Op het podium spreken theatermakers zich regelmatig uit tegen discriminatie en milieuvervuiling en voor duurzaamheid en mensenrechten. Maar hun pensioenpremie wordt – als ze in dienst zijn – belegd in bedrijven die soms het tegenovergestelde doen. Moet de theatersector zich niet meer bemoeien met de pensioenpot van 250 miljard euro? ‘Onze invloed is gering, maar zeker niet nihil.’

illustratie Gemma Pauwels

Het is en blijft een illuster rijtje. Bovenaan staat Royal Dutch Shell, kroonjuweel van het Nederlandse bedrijfsleven. Dan komt General Electric, dat met hun onderhoudstak de Saudische gevechtsvliegtuigen boven Jemen in de lucht houdt. Daarna zien we Rio Tinto, ’s werelds grootste en onvermoeibaar blunderende mijnbedrijf dat onlangs ‘per ongeluk’ een heilig grottenstelsel opblies in Australië. En natuurlijk Palantir Technologies, dat surveillancesoftware verkoopt aan controversiële opsporingsdiensten — en daarmee overigens al jarenlang verliezen draait.

Naast hun twijfelachtige imago delen al deze bedrijven nog iets. Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), oorspronkelijk voor de zorg en sinds enkele jaren ook verantwoordelijk voor de pensioenvoorziening in de theatersector, heeft voor tientallen zo niet honderden miljoenen belegd in deze ondernemingen — en nog in een verdere waslijst aan soortgelijke grootvervuilers en mensenrechtenschenders.

Valt het voor theatermakers te rijmen dat hun pensioenvoorziening deels afhankelijk is van bedrijven die je — zeker in hun huidige staat — liever niet ziet renderen? Bestaat er eigenlijk überhaupt zoiets als een politiek en ethisch verantwoord pensioenfonds? En hoeveel verandering kun je verwachten van je pensioenfonds, dat tussen een strenge overheid, kritische actiegroepen én een vergrijzend Nederland staat?

Het spreekt boekdelen dat een actief geïnteresseerd deelnemer aan een pensioenfonds eerder uitzondering dan regel is. Toegegeven, de logge, bureaucratische organisaties en een wirwar aan overheidsregels maken het weinig spannend. Toch is alleen Pensioenfonds Zorg en Welzijn al verantwoordelijk voor een belegd vermogen van 250 miljard euro, gelijk aan het bruto binnenlands product van een middelgroot land als Portugal of Tsjechië. Zelfs de kleinste beleidswijzigingen brengen zo al enorme veranderingen teweeg.

Besluit het fonds bijvoorbeeld op een goede dag ook maar 1 procent van dat vermogen uit de olie-industrie te trekken en in windenergie te stoppen, dan spreken we al over tweeënhalf miljard euro aan investeringen. Een hele hoop geld, vindt ook Ellen Habermehl van PFZW. Máár, benadrukt ze, ‘als allereerste opdracht hebben wij het zorgen voor de pensioenvoorziening van onze deelnemers.’ Enkele honderdduizenden Nederlanders ontvangen elke maand een bedrag van het fonds — en dat mag niet in het geding komen.

Dat hoeft ook helemaal niet, blijkt uit recent academisch onderzoek. Een analyse van de langetermijnprestaties van verschillende beleggingsportefeuilles laat zien dat je even goede rendementen behaalt zonder geld in fossiele brandstof te leggen. En wat nou als groener en duurzamer investeren wél ten koste zou gaan van rendement? In ieder geval 72 procent van de leden van PFZW zou dat helemaal prima vinden, berichtte Trouw in 2015. Liever gekort worden en helemaal verantwoord beleggen, dan een schadelijke koers doorzetten voor eigen gewin. De directeur reageerde terstond: ‘Dat is volgens ons niet nodig.’

We zijn inmiddels 6 jaar later, en er prijken nog steeds enkele tientallen dubieuze bedrijven op beleggingenlijst. ‘Er zijn bepaalde dingen waar we niet meer in beleggen, zoals tabak, controversiële wapens en teerzand, want met die mensen valt niet te praten’, legt Habermehl uit. Alle sectoren die zichzelf fundamenteel niet kunnen verbeteren — er bestaat geen gezonde tabaksindustrie, bijvoorbeeld — zijn bij voorbaat uitgesloten. Wat overblijft, is een brede tussencategorie met daarin neutrale ondernemingen en ‘bedrijven die noodzakelijke diensten of producten leveren, die nog niet duurzaam genoeg zijn, maar waarmee we wel het gesprek aan willen gaan om de bedrijfspraktijken te verbeteren.’

