Het had zijn jaar moeten worden. Soldaat van Oranje – De Musical stevende af op zijn tienjarig jubileum en de opening van de Londense productie was in zicht. Achter de schermen werden ondertussen grootse plannen voor de volgende musical gemaakt. Maar door corona zag de agenda van producent Fred Boot er ineens heel anders uit.

Sinds de première van Soldaat van Oranje – De Musical heeft hij niet meer zo hard gewerkt, zegt Boot als ik hem eind augustus spreek in zijn woonplaats Amsterdam. De Groningse ondernemer, die zijn carrière begon als persvoorlichter bij Joop van den Ende en vervolgens zelf is gaan produceren, zette met zijn eerste productie meteen een megahit op zijn naam. Soldaat van Oranje trekt inmiddels al bijna tien jaar volle zalen. Niets kon de productie stoppen; er was een pandemie voor nodig om de musical plat te leggen. 

Boot kan zich nog goed herinneren wat hij deed op de dag dat de theaters dicht gingen. Hij sloeg meteen aan het bellen met collega’s over de te nemen acties, en hoopte intussen vurig dat alles tijdelijk zou zijn. ‘Soldaat van Oranje zou gaan spelen, er waren al mensen in het theater en de rest was onderweg. Maar iedereen is naar huis gegaan, op een paar theatermedewerkers na die zijn gebleven om eventueel publiek te ontvangen. Blijkbaar had de communicatie van de overheid goed gewerkt, want alleen een kleine twintig vroege gasten, die ook kwamen dineren, zijn in het theater geweest.’

Sindsdien brengt Boot zijn dagen door met onderzoeken naar spatschermen en ventilatiesystemen, protocollen opstellen met collega’s en lobbyen bij politici. ‘De eerste zes weken van de lockdown werkte ik op adrenaline, daarna werd het pittig’, vertelt hij. ‘Ik ben gewend dat hard werken resultaat oplevert, maar nu is het vechten tegen de bierkaai. Je bent gebonden aan de regels. Maar ik kan wél proberen er invloed op uit te oefenen en te zorgen dat de maatregelen versoepeld worden.’ Alles om te zorgen dat er zo snel mogelijk weer meer mensen het theater in kunnen en producties weer kunnen spelen zoals ze bedoeld zijn – ‘anders krijg je alleen maar monologen.’ 

Zelf is Boot niet bang voor corona, ‘maar ik zou het natuurlijk liever niet hebben. Ik hou me wel aan de regels. Voor de ellende begon behoorde ik tot de laconieke groep die dacht dat het wel mee zou vallen. Inmiddels ben ik vooral bezig met de economische gevolgen voor onze producties en voor de hele sector. Ik hoopte dat de situatie in juli of september beter zou zijn. Nu droom ik ervan dat er in april volgend jaar weer meer kan. Dat móet ook echt, want als dat tegen die tijd niet zo is gaan er heel veel bedrijven omvallen en dan valt het aanbod weg. Mijn angst zit momenteel meer in de economische schade dan in het gevaar voor de gezondheid; hoe komen we uit deze crisis? Collega’s hebben veel mensen moeten ontslaan. Daar word ik soms verdrietig van. Maar vooral strijdbaar.’

Samen met andere ondernemers zoekt Boot naar manieren om de vereiste anderhalvemeterafstand verder terug te dringen, zodat de bezetting van de theaters van een derde naar 60 procent kan gaan. ‘Daarmee spelen we quitte. Stel dat we bewijs kunnen leveren dat bepaalde ventilatiesystemen werken, dat spatschermen helpen, of een bepaald mondkapje een verschil kan maken in het theater. Stel dat er een groter aanbod zou zijn van medische mondkapjes – met een medisch mondkapje zou je 1100 man naast elkaar kunnen zetten. Via via weet ik dat een medisch bioloog een onderzoek heeft gedaan naar het reinigen van medische mondkapjes. We denken dat een theater met drieduizend medische mondkapjes uit zou komen: de ene groep heeft ze op en die van de andere groep worden gereinigd, net zoals 3D-brillen in de bioscoop. Als dat zou werken, kunnen we samen met de overheid dat soort mondkapjes gaan produceren zonder druk te leggen op de medische sector. Dit zijn het soort lobby’s waar ik middenin zit.’ 

