In de Nederlandse toneelwereld worden nieuwe teksten gebruikt als decorstukken: in opdracht ‘gebouwd’ om na de tournee ergens op een plank te eindigen. Mogelijkheden om autonoom teksten te schrijven zijn er nauwelijks. Met de plug&playvoorstelling MIJN doet Theater Bellevue een eerste poging om nieuw repertoire op een andere manier te presenteren.

Een ensemblestuk voor negen spelers en één hond, gesitueerd in een fictief, Nederlands mijnwerkersdorp. Een kritische tekst waarin de natuurlijke neiging van de mens om te polariseren en elkaar in groepen op te delen ter discussie gesteld en onderzocht wordt. Een aardbeving, bakken geld, onrecht en een gespleten gemeenschap. MIJN klinkt als een voorstelling voor de grote zaal, geschreven voor een van de weinige ensembles die de Lage Landen nog rijk zijn, door een bekende toneelschrijver van middelbare leeftijd die al een mooi oeuvre bij elkaar geschreven heeft. Niets is minder waar. De tekst van de jonge toneelschrijver Koen Caris (1988) ging afgelopen februari in première in Theater Bellevue na een repetitieperiode van slechts tweeënhalve week. In regie van de eveneens jonge Ada Ozdogan (1989) vormde MIJN de basis voor plug&play: een experiment om nieuw repertoire op een vrije manier aan het publiek te tonen.

In 2017 reikt het Prins Bernhard Cultuurfonds het TheaterTekstTalentStipendium uit aan Caris. Aan deze prijs is een schrijfbudget verbonden, waarmee de schrijver de middelen krijgt om de tekst onder begeleiding van een schrijfcoach te voltooien. Ook is er een productiebudget om deze tekst vervolgens op de planken te brengen. De schrijfbudgetten worden ieder jaar dankbaar gebruikt, maar de productiebudgetten bleven zich bij het Cultuurfonds opstapelen. Caris breekt met deze ongeschreven traditie wanneer hij zich geïnteresseerd toont in het verwezenlijken van zijn ensemblestuk. Onder begeleiding van dramaturg Corien Baart schrijft hij naarstig door. Anderhalf jaar en een traject bij De Tekstsmederij later is de tragedie over het mijnwerkersdorp klaar voor de bühne.

Myra Groenink, adviseur theater bij het Cultuurfonds, benadert Theater Bellevue met de vraag of zij penvoerder willen zijn voor een aanvraag van de uitvoering van MIJN. ‘Hierdoor zouden wij medeverantwoordelijk zijn voor de uitvoering en dit experiment leek ons wel wat’, vertelt Tom Helmer, dramaturg en programmamaker bij Bellevue. Hij haalde inspiratie uit de plug&play-vorm zoals theatergezelschap Moeremans & Sons dat een aantal keer gebruikt heeft: ‘Het is in feite een repetitieproces in sneltreinvaart: we hadden maar tweeënhalve week om te repeteren met negen acteurs en 28 scènes. Dat is uitdagend, zeker. Maar het is ook onafhankelijk, lean and mean opereren en dingen veroorzaken.’

Broodschrijvers

Al snel wordt Ada Ozdogan gevonden om de regie van dit project op zich te nemen. De Rode Klauw en Dubbelgangers, eerder werk dat Ozdogan bij Theater RAST maakte, was al in Bellevue te zien geweest en haar absurdistische stijl blijkt goed aan te sluiten op de teksten van Caris. ‘Het gebeurt sowieso niet zo vaak dat je als jonge maker de kans krijgt om met zoveel acteurs te werken, dat is bij een normale productie veel te duur’, zegt Ozdogan. ‘Voor lange repertoireteksten geldt hetzelfde. Bijna alle nieuwe teksten duren op de vloer maar een uur en MIJN is makkelijk het dubbele. Ik vond het ook heel vet dat het initiatief vanuit Koen kwam. Nieuwe teksten worden vaak in opdracht geschreven, maar dit kwam helemaal vanuit hem. Normaal als je met nieuw repertoire werkt, gaat er iemand drie of vier maanden met een tekst aan de slag en ga je die ensceneren. Dit is anders: je voelt dat er veel tijd in MIJN is gestoken, dat er in die anderhalf jaar zoveel lagen in zijn gekomen. Ik wilde hier heel graag aan meewerken om eens te voelen hoe het is om aan zo’n tekst te werken.’

Ook Caris onderkent de weinig positieve status quo. Volgens hem zijn er tegenwoordig bijna enkel broodschrijvers: (jonge) toneelschrijvers die stukken op maat leveren voor allerhande gezelschappen. ‘Het probleem is dat dit je creativiteit indamt door de productionele en financiële beperkingen van het project, bijvoorbeeld dat je voor maximaal vier personen schrijft. Met dit stipendium kon ik eindelijk de gok wagen om een stuk te schrijven voor zoveel personages.’ Tegelijkertijd worstelt de toneelschrijver vaak met de vertaalslag van de regisseur die elke nieuw geschreven tekst van zo’n broodschrijver kleurt: ‘Er zijn nauwelijks mogelijkheden om een eigen tekst gewoon aan een publiek te presenteren. Met plug&play zie ik veel kansen voor jonge schrijvers om nieuw, autonoom werk te tonen en dat zo neutraal mogelijk over te brengen.’