Filipijnse koekenbakker

Maar waarom kiezen voor handel met deze twijfelcategorie tussen ‘goed’ en ‘slecht’, wanneer je ook net zo goed al je geld in duurzame bedrijven kunt beleggen? Dat loopt echter al snel stuk. ‘Eerst moet je ze maar eens vinden, die ‘goede’ bedrijven’, vertelt Mariska van der Westen, uitgever van pensioenblad Pensioen Pro. Eenduidige criteria zijn moeilijk te handhaven wanneer je beoogde bedrijven meerdere sectoren en continenten beslaan. Ook is het lastig écht zicht te krijgen op de productieketen van, bijvoorbeeld, een zonnepanelenfabrikant.

Daarnaast zijn de groene, duurzame bedrijven vaak niet belegbaar voor grote pensioenfondsen om de doodsimpele reden dat ze te klein zijn. ‘Als jij vijfduizend euro te beleggen hebt, kun je bijvoorbeeld een Filipijnse koekenbakker steunen’, legt Van der Westen uit. ‘Als het om vijftig miljard gaat, wat doe je dan? Je hebt gewoon te veel, die enorme bak met geld krijg je niet zomaar even belegd.’ Pensioenfondsen reserveren daarom bijvoorbeeld een kleiner bedrag — bij PFZW is dat onderhand twintig miljard — dat ze actief en bewust investeren in uitsluitend duurzame bedrijven met een positieve impact, het zogeheten impact beleggen.

Het leeuwendeel van het overige belegbare vermogen wordt via indexen verstrooid over duizenden bedrijven, waar de grootste overtreders uit worden gefilterd en de vermeend duurzame top het meeste krijgt. Toch blijven er altijd genoeg twijfelgevallen over. Xander Urbach, projectmanager duurzaam & verantwoord beleggen bij de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling, geeft ook toe dat dit tot op zekere hoogte onvermijdelijk is. ‘De wereldeconomie is niet duurzaam, fondsen beleggen in de hele wereldeconomie, en daarmee zijn die beleggingen ook per definitie niet duurzaam.’

250 miljard euro slijten aan enkel groene, ‘goede’ beleggingen is dus iets wat vooralsnog niet lukt. Dat erkent PFZW bij monde van Habermehl ook, maar ze wijst tegelijkertijd wel op de aanstaande verbeteringen: het bedrag dat uitsluitend voor impactbeleggingen is gereserveerd, wordt van twintig naar vijftig miljard verhoogd. Het positieve potje groeit dus elk jaar verder, maar de vraag blijft wat er gebeurt met de honderden miljoenen, zo niet miljarden, die nog belegd zijn in grootvervuilers en mensenrechtenschenders.

Het is een voorjaarsmiddag in 2018. Een grijzige man in pak schraapt zijn keel en kijkt vanaf een podium in het Circustheater naar de afgeladen zaal. Het merendeel van het publiek heeft uren op dit moment zitten wachten. Voor sommigen is het zelfs de enige reden dat ze die middag naar Den Haag zijn afgereisd.

‘Dan is het nu tijd voor resolutie nummer 19’, spreekt de voorzitter. ‘Hiervoor geven we meneer Van Baal het woord.’ Het is het derde jaar op een rij dat Mark van Baal een resolutie indient bij de aandeelhoudersvergadering van Royal Dutch Shell. Met zijn initiatief Follow This probeert hij al jaren grote aandeelhouders achter zich te krijgen, met een schijnbaar simpel doel: het bestuur van Shell ertoe dwingen de doelen van het klimaatakkoord over te nemen. Zodra de telling is afgerond, wordt duidelijk dat Van Baal maar op 5 procent van de stemmen kan rekenen. De resolutie wordt verworpen.

Drie jaar later. Dezelfde stad, dezelfde vergadering, dezelfde resolutie. Net als elk ander jaar is PFZW vertegenwoordigd door een afgevaardigde – maar 2021 is het eerste jaar dat deze Van Baal steunt, in plaats van de klimaatplannen die de oliegigant zelf heeft opgesteld. De resolutie krijgt die dag ruim 30 procent van de stemmen, en voor het eerst kan het bestuur van Shell echt niet meer om hem heen. Na vijf jaar op een rij te hebben toegekeken, zet PFZW onder druk van hun achterban de aandelen in Shell in voor het publiekelijk afdwingen van verandering.

Giftig cadeau

Het is een schoolvoorbeeld van goed gebruik van slecht eigendom, en laat ook gelijk de essentiële rol van de ‘pensioenklanten’ zien. PFZW heeft voor miljarden euro’s aandelen in grootvervuilers en mensenrechtenschenders, en daarmee hebben aangesloten theatermakers dat (indirect) dus ook. ‘Wanneer je daar achter komt is het eerst even raar’, zegt theatermaker Anoek Nuyens — die overigens zelf op dit moment geen pensioen opbouwt. ‘Maar ik pleit ervoor het te zien als een giftig cadeau. Je hébt het nou eenmaal, en dan moet je kijken wat je ermee kan doen.’

Een maatschappelijk betrokken sector als het theater kan simpelweg ‘niet niets doen’, benadrukt ze. Zeker theatermakers en toneelinstellingen die zichzelf als geëngageerd of kritisch bestempelen moeten een standpunt ontwikkelen, en dat in hun kunst uitdragen — of via directe druk op het pensioenfonds. ‘Oud-politicus Jan Pronk heeft ooit tegen mij gezegd: je bent niet schuldig geboren, maar je bent het pas als je kennis van kwaad hebt en daar niets mee doet’, aldus Nuyens. ‘Je moet je er wel toe verhouden.’

Er is echter één wezenlijk probleem. Zelfs al zou de gehele cultuursector een scherp en eenduidig beleid ontwikkelen om PFZW voor te leggen, dan hebben ze nog steeds geen enkele officiële vertegenwoordiging in het bestuur, noch in de veel grotere pensioenraad. De cultuursector is uiteindelijk klein grut tegenover anderhalf miljoen zorgmedewerkers. Scheppende kunstenaars moeten — net als predikanten en voetbaltrainers — genoegen nemen met indirecte inspraak.

‘Maar dat betekent niet dat je niets kunt doen, natuurlijk.’ Pepijn ten Kate van de Kunstenbond heeft ruime ervaring in de pensioenwereld, en begrijpt heel goed dat ‘zijn’ sector geen eigen zetel heeft in de raad van PFZW. ‘Ik denk dat de invloed van ons gering, maar zeker niet nihil is. Als je met hele goede argumenten komt, en dat kan natuurlijk, dan zullen ze daar wel serieus naar luisteren.’

Voor Rutger Gernandt, zakelijk directeur van De Warme Winkel, is het eerst dus ook zaak voor de theater- en bredere cultuursector om scherper te zijn op de aandelen van het pensioenfonds. ‘Vooral met het oog op de toekomst’, stelt hij, doelend op de zzp-pilot van PFZW en bovenal ook de Commissie-Borstlap. ‘We naderen het einde van de zzp-tijd en ik denk echt dat veel meer mensen weer pensioen gaan opbouwen. De arbeidsverhoudingen zullen uiteindelijk ingrijpend veranderen.’

Hoe dan ook zal de cultuursector het niveau van incidentele gesprekken en discussies moeten overstijgen, vindt Gernandt. ‘Het is hartstikke nodig dat je als sector daar een visie op ontwikkelt, om de doodeenvoudige reden dat het om veel geld gaat. Meer dan een kwart van je eigen maandinkomen, en van ons samen opgeteld 250 miljard euro bij het pensioenfonds.’ Het maakt daarbij niet uit of je een minderheid bent. ‘Ook al ben je maar 5 of 6 procent van het fonds, dan speel je maar gewoon de rol van kleine, activistische belegger.’

De organisaties die het dichtst op het PFZW staan, zijn de Kunstenbond en de NAPK, maar die zullen pas in actie komen wanneer de achterliggende sector daarom vraagt. En dat vergt zelforganisatie. ‘Het groeiende succes van Follow This laat zien dat je verandering echt kunt afdwingen’, zegt Anoek Nuyens, die voor haar voorstelling De Zaak Shell zelf ook een aandeelhoudersvergadering van de oliegigant bijwoonde. ‘Maar het is belangrijk dat je transparant en eerlijk bent over wat je wilt. En ook echt een beetje geduld hebt.’

Het blijft echter een wrange situatie: maandelijks flink aftikken voor je oude dag, om daarna toe te kijken hoe een deel van dat vermogen wordt verdeeld over massaslachthuizen, ontbossingsveelplegers en corrupte Chinese staatsbanken. De gangbare verklaring, het ‘gebrek aan beter’-argument, werkt alleen wanneer de dubieuze beleggingen ook daadwerkelijk worden gebruikt om verbetering af te dwingen.

Hoe goed de intenties van het pensioenfonds ook zijn, de enigen die ze hierop écht scherp kunnen houden, zijn de deelnemers. Geduld en vastberadenheid lijken de twee sleutelwoorden voor elke theatermaker die deze wakende rol op zich wil nemen. Of je nou voor de kunst kiest om je boodschap uit te dragen, of je begeeft je op de bureaucratische, democratische weg van de pensioenfondsen. Of natuurlijk beide. Hoofdzaak is dat je een lange adem hebt, betoont Nuyens. ‘Echte verandering komt niet met vijf tomaten. Daar moet je echt even voor gaan zitten.’

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2021