Met ingetogen enthousiasme vertelt Boot over zijn bespreking met minister Grapperhaus een week eerder in de Ziggo Dome. ‘Ik merkte op dat er geen enkel theater is dat met de huidige afstandregels boven een derde bezetting uit kan komen. Veel voorstellingen en theaters zouden al gered zijn met een bezetting van 50 tot 60 procent, omdat ze dan in elk geval uit de kosten zijn. Dat was voor Grapperhaus een eyeopener. Hij heeft tot drie keer toe herhaald dat dat hem enorm triggerde. Die avond was ik aan het stuiteren. Als hij dat nou met zijn ambtenaren bespreekt en zijn collega’s van de veiligheidsdriehoek, gaan ze misschien met ons meedenken over hoe we van die anderhalve meter één meter kunnen maken. Dat zou enorm helpen.’ 

Op de bres voor vrije producties

Volgens Boot is het belang van de theatersector niet te onderschatten. ‘Cultuur draagt 4 procent bij aan het bbp. Schiphol 2. Waarom mag je in het vliegtuig wel naast elkaar zitten en in het theater niet? Terwijl onze ventilatie, zeker bij Soldaat van Oranje, ook aan de eisen voldoet!’ Hij beantwoordt zijn eigen vraag: ‘Omdat er grote financiële belangen mee gemoeid zijn, dat snap ik ook. Maar waarom dringt het niet door dat ons aandeel óók belangrijk is? You tell me. Alleen Soldaat van Oranje al levert ongeveer 4 miljoen op aan hotelovernachtingen in de omgeving, aan restaurants, mensen die gaan winkelen voor ze naar de voorstelling gaan, aan detailhandel. Daarvan blijft als we weer gaan spelen in coronatijd slechts een kleine 25 procent over.’ De meten met twee maten-samenleving, noemt Boot het.

De belangen gaan bovendien verder dan alleen de eigen sector. ‘Het gaat niet alleen om theater, maar ook om plekken als de Ziggo Dome, de bioscopen, de musea. Met name alles wat niet gesubsidieerd is loopt een gigantisch risico.’ Boot strooit met afkortingen van verenigingen waar hij in het bestuur zit of mee samenwerkt: de VVTP (Vereniging van Vrije Theaterproducenten), de NAPK (Nederlandse Associatie van Podiumkunsten), de VSCD (Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouw Directies). Ironisch genoeg hebben de leden van deze organisaties en de collega’s uit de evenementenbranche, concertorganisatoren en festivalbesturen elkaar door corona pas echt gevonden – ‘de VVTP had vóór corona twintig leden, en nu meer dan dertig’, zegt Boot opgetogen. Iedereen zit immers in hetzelfde schuitje; er is ineens een stuk minder mogelijk, en als reactie daarop hebben de collega-producenten besloten hun krachten te bundelen. Onderling worden de laatste nieuwtjes besproken en protocollen gedeeld en probeert men gezamenlijk te zorgen dat bedrijven kunnen blijven functioneren. De vrije producenten, in feite ondernemers, zijn als het erop aan komt grotendeels op zichzelf aangewezen. ‘Het eerste steunpakket van 300 miljoen van minister Van Engelshoven was mooi voor de makers die al gesubsidieerd zijn, maar eigenlijk was hun jaar al min of meer gedekt’, verzucht Boot. ‘Als vrije producent kon je van dat bedrag een ton of vier lenen voor een mogelijke nieuwe productie. Maar daar kan je geen nieuwe productie van maken.’ 

Volgens de producent wordt het belang van vrije producties danig onderschat. ‘70 Procent van het theateraanbod komt van de vrije producenten. Als van die 70 procent het gros wegvalt blijven de theaters leeg. Dan krijg je een domino-effect waarbij ook de theaters omvallen. Zoiets is alleen te voorkomen door verspoeling van de regels of enorme steunpakketten.’ 

Vindt hij dat de vrije sector oneerlijk benadeeld wordt? ‘Ondernemerschap is een keuze die met zich meebrengt dat je zelf verantwoordelijk bent om je eigen broek op te houden. Maar als je daarin beperkt wordt door omstandigheden die buiten je macht liggen, door de – overigens terechte – overheidsmaatregelen, dan moet je geholpen worden. Het is inmiddels duidelijk dat de horeca en de cultuur heel hard getroffen worden. Ik vind dat we te weinig gehoord zijn door het ministerie van OCW. In een uitzonderlijke situatie als deze had het OCW meer mogen opkomen voor de belangen van de rest van de culturele sector. Als vrije producent vielen we aanvankelijk tussen wal en schip, tussen OCW en Economische Zaken in. Ik vind dat niet EZ, maar OCW ons aanspreekpunt moet zijn en moet zorgen dat wij bij de juiste mensen aan tafel komen te zitten. Wij zijn óók cultuur. We hebben niet voor niets brancheorganisaties; praat met ons! Dat is zeker in het begin te weinig gebeurd.’ 

