Gelauwerd en productief architect Wim Quist bouwde maar één theater: de Rotterdamse Schouwburg. Oud-technicus Niko Bovenberg werkte er jarenlang en brengt een ode aan het huis waar alles snel kan.

In 1979 ben ik opeens technicus in de, uit het puin van de gebombardeerde stad opgetrokken, oude Rotterdamse schouwburg. Het is een eenvoudig gebouw. Links en rechts bijna symmetrisch. Het publiek komt het ‘voorgebouw’ binnen via de entree met kassa, deuren door, links en rechts gangen langs de zaal met garderobes en aan het einde toiletten, naast de entree twee kleine foyers, trappen ophoog naar de grote foyer boven de entree en het balkon. Toneelopening is twaalf meter. Daar begint het achtergebouw met de toneeltoren. De trekken moeten ongeveer achttien meter zijn geweest. De toneeltoren 22 meter breed. Op links een klein zijtoneel van ongeveer vijf meter tot de trekkenwand, rechts een heel ruim zijtoneel. Achter de laatste trek loopt het toneel nog een stuk door: twaalf meter breed, tien diep. Links en rechts opslag, twee deuren door, je steekt de gang over die achter het toneel loopt, weer twee deuren door, de laad en los. De vrachtwagen moet voldoende diep het gebouw binnen rijden anders kan de tram er niet langs (zie schets 1).

Boven de laad en los is een groot repetitielokaal. Zo zien de meeste schouwburgen eruit. Voor komt het publiek binnen, achter het decor. Na de voorstelling gaat alles er weer uit. Verder zijn er kleedkamergangen met kleedkamers. Kleedsters met kostuums onder hun armen en acteurs kunnen tijdens een voorstelling met een open toneel ongezien snel van toneel links naar toneel rechts. In de kelder onder het toneel zijn een timmer- en een ijzerwerkplaats. Niet onbelangrijk want in de Rotterdamse Schouwburg woont het RoTheater. Het huisgezelschap. Dan heb je werkplaatsen nodig. Er worden voorstellingen gerepeteerd en gemonteerd. Het theater is geschikt om elke dag een andere voorstelling te ontvangen. Opera’s met koor en orkest, ballet en toneelvoorstellingen. Er zijn maar een paar kantoren. Want er zijn nog geen managers.

Derde week september 1980, eerste try-out Midzomernachtsdroom. Draaischijf met honderdtachtig man. Acteurs spelen in de zaal, op de zijtonelen, zijbruggen en het achtertoneel. Het beton uit 1946 blijkt niet sterk genoeg. De toneelmeester ziet onder het toneel tijdens het draaien barsten in de dragende constructie ontstaan waaruit gruis naar beneden valt. De première schuift op. Het ondertoneel komt eerst vol stutten te staan. In oktober 1984 wordt de schouwburg samen met het Piccolo theater gesloopt. In april 1988 is de nieuwe Rotterdamse Schouwburg klaar. 

Het gebouw moest gaan bevatten: een groot toneel waarop opera en ballet kunnen worden gespeeld (het nieuwe Muziektheater in Amsterdam heeft immers een toneelopening van 21 meter), een vlakkevloertheater, een groot repetitielokaal, werkplaatsen en een parkeergarage eronder.
Het grote probleem is dat de beschikbare bouwgrond ongeveer een derde is van de oppervlakte van de oude schouwburg. Er moeten op het perceel ook winkels, woningen en een binnentuin gerealiseerd worden.

