan gerelateerd zijn ideeën over dienstbaarheid: we zien zorgtaken als vrouwelijk. Maar spannender is nog dat de angst voor de onkenbaarheid van machines op een bepaalde manier samenvalt met de angst voor de “vrouwelijke mystiek”. Je kunt paranoïde fantasieën over vrouwelijke manipulatie (denk aan heksenvervolging) vergelijken met hoe we naar intelligente machines kijken.’

Hoe vertaal je die ideeën naar dans?
‘Ken je de film Ex Machina? Daarin zit een scène waarin een androïde met een vrouwelijk uiterlijk danst voor een man. Dans heeft verschillende functies: een sociale functie (verleiding bij voorbeeld), maar het is ook een vorm van persoonlijke expressie. Hoe verhoudt een robot zich tot die ideeën? In de voorstelling zet ik dans in als manier om de verwachtingen van het publiek ten opzichte van een androïde op losse schroeven te zetten, en zo na te laten denken over menselijk gedrag. Wat betekent het als we empathie of juist afstand voelen ten opzichte van dit personage? Eigenlijk gaat Uncanny Valley Girl niet over technologie, maar eerder over de verbeelding die ontstaat als we met technologie, met vrouwelijkheid of met de combinatie daarvan worden geconfronteerd.’

Foto: Bryony Jackson

Something (out of nothing) van Kris Verdonck en Uncanny Valley Girl van Angela Goh staan op 24 en 25 mei in het SPRING Festival Utrecht.

Dossiers

Theatermaker mei 2019