Toch is Boot optimistisch. ‘Ik heb de indruk dat het beter wordt. Ook omdat wij als brancheverenigingen vaker met de diverse overheden aan tafel komen en ik merk dat ons bestuur van de VVTP met Boris van der Ham als voorzitter, die een rechtstreekse lijn heeft met OCW, steeds beter de weg weet. Maar we zijn er nog lang niet. Veel van mijn reizende collega’s voelen zich terecht enorm benadeeld. Dat begrijp ik heel goed. Omdat we met Soldaat van Oranje een eigen theater hebben en een eigen voorstelling, hebben wij iets meer vlees op de botten. De reizende producties daarentegen zijn afhankelijk van afspraken met de individuele theaters. Hopelijk komt er van het laatste steunpakket dat via OCW onder andere bij de theaters terecht komt, ook iets terug bij de vrije producenten, die in het laatste steunpakket opnieuw niet zijn meegenomen.’ 

Soldaat van Oranje op anderhalve meter

Nadat de hangardeuren van Soldaat van Oranje in maart sloten, werden ze op 2 september voorzichtig weer geopend. Weliswaar voor een aanzienlijk legere zaal waarin om de rij een rij is weggehaald. Huishoudens zitten naast elkaar met twee stoelen afstand tot het volgende gezelschap – ‘als dat er één wordt, kom je al op 50 procent bezetting’, suggereert Boot hoopvol. Iedere groep heeft een tafeltje op naam in een toegewezen gedeelte van de foyer. Na de voorstelling blijft de bar dicht. Bij elke uitvoering mogen er driehonderd mensen in de zaal plaatsnemen – dat zijn er onder normale omstandigheden 1100. Pas bij een bezettingsgraad van 50 tot 60 procent komt de voorstelling uit de kosten. Dat betekent dat Soldaat van Oranje met groot verlies gaat spelen. Waarom Boot de voorstelling dan toch weer in gang zet? ‘Het verlies van niet spelen is ook heel groot; nu al meer dan een miljoen. Het is financieel beter om wel te spelen en de organisatie in stand te houden. Er werken 150 mensen mee aan de productie, waarvan ongeveer 60 procent zzp’er is. Ook omdat er al 60 duizend reserveringen waren waarvan we niet willen dat ze geannuleerd worden, hebben we besloten om toch weer van start te gaan.’ Met de huidige beperkingen zal Soldaat van Oranje het een tijdje kunnen volhouden. Maar: ‘Als er in het voorjaar nog geen versoepelingen zijn moeten we heroverwegen of we nog langer doorgaan of niet.’ 

De afstandsregels hebben ook inhoudelijk hun weerslag op de voorstelling, want zingen en dansen tegelijk is in tijden van corona uit den boze. Laat dat nou net zijn wat in een musical gebeurt. Ook van gezongen liefdesscènes en vijanden die elkaar schreeuwend te lijf gaan kan geen sprake meer zijn. Maar zonder de intieme passages en gevechtsscènes is Soldaat van Oranje geen Soldaat van Oranje, zegt Boot. ‘Het is een oorlogsverhaal over vriendschap, liefde en strijd, en zonder die scènes zou het een slap aftreksel worden van hoe de voorstelling is bedoeld.’ Met zijn team vertaalde Boot het door de NAPK opgestelde protocol naar de voorstelling, wat resulteerde in een eigen protocol. ‘Dat gaat over kwesties als: hoe ga je het toneel op, hoe beweeg je je achter de schermen, hoe ga je op de speelvloer met elkaar om.’ De medewerkers werden verdeeld in low, medium en high risk. Tot die laatste categorie behoren alle acteurs, technici en musici die dicht bij elkaar in de buurt moeten komen.

Samen met regisseur Theu Boermans, resident director Kevin Schoonderbeek en uitvoerend producent Alieke Lutgert ging Boot door het script heen om alle mogelijke knelpunten te onderzoeken. Vervolgens ensceneerde de resident director het geheel met inachtneming van de regels. ‘Acteurs moeten nu eerst zingen of schreeuwen en daarna pas een handeling verrichten’, licht Boot toe. ‘Zoiets is tegennatuurlijk. Het is maar goed dat we een redelijke repetitieperiode hebben, zodat de acteurs het zich zo goed mogelijk eigen kunnen maken en naturel kunnen spelen.’ Gaan toeschouwers een geheel andere Soldaat van Oranje zien? Boot gelooft niet dat het publiek iets zal merken, behalve misschien de trouwe bezoekers. Hij benadrukt liever hoe uniek de beleving van de musical is in de huidige opzet: ‘Ik heb de voorstelling nu weer drie keer gezien en zelfs ik moet goed kijken of ik de genuanceerde veranderingen zie. Je hebt bovendien een riante zitplaats met veel beenruimte met geweldige zichtlijnen. Het voelt eigenlijk nog intiemer en exclusiever.’ 

