Acteur en theatermaker Elias De Bruyne wil onbekende werelden scheppen. Jezelf herkennen in het onalledaagse en daar vervolgens troost in vinden, daar is hij bij zijn toeschouwers, en bij zichzelf, steeds naar op zoek.

Elias De Bruyne maakt werk dat naar eigen zeggen ‘over niets, en daarmee over alles’ gaat. In zijn absurdistische solo Er moest maar eens een dinosauriër voorbijkomen (HNT, 2018) wordt bij aanvang van de voorstelling diezelfde voorstelling afgelast, waardoor ineens alles mogelijk is. In De voorstelling met misschien wel de langste opkomst ooit (Artemis/Plan Brabant, 2022) wacht het publiek vrijwel de hele voorstelling op de opkomst van de acteur: in het uitblijven van een opkomst, is alles ineens misschien wel juist die opkomst.

Hij bespeelt zijn publiek door verwachtingen te scheppen die hij niet inlost, of anders inlost dan je verwacht. In Er moest maar eens een dinosauriër voorbijkomen bouwde hij de speelplek om tot ijslandschap inclusief gletsjer, maar rept vervolgens met geen woord over klimaat. Of hij trekt een volledige voorstelling uit de koelkast in Wat als dit alles is? (Artemis/Plan Brabant, 2021).

In zijn beeldend ingestoken werk verknoopt hij een hoge fysicaliteit aan een gedurfde radicaliteit. Vaak zet hij daarin de onbeduidende, ploeterende mens (meestal in de persona van een variant van Elias De Bruyne zelf) centraal, die ontroert door niet op zoek te zijn naar ontroering. Naast eigen werk speelt hij in voorstellingen van anderen. ‘Die twee sporen versterken elkaar.’

Techniek en tuinieren

Elias De Bruyne (Ekeren, 1988) werd als kind al gegrepen door theater. Met zijn moeder, die bij het amateurtoneel zat, ging hij in de vakanties met de trein naar Antwerpen om voorstellingen van hetpaleis te bekijken. Vanaf zijn tiende volgde hij theaterworkshops bij hetpaleis, werd aldaar opgepikt door actrice An De Donder en bleef er vervolgens tot zijn achttiende hangen. De toneelschool als vervolgstap lag voor de hand. Hij deed auditie bij Studio Herman Teirlinck en werd afgewezen: te jong, was de kritiek.

‘En toen? Ik wilde wel binnen het theater bezig blijven, dus heb ik aan een bevriende podiumtechnicus gevraagd of ik een jaar met hem mee mocht. Volgde ik op maandag de opleiding tot geluidstechnieker – dat was vooral een kwestie van uitzitten – en van dinsdag tot en met zondag waren we op tournee met Wunderbaum en NTGent.’ Dat jaar als technicus heeft hem ‘mateloos geïnspireerd’ op een manier die hij nog altijd meeneemt nu hij zijn eigen werk maakt. ‘Ik zal nooit vergeten hoe bij Platform van NTGent al die bakken met kleren uit het grid vielen. Vanaf dat moment realiseerde ik me wat er allemaal mogelijk is in het theater. Je mag groot durven denken: het theater, ontdekte ik in die gigantische schouwburgen, is een te gekke speeltuin waar je een hele wereld kan opentrekken.’

Na dat jaar deed De Bruyne opnieuw auditie, en werd opnieuw afgewezen. Na vervolgens twee jaar als tuinman te hebben gewerkt, kwam hij terecht op de Mime Opleiding in Amsterdam. Daar voelde hij zich aanvankelijk een vreemde eend in de bijt. ‘Ik kende niets van de mimewereld, had eigenlijk geen idee wat het inhield. Ik weet nog dat ik voor het eerst iets zag van Boogaerdt/VanderSchoot en echt omvergeblazen was. Toen wist ik: als dát ook mime is, dan klopt het.’

Het belangrijkste kwartje viel toen hij zich realiseerde dat hij niet alleen maar hoefde te spelen, maar ook zelf kon maken. ‘Had ik eerder nog geen seconde bij stilgestaan. Ineens ervoer ik vrijheid: ik krijg een ruimte waarin ik zelf werelden kan scheppen. Het gegeven dat ik een groep mensen kan meenemen in mijn dagelijkse gedachten en vooral mijn vraagtekens over de wereld, vind ik heel spannend. Even zitten in de gedachtegang van iemand anders en je daarin herkennen, je laten raken of verrassen door het onbekende. Dat vond ik ook het interessante aan de tuinbouw: je kan een stuk natuur zodanig aanleggen, dat mensen het als een heel natuurlijk landschap ervaren. Het is spelen met het blikveld van de mensen, en dat geldt voor theater ook: je kan een landschap binnenhalen en dat helemaal naar je hand zetten.’