Theater Bellevue behandelt de plug&play-versie van MIJN ondertussen als een volwaardige voorstelling. De marketingafdeling maakt een campagnebeeld inclusief fotoshoot, laat flyers drukken en er wordt zelfs voor een kleine tournee met twee uitvoeringen in Den Haag en Utrecht gezorgd. Helmer: ‘We wilden het wel meer bekendheid geven. Door er een tournee aan te plakken, al zijn het maar twee voorstellingen buiten Amsterdam, laat je er meer publiek van genieten en zorg je ervoor dat het niet alleen binnen Amsterdam blijft.’

Wanhoop

Ozdogan verzamelt een groep van negen jonge acteurs en licht hen in over het plan. Tweeënhalve week repeteren. Per week zijn twee dagen met reguliere repetities, twee dagen deelrepetities en twee dagen waarop iedereen de groepsscènes repeteert. De acteurs gaan akkoord, maar wanneer het project halverwege januari van start gaat, duurt het niet lang voor de wanhoop toeslaat. Ozdogan: ‘Het probleem is dat je heel hard wilt gaan. Je krijgt een mooi project in je schoot geworpen en dan val je eigenlijk gelijk terug in je oude gewoontes. Maar we gingen niet een volwaardige voorstelling maken, we gingen in twee weken een stuk van twee uur voorbereiden. Elke keer dat er een nieuwe ingeving kwam, kon dat eigenlijk praktisch niet worden uitgevoerd. Je voelt je de hele tijd tegengehouden. Die onzekerheid maakt het proces ook onveilig: wat gaan we straks aan het publiek laten zien en wat verwachten ze überhaupt van plug&play?’

De oplossing wordt gevonden in de vorm van een geënsceneerde lezing: negen acteurs in zwarte coltruien, gezeten op negen klapstoeltjes op een rij. Geen scripts in de hand en weinig staand spel. Ozdogan: ‘Het enige wat we konden doen was de tekst en de personages begrijpbaar en levend maken, hun innerlijke bewegingswereld inzichtelijk maken. Een flink deel van de repetities zijn we bezig geweest met het uitpluizen van de tekst om voor onszelf de dramaturgische lijnen uit te zetten. Daar vonden we een bepaalde rust en veiligheid in. Het werd speels en dynamisch, waardoor de spelers de emotionele belevingswereld van deze tekst feilloos hebben weten over te brengen aan het publiek. We namen de intenties en pijn van de personages bloedjeserieus, maar tegelijkertijd zat er ook een knipoog in naar het publiek. We waren ons bewust van wat we aan het doen waren, dat hier negen acteurs in zwarte colletjes in een black box staan. We pretendeerden nooit dat het meer was dan wat we deden.’

Plugged&Played

Wanneer op 8 februari 2020 na twee intensieve weken de première eindelijk plaatsvindt, zweet Caris peentjes. Niet alleen is het de eerste keer dat de tekst in z’n geheel aan een publiek getoond wordt, ze spelen die middag überhaupt de allereerste doorloop van MIJN. ‘Je kon in de zaal ruiken hoe ik me voelde, laat ik het zo zeggen’, vertelt Caris lachend. Maar langzaamaan merkt hij dat het publiek mee is met zijn tekst en de door Ada gekozen vorm. Zijn zenuwen smelten als sneeuw voor de zon. ‘De spelers en Ada moesten twee weken een zoektocht aangaan, waar ik eigenlijk nauwelijks bij kon helpen. Ik kon enkel inhoudelijke en dramaturgische vragen beantwoorden. Er was geen tijd om hele scènes te herschrijven. Dat bleef spannend tot de avond zelf. Maar op een gegeven moment klikte het en vielen de puzzelstukjes samen. De acteurs hebben er lol in, ze staan het met plezier te verkopen. Ik heb er meer van genoten dan wanneer ik normaal mijn voorstellingen zie. Ik ben zo blij dat we de vrijheid hebben gevonden in die losse vorm.’

Na de première is ook Ozdogan enorm tevreden over het resultaat. De tekst is duidelijk, helder en vooral met een hoop plezier overgebracht. Het experiment is geslaagd. In haar ogen wordt de theatertekst bijna altijd ondergeschoven. ‘Het zijn de regisseurs die bovenaan de piramide staan, wat ervoor zorgt dat we enorm veel concepten in het Nederlands theater zien’, aldus Ozdogan. ‘Als er een Shakespeare opgevoerd wordt, gaat de voorstelling in wezen niet over het verhaal, maar over wat de regisseur met de tekst doet. Deze voorstelling voelde daarom denk ik voor zo veel mensen als een verademing. Wat ook hielp was de vrijheid en veiligheid die we vonden in het besef dat we de eerste plug&