Het tienjarig jubileum van de musical, dat in oktober zou zijn, wil Boot toch het liefst met zo veel mogelijk mensen vieren. ‘Bij zo’n gelegenheid wil je het liefst alle drieduizend mensen hebben die de afgelopen tien jaar belangrijk zijn geweest voor de productie. We zullen intern zeker het glas heffen om de première van tien jaar geleden te memoreren, maar we gaan het niet vieren. Dat vind ik nu niet gepast.’ Om die reden is het feest minimaal een half jaar uitgesteld, ‘in de hoop dat we het in de loop van volgend voorjaar kunnen vieren.’ 

Toekomstplannen

Wat ook is uitgesteld is de Engelse productie van Soldaat van Oranje. Het script was al vertaald en bewerkt en afgelopen januari werd er een workshop gehouden met een groep acteurs. Boot: ‘Het productie- en marketingteam zat al in een enorme flow en het creatieve team stond in de startblokken voor de audities.’ In mei zou begonnen worden met de bouw van het theater tegenover City Airport, voordat in maart 2021 de Britse Soldier of Orange zou openen in Londen. Daar zitten de theaters echter nog potdicht en is de situatie nog strakker aan banden gelegd. Een investering van 18 miljoen, zegt Boot, is in die context onverantwoord. Dat wil niet zeggen dat van uitstel afstel komt; ‘zodra de situatie in Engeland back to normal is gaan we weer verder.’ 

En dan is er nog Nieuw-Amsterdam, Boots tweede grote productie. Ook een musical, over het ontstaan van de stad Nieuw-Amsterdam, het huidige New York. Het script is van Edwin de Vries en Theu Boermans, die ook de regie voor zijn rekening neemt, aangevuld met liedteksten van Frans van Deursen op muziek van Within Temptation’s Martijn Spierenburg. Het decor is wederom van Bernhard Hammer. Net als voor Soldaat van Oranje wordt er voor de productie een nieuw theater gebouwd. ‘We waren in verregaande gesprekken met de gemeente Almere’, vertelt Boot. ‘Er zou een hotel gebouwd worden met een theater erin aan het Weerwater, in de buurt van de plek waar de Floriade komt. Maar vanwege de coronacrisis is door die investering een streep gezet. De intentieverklaring met de gemeente van Almere hebben we op moeten zeggen.’ En ja, daar is hij best verdrietig om. ‘Het was teleurstelling op teleurstelling: eerst Soldaat van Oranje in Nederland dicht, dan de Londense productie op pauze gezet, en een week later werden de plannen die we hadden voor Nieuw-Amsterdam geannuleerd.’

Er zit niets anders op: het team moet terug naar de tekentafel. ‘We waren middenin de ontwerp- en calculatiefase. Het originele plan inclusief hotel ging waarschijnlijk rond de 80 miljoen kosten. Dat moeten we nu terugbrengen naar tien tot vijftien miljoen. Het hele hotelidee gaat eruit, net als bepaalde technische elementen.’ De bezem gaat ook door het script van Nieuw-Amsterdam, waarvan inmiddels de twintigste versie geschreven is. ‘Met alles wat er in Amerika gebeurt, zoals de dood van George Floyd, is het onvermijdelijk dat we het script weer moeten herschrijven. De geschiedenis van Amerika is een gevoelig onderwerp. Ik lees en discussieer er veel over met ons team; naast het boek van Russell Shorto (The Island at the Center of the World, waar de musical op is gebaseerd) lezen we ook boeken zoals Roofstaat van Ewald van Vugt en het werk van hoogleraar Pieter Emmer over de interpretaties van onze rol in de geschiedenis. Wij willen een genuanceerde weergave geven van de geschiedenis en iedereen een stem geven in het verhaal.’