Radicaal en kwetsbaar

Na zijn afstuderen maakte hij twee solo’s bij Het Nationale Theater en speelde in voorstellingen van onder meer Boogaerdt/VanderSchoot, Maas en Artemis. Op dit moment zit hij in het laatste jaar van een driejarig traject bij Plan Brabant, waarin hij onder begeleiding van Jetse Batelaan – in wiens voorstellingen hij ook vaak als acteur te zien is – zijn makerschap verder ontwikkelt. ‘Jetse en ik hebben eenzelfde soort absurde humor: in het spelen met abstracties, conventies, wat betreft titels, en verwachtingen. Er zijn ook veel verschillen: Jetse is veel verhalender dan ik, bij hem begint een voorstelling vaak vanuit een conflict dat hij wil onderzoeken. Mijn vertrekpunt is altijd iets particuliers, iets wat in mijn hoofd bezig is.’

De Bruyne ervaart zijn eigen werk als heel persoonlijk en kwetsbaar. ‘Beats of love (HNT, 2016) ging over de eenzaamheid van een jongen alleen, iemand die zichzelf simpelweg probeert overeind te houden in een bos, een hele show optuigt om mensen te entertainen maar uiteindelijk ook maar gewoon alleen is. In De voorstelling met misschien wel de langste opkomst ooit schep ik een relatief eenvoudige verwachting, waar vervolgens alles om draait. Dat gegeven vind ik heel spannend: wat is eigenlijk een opkomst? Als je jezelf dat begint af te vragen, is een opkomst ineens álles.’

Zo ervaart de toeschouwer op een nieuwe manier te kijken naar dat waarvan je veronderstelde dat je al wist wat het was, hoopt De Bruyne. ‘Het kwetsbare zit hem voor mij in het moment dat je me uiteindelijk ziet en denkt: ja, die heeft echt iets meegemaakt. Je ziet een uitputtingsslag. En daar zit een schoonheid in die me ontroert: de eenzaamheid van iemand die heel lang bezig is geweest met een opkomst, dan in alle kwetsbaarheid dat podium bestijgt en iets probeert te geven, er maar iets van probeert te maken en dan vervolgens niets anders kan dan weer terug dat landschap in te trekken.’

Wat De Bruyne ook met Batelaan deelt, is de radicaliteit die ze in hun werk leggen. De voorstelling met misschien wel de langste opkomst ooit voert de uiterste consequentie van die titel door, zonder concessies. ‘Die radicaliteit durf ik wel aan te gaan, om zo’n titel te pakken en dat het dan dat ook is. Maar als een werk er eenmaal is, word ik onzeker. Dat is misschien ook inherent aan radicaliteit, je speelt tenslotte nergens op veilig. Dat blijft spannend binnen het soort werk dat ik maak: het is niet alledaags, publiek gaat er iets van vinden, er zullen mensen tussen zitten die het niet gewend zijn. Op Oerol zeiden sommigen: ‘Hij moet een ambacht gaan leren, want er was niets te zien.’ Of het is iets, of het is meteen he-le-maal niets. En dat is goed. Ik wil mensen uit hun comfortzone halen en ze iets geven waar ze niet per se naar op zoek waren.’

Daarmee is het ook elke keer weer heel spannend om een werk aan publiek te tonen. ‘Elke keer dat ik iets maak, denk ik: wat doe ik de mensen aan? En waarom komen ze überhaupt kijken? Het is elke keer te gek, maar ook de grootste worsteling die er is. Vooral omdat ik vaak denk: wie ben ik? Maar er komen mensen en die worden geraakt, dus er zit iets in wat ik maak, dat klopt.’

Foto: Henk Claassen. De voorstelling met misschien wel de langste opkomst ooit (2022) van Elias De Bruyne/Artemis. Decor Hidde Aans-Verkade en Elias De Bruyne

Elias De Bruyne is nu te zien in Ruzie (6+) van Theater Artemis
Tournee t/m 14 mei
Artemis.nl

Dossiers

Theaterkrant Magazine maart 2023