Architect Wim Quist gaat aan de slag. Ik stel me voor dat hij blokjes van hout heeft gemaakt. Elke ruimte met het juiste volume. Op schaal. Een toneeltoren met een laad en los, een achtertoneel en een zijtoneel, een zaal voor duizend mensen, een foyer, een hal, kassa’s en dan nadenken over gangen en verbindingen. Nog niet te gedetailleerd. Hoe loopt het publiek? Hoe komt het decor op het toneel? Hoever mag een artiestenfoyer van het toneel verwijderd zijn? Gangen en trappenhuizen. Hoeveel mensen werken er voor een operavoorstelling? Hoeveel ruimte nemen de koffers van muziekinstrumenten in? Hoe krijgt een architect dat passend op een klein rechthoekje aan het Schouwburgplein boven een ondergrondse parkeergarage? En dan steeds preciezer. Dus waar moeten de pilaren in de parkeergarage staan zodat de auto’s er omheen kunnen rijden? Wat hebben die pilaren en de heipalen daaronder voor consequenties voor de plek en de maat van de toneelopening en de voorstellingen die er gemaakt en geprogrammeerd gaan worden? Wat betekent dat voor de regisseurs en decorontwerpers? 

Architect Wim Quist moet de hoogte in. En hij doet een omkeertruc: hij plaatst het hele achtergebouw boven de stoep voor de schouwburg, de entree en grote hal. Als het publiek over het schouwburgplein aan komt lopen zien ze een hoog oprijzend gebouw met aan de voorkant een enorme, over de rooilijn van het gebouw uitstekende, kubus die weer steunt op vier pilaren. Daarin zitten de laad en los, een werkplaats, daarboven kleedkamers en daar weer boven een repetitielokaal. Als het publiek daarna de schouwburg binnenkomt staan ze onder het toneel. Dat is zeven meter boven de hal op begane grond. Daarna loopt het publiek de grote trap op en komt in de foyer achter de zaal. In de zaal kijkt het publiek dus in de richting van het Schouwburgplein. Het decor komt via een vrachtwagenlift aan de voorkant op het toneel. De hele vrachtwagen gaat de lift op. Als die de lift oprijdt kan het Rotterdamse publiek even niet in of uit de schouwburg. Dat vindt niemand erg. Er moet gewoon gewerkt kunnen worden.

Vanaf 1989 was ik weer vier seizoenen inspiciënt voor het RoTheater. Ondanks de opmerkelijke opstapeling en omdraaiing van ruimtes vind ik het een overzichtelijk en intuïtief gebouw. Er is gewoekerd met de ruimte maar het doet nergens benauwd aan. Het voelt juist licht en ruim. Alles kan er snel. Ook toen ik later werkte voor Toneelgroep Amsterdam voelde de Rotterdamse Schouwburg als een tweede huis waar probleemloos grote voorstellingen gebouwd konden worden. Na dertig jaar toneel word ik docent op de Academie voor Theater en Dans in het vak dat ik uitoefende. Aan eerstejaarsstudenten gaf ik, na zes uur les plus een rondleiding in de Stadsschouwburg Amsterdam, de opdracht om de plattegrond van een schouwburg te tekenen. Toneelniveau. Compleet met zaal, gangen, gedetailleerde portaalzone, zijbruggen, trekken, laad en los, kassa met daarbij de beschrijving van waarom ze sommige keuzes hadden gemaakt. Daarna vroeg ik ze de langsdoorsnede van een schouwburg te tekenen die op een kwart van het grondoppervlak staat.
Na een uurtje prutsen en gummen zie ik nieuwe Rotterdamse Schouwburgen ontstaan. De volgende les behandelen we de tekeningen.
‘Dus ik heb alleen maar wat ruimtes aan elkaar geplakt met nog niks ertussen’, verzucht een student. ‘Zo’n architect moet echt idioot grote hersens hebben om dat allemaal te bevatten! Die kan, als hij zo’n schets maakt, al in zijn hoofd door een gebouw lopen!’

Wim Quist mag trots zijn. Die schouwburg blijft er nog wel even staan.

Afbeelding doorsnede van de Rotterdamse Schouwburg tekening Rudolf Das grafische verzorging Willem de Valk uitgave gemeente Rotterdam en HBM met dank aan Theatercollectie/Allard Pierson (Stichting TiN).

 

Dossiers

Theaterkrant Magazine september 2022