Wat Boot drijft is zijn wens om origineel werk te maken met inhoud. ‘Ik wil niet zomaar entertainment bieden, maar ervoor zorgen dat mensen het theater verlaten met nieuwe kennis. Inhoudelijk pas ik misschien meer in de gesubsidieerde hoek. Ik heb nog niet veel producties gemaakt, maar de nieuwe titels waaraan ik werk zijn geëngageerd en maatschappelijk betrokken. Ik zou niet zo gauw een Little Mermaid maken. Sowieso zou ik nooit een bestaande productie uit het buitenland halen. Als ik iets produceer, moet het oorspronkelijk zijn. Ik wil verhalen vertellen die ertoe doen en die iets politieks in beweging kunnen zetten. Oorspronkelijk Nederlands muziektheater maken met bij voorkeur de Nederlandse geschiedenis als basis. Ik hou van onze geschiedenis en denk dat er veel verhalen te vertellen zijn, goed én slecht. In elk verhaal zit een nuance waar we ook vandaag de dag wat van kunnen leren.’ 

Nieuw-Amsterdam is een voorbeeld van een vergeten geschiedenis die Boot graag over het voetlicht tilt. En hij zou graag nog eens iets maken over Nederlands-Indië. Boots voorouders bevonden zich vanaf 1830 als zendelingen in de voormalige Nederlandse kolonie en zijn moeder werd er geboren. ‘Nederlands-Indië zit in mijn hart, mijn genen, in alles’, stelt hij. ‘De koloniale geschiedenis is echter grotendeels genegeerd, dan wel verkeerd geïnterpreteerd. Terwijl er zoveel is om over te vertellen. De Nederlanders zijn ontzettende klootzakken geweest in Nederlands-Indië. Tegelijkertijd hebben ze er ook veel gebracht en doorstaan, met name in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog hebben ze er gruwelijke dingen gedaan. Dat verhaal moet goed en genuanceerd verteld worden. Maar het is moeilijk om een periode uit te kiezen om theater over te maken. Ik wil eigenlijk geen oorlogsverhaal vertellen, want dat heb ik met Soldaat van Oranje al gedaan en ik wil geen producent van oorlogsverhalen worden. Liever van een soort tijdlijn van alles wat we goed en fout hebben gedaan daar, een soort epische generatiesaga.’ 

Als voorvechter van origineel muziektheater kijkt Boot vol belangstelling naar de ontwikkelingen binnen MusicalMakers, het nieuwe musicalproductiehuis in de BIS. Saillant detail is dat hijzelf in het bestuur zat van M-Lab, dat ook een aanvraag indiende die positief werd beoordeeld door de commissie. Dat oordeel werd vervolgens teruggedraaid door de Raad voor Cultuur, die de subsidie aan MusicalMakers toekende. ‘Het is frustrerend dat je bent goedgekeurd door een commissie, maar de Raad vervolgens iets anders besluit’, zegt Boot desgewenst. Hij wijst erop dat MusicalMakers naast de BIS-subsidie acht ton krijgt van de VandenEnde Foundation. ‘Als M-Lab in de BIS was gekomen en MusicalMakers de VandenEnde Foundation-subsidie had gehad, waren er twee productiehuizen geweest. Dat was nog mooier geweest.’ Desalniettemin was Boot een van de eersten die de initiatiefnemer van MusicalMakers, DeLaMar-directeur Andreas Fleischmann, opbelde zodra de uitslag bekend was. Binnenkort hebben ze afgesproken om de erfenis van M-Lab te bespreken en te bekijken welke ideeën van dat productiehuis kunnen worden overgenomen dan wel voortgezet door MusicalMakers. ‘We hadden M-Lab heel graag nieuw leven ingeblazen, maar als we MusicalMakers kunnen helpen zullen we dat zeker doen’, zegt Boot. ‘Het gaat erom dat nieuw talent een kans krijgt – die missie is bij beide initiatieven hetzelfde. Nederland is een klein land met een kleine theatersector waarin iedereen elkaar kent. We moeten elkaar helpen en zorgen dat er meer oorspronkelijk werk gemaakt wordt. Wat dat betreft zijn er nog veel slagen te maken.’  

Boot geeft zelf dus alvast een voorbeeld met Nieuw-Amsterdam. Hopelijk in 2025, als Amsterdam 750 jaar bestaat. Dat zou mooi zijn. ‘Ik blijf wel bezig, ik kan sowieso niet stilzitten’, zegt hij. ‘Zoals Erik stelt in Soldaat van Oranje: ‘Ik kan niet stilzitten en niets doen’. Dat geldt voor mij evengoed.’ 

foto Nichon Glerum
over de fotoserie

Dossiers

Theaterjaarboek 2019/2020