George: Eran? Waar staan wij voor?

Eran: Wat bedoel je.

George: Nou gewoon. Wie zijn we als theatermakers.

Eran: George en Eran, Eran en George. De Syriër en De Jood. De standupper en de clown. De brutale theatermakers. Grote thema’s maar wel om te lachuh weet je wel? Je weet toch wie we zijn?

George: Ja, nee. Dat bedoel ik niet. Ik bedoel, wat voegen wij toe aan de wereld. Waarom zijn we relevant.

Eran: Aha heel goed! Jij bent je alweer aan het voorbereiden op onze komende kunstenplanaanvraag. Geweldig. Dat bewonder ik aan jou, mijn vriend. Altijd anticiperen. Twee stappen vooruit denken. Goed voorbereiden. Altijd bereid om jezelf opnieuw uit vinden. Want zoals Hamlet het zegt: de bereidheid is alles, de rest is stilte.

George: Nee dat bedoel ik niet. Ik bedoel wat voegen wij toe. Aan de wereld.

Eran: Een lach en een traan? Stukkie begrip? Een kortsluiting in een hoofd hier of daar? Weet ik veel. We maken theater. Snijden moeilijke onderwerpen aan en maken er grappen over in de hoop dat zij er iets mee doen?

George: Zij?

Eran: Ja, ons publiek. Wij hebben al genoeg gedaan. Je weet toch hoe veel gedoe het is om een voorstelling te maken? Aanvragen, schrijven, verkopen, repeteren, spelen. En dan heb ik het nog niet eens over een kwartaalaangifte gehad. Dus de bal is nu aan hen.

George: Dus ZIJ moeten het gaan doen? Die verandering waar WIJ het over hebben.

Eran: Ja.

George: En wij dan?

Eran: Zeg, waar komt dit opeens allemaal vandaan?

George: Ja ik weet niet. Ik ben een beetje melancholisch vandaag.

Eran: Wij, mijn vriend… Wij zijn de vogels in de lente. Je hebt er geen fuck aan maar je kunt ook niet zonder. Wij zijn de narren die de koning scherp houden in vredestijd, maar zodra er oorlog uitbreekt, rollen onze koppen als eerste van de trappen van het paleis. Wij zijn als de klimaatverdragen. Iedereen vindt het belangrijk maar niemand wil erin investeren.

George: Precies. We zijn dus overbodig. Niemand zit op ons te wachten.

Eran: Wat is er met je aan de hand? Dit ken ik niet van je.

George: Tja… Een tijdje terug moest ik een jongen van de toneelschool uitleggen dat er eigenlijk niemand zit te wachten op een toneelstukje, opgevoerd voor twintig mensen die toch al aan zijn kant staan. Ik zag de kwaadheid in zijn ogen. Ik zag dat hij mij de schuld gaf dat ik zijn dromen om de wereld te veranderen met kunst, kapot heb gemaakt.

Eran: Je hebt die jongen een dienst bewezen. Niemand zit op hem te wachten. Hij zal alles moeten bevechten. Veel vaker nee horen dan ja. En als hij het niet met je eens is: perfect! Dat is de enige manier om het te halen. Er gewoon doorheen beuken.

George: Maar vind je ons dan niet laf? Schreeuwen binnen de veilige muren van het theater. Met uitgeschreven betogen en gespeelde boosheid en verontwaardiging. De meest comfortabele vorm van protest.

Eran: Ja. Laf. Ja. Het is laf. Wij zijn laf. Maar wat wil je anders doen? Ik zou willen dat ik het lef had om op de boot van Greenpeace naar de Noordpool te varen. Maar ik kan niet tegen de kou. Ik haat sneeuw. Dus ik denk dat ik het prettiger vind binnen de veilige muren van het theater. Lekker warm maar niet te warm. Precies de juiste temperatuur.

George: Ja. Ik ook. Ik ook. We gaan ook altijd zo lekker uit eten voor de voorstelling. Op zo’n boot van Greenpeace zal het vast niet best zijn, wat ze te eten krijgen.

Eran: Kop op vriend. Het komt goed.

George: Thanx… Trouwens dat stukje over de vogels en narren, dat was een goed stukje. Dat kunnen we zeker gebruiken voor onze aanvraag.

Dossiers

Theatermaker maart 2019