Wie voorstellingen van Urland, Davy Pieters of Naomi Velissariou heeft gezien herinnert zich ongetwijfeld de opvallende soundtracks van componist en theatermaker Jimi Zoet (1989). Zoet creëert sterk op techno leunende soundscapes vol herhalingen, diepe bassen en suspense die aan horrorfilms doet denken.

Hoe begin je aan een nieuw geluidsontwerp?

‘Een repetitieproces heeft vaak een gezamenlijk startpunt. Daarna begint het in mijn hoofd te lopen: ik ga op YouTube associatief op zoek naar samples en creëer veel materiaal op synthesizers. Daar speel ik mee tijdens de repetities, ik kijk wat de voorstelling nodig heeft. Zo vormt zich om de voorstelling heen een geluidsontwerp. In de laatste weken ben ik bij elke repetitie aanwezig en werk ik ’s nachts door om de volgende dag nieuw materiaal te leveren.’

Is dat jouw karakteristieke manier van werken?

‘Het begint erg vaak bij samples. Ik link graag naar moderne cultuur of popcultuur. Ik wil met een herkenbaar geluid beginnen en dat uit elkaar trekken of vervormen, zodat mensen daar allemaal dingen bij denken. Dat werkt heel associatief. In How Did I Die van Davy Pieters wordt iemand vermoord – dan begin ik met het opzoeken van heel slechte politieseries, of ik haal samples uit horrorfilms. Daarmee ga ik knippen en plakken. Dat vind ik heel interessant: ik geef mezelf iets en trek daar vervolgens alles onderuit om vijftien lagen verder te gaan. En op gegeven moment gooi ik er een beat bij.’

Zie jij jezelf als dj?

‘Nee. Een dj is iemand die plaatjes draait en dat doe ik niet.’

Ben je componist?

‘Zo word ik sinds How Did I Die genoemd en daar kan ik me wel in vinden.’

Wat onderzoek je bij het creëren van een nieuw ontwerp?

‘Ik leg graag contrasten op elkaar, dat zorgt voor spanning. Ik onderzoek steeds hoe ver ik daarin kan gaan. In Kwartet, van Urland en Naomi Velissariou, heb ik een Barbie-achtige speelgoedwereld tegenover death metal-samples gezet. Dat soort grote contrasten. Of ik combineer verschillende geluidskwaliteiten door samples van heel slechte kwaliteit tegenover heel vol synthesizergeluid te zetten. Dingen aanzetten zodat er ruimtelijkheid in het geluid ontstaat. Dat soort schakels doet emotioneel iets met mensen. Een mens is van nature een gewoontedier – herhaling en herkenning vinden wij onbewust fijn. Een plotselinge verandering haalt ons uit onze veilige zone, en daar wordt het interessant. Ook het bijna onhoorbare is cool om mee te spelen. Iets duisters laten schemeren onder een schijnbaar vredig geluidsontwerp, als een soort subliminal message uit een andere dimensie.’

Speel je met tijdsverloop?

‘Ik vind tijdverloop vaak lastig omdat het zo nauw luistert. In How Did I Die besloot Davy een week voor de première de helft van de choreografie te schrappen; ik dacht dat ik gillend gek werd. In die voorstelling hangen beweging en geluid heel nauw samen. Gelukkig heeft ze daar toen ook weer van afgezien.

Met geluid en herhaling wil ik dingen maximaal rekken om verwachtingen te scheppen, die je vervolgens wel of juist helemaal niet inlost. In The Truth about Kate herhaalt Naomi Velissariou als een pop: “Hallo ik ben Kate.” Dat moest minstens tien minuten duren om te werken. Daar sta ik dan ook vurig op in repetities: “Nee! Dat moet langer, langer!” Davy vertrouwt me daarin. Met Urland doen we dat ook vaak, het rekken van een situatie tot het uiterst houdbare. Je gaat daardoor op een nieuwe manier naar de muziek luisteren, opnieuw naar de situatie kijken. Ik ben een grote technofan, ik hou van the art of repetition. Die zorgt ervoor dat je in een bepaalde trance komt. Details zijn heel belangrijk, kleine variaties.’

Waar werk je mee?

‘Vooral met Ableton, een softwareprogramma. Sinds ik rond mijn zeventiende begon met muziek maken werk ik met computers. Ik ben ook een enorme fan van analoge synthesizers, maar die kosten me te veel geld. En tegenwoordig zijn ze eigenlijk niet meer echt nodig, als je weet welke plugins je moet gebruiken kun je alle stukken hardware nabootsen. Mijn collectie MIDI-controllers, waarmee ik software zoals Ableton aanstuur, wordt wel steeds groter. Dat zijn bedieningspanelen waarvan je alle knoppen, schuiven of toetsen naar eigen voorkeur kunt instellen. Dat is heel handig als je veel dingen tegelijkertijd moet doen, bijvoorbeeld als Thomas Dudkiewicz in een Urland-voorstelling met vijf verschillende stemmen moet kunnen spreken terwijl ik op hetzelfde moment een synthesizer plug-in bedien. De hoeveelheid MIDI-controllers die ik live op het toneel gebruik is per voorstelling afhankelijk van de complexiteit van het geluidsontwerp.’

Heb je idolen?

‘Genoeg. Mijn muzieksmaak is redelijk breed. Luke Vibert en Aphex Twin zijn mijn grootste voorbeelden, en in Nederland Bas Bron en Legowelt. Maar vooral Luke Vibert, hij heeft ontzettende humor en blijft zichzelf vernieuwen. Wat Gary Shepherd, die de muziek voor Nicole Beutler maakt, doet vind ik ook wel heel gaaf. In de dans zie je sowieso al veel langer door techno beïnvloede muziek.’

Haal je inspiratie uit de technoscene, uit het uitgaansleven?

‘Zeker, alleen wel veel minder dan vroeger, toen ik met een groep vrienden jarenlang feesten gaf in het LVC in Leiden. Ik vind het jammer dat ik niet meer zoveel naar feestjes kan, maar ik houd nog steeds de muziekontwikkelingen bij. Het mooie aan techno is dat het een abstracte ruimte tot hogere gevoelens biedt. Ik weet niet precies wat het is, maar mensen zijn echt ergens anders, in een andere wereld. Het raakt me op een gevoelsmatig niveau.’

Vind je dat mensen die het uitgaansleven goed kennen jouw werk beter kunnen duiden?

‘Op een andere manier, ze snappen andere referenties.’

Kun je jouw ontwerpen het beste soundscapes noemen?

‘Ja. Ik ben ook echt als soundscape-man begonnen, daarin is de meeste ruimte voor onderzoek. De muziek is daar steeds meer bijgekomen.’

Zit er een dramaturgische lijn in jouw ontwerpen?

‘Het is natuurlijk deels trucage, net als bij film. De dramaturgie van de muziek zit hem vaak in het creëren van valse spanning. De suggestie scheppen dat er nog meer is, dat een heel normale situatie mogelijkerwijs zou kunnen uitlopen tot een heel nare, of dat er een extra aanwezigheid is.’

De suspense die ook in horror zit.

‘Ja, daar word ik echt door gedreven. Ik denk vaak: hoe gaan we deze situatie tegenkleuren? Of hoe gaan we het juist helemaal mee rood kleuren? De muziek is een verfkwast. Ik vind het ook fijn als mijn muziek hard en aanwezig is, als extra speler fungeert.’

Je zit als geluidsontwerper ook regelmatig op de vloer.

‘Ik ben ook performer. Ik vind het het leukst om zowel muziek te maken als te spelen. Meespelen vergt een ander soort concentratie, de aanloop naar de voorstelling is anders. Als ik speel doe ik een fysieke opwarming, maar als ik muziek maak zorg ik vooral dat ik relaxed ben. Dan drink ik het liefst een biertje voordat ik het podium opga.’

Maak je veel live of is alles voorgeprogrammeerd?

‘Met Urland houd ik het zo live mogelijk, en als ik bij anderen mee op toer ga ook. Ik vond het wel een uitdaging om The Truth about Kate en How Did I Die zo te programmeren dat ook andere technici ermee kunnen werken.’

Heb jij jezelf leren componeren?

‘Ja, ik ben gewoon met een groep vrienden begonnen. Ik werd er op de opleiding, Theatraal Performer in Maastricht, wel een beetje in ondersteund, maar met al die computershit die ik deed konden ze me niet echt helpen. Ik woon in Rotterdam met Marijn Alexander de Jong van Urland en Tomas Loos, ook een audio-designer, en thuis hebben we een studio. Daar bundelen we onze kennis. Ik laat ze dingen horen, zij denken met me mee.’

Waar werk je momenteel aan?

‘Ik maak de muziek voor A Soft Play, de nieuwe voorstelling van KOBE van Davy en Nastaran Razawi Khorasani bij Productiehuis Rotterdam, en ik begin in november aan Made in Here, de nieuwe voorstelling van Davy bij Frascati. Met Urland maken we dit seizoen deel drie van de internettrilogie. Dat wordt objectentheater over The Internet of Things, objecten die met een bepaalde ethiek zijn geprogrammeerd. En ik ga dit jaar voor het eerst samenwerken met mensen die ik minder goed ken, met Opium voor het Volk en Paul Knieriem. Best spannend.’

Je bent een van de weinigen die op dit moment techno in voorstellingen verwerkt. Zijn er anderen met wie jij je verwant voelt?

‘Senjan Jansen, de geluidsontwerper van Abke Haring en een van mijn voorbeelden, heeft een techno-achtergrond. Soms hoor je techno door zijn ontwerpen heen. Maar het is niet zo direct als bij mij. Voor mij is elektronische muziek ook zo’n groot deel van mijn identiteit, ik kan niet anders.’

Dossiers

Theatermaker oktober 2015