Hajar van de GGD belde me op om te vertellen dat ik corona had. Ze bracht het alsof ik iets had gewonnen dan wel verloren. ‘Had je het verwacht?’, vroeg ze. Ik zei dat ik me al een aantal dagen ellendig voelde en wel eens een nieuwsbericht had gelezen, dus nee, ik was niet verbaasd. ‘Weet je ook van wie je het zou kunnen hebben gekregen?’ Het was alsof ik besmet was met een soa en ik moest uitpluizen wat ik nu weer had uitgespookt. Van de markt? Van die vriend? Van mijn lief? ‘Tsja’, zei ik tegen Hajar, ‘ik woon in ‘de brandhaard’.’ Hajar zei dat ze geen contactonderzoek zou doen, het was te druk. Amsterdam was toch niet meer te redden. 

Corona voelde alsof er een mannetje met obesitas op mijn hoofd was gaan zitten en er niet meer af wou. Door een intense vermoeidheid en spierpijn werden mijn lichaam en geest lam gelegd. De dag dat ik verhoging kreeg, had ik geen last van mijn longen, geen keelpijn, moest in eerste instantie niet hoesten. Daarmee begon de twijfel: de volgende dag zou ik optreden in theater Zuidplein in Rotterdam. Een avond waar ik naar had uitgekeken. Moest ik het nu wel of niet afzeggen? Het kon toch niet anders dan dat het een griepje was? De weersomslag? En wat als we straks een nieuwe lockdown krijgen en opnieuw opdrachten worden gecanceld? Ik betaal mensen.

Uiteindelijk besloot mijn lichaam voor mij en moest ik me mentaal wel overgeven aan ‘ziek zijn’. Gelukkig, want een paar dagen later bleek dat het virus me inderdaad had gehapt. De optredens een week later in Bijlmerparktheater kwamen te vervallen, maar ik had nog wel elders een tekstperformance staan. Anderhalve week na de eerste symptomen gaf ik aan dat ik te zwak was om te reizen en om voor publiek te staan. Ik had er lang over gedaan om die tekst te schrijven, dus ik was blij dat ik via Zoom alsnog kon bijdragen aan de avond. Na een intense bankdag grabbelde ik m’n laatste restje energie bij elkaar, deed voor de show een lippenstiftje op en bracht mijn tekst. Vanuit het theater klonk applaus. Daarna was er stilte.

De volgende dag kreeg ik een bedankmail, een paar uur voordat de nieuwe coronamaatregelen werden aangekondigd en er opnieuw opdrachten zouden worden gecanceld. In de mail de vraag of ze de livestream online mochten plaatsen en of we het konden hebben over de fee. Ik had immers niet meegedaan aan het panelgesprek. Het voelde als een slap in my face. Wablief? Was mijn tekst bagger? Kwam het door mijn rode lippenstift? Bovendien stond er toch in het draaiboek dat ze mij nog vragen zouden stellen? Omdat ik de gevoelens die opborrelden niet erbij kon hebben, gaf ik snel honderd euro ‘korting’ en ‘Ja post het maar online tot in de eeuwigheid’, schreeuwde ik naar mijn laptop. Nu was het echt alsof ik een soa had opgelopen na een onenightstand: ik voelde me hashtag genaaid.

Dossiers

Theaterkrant Magazine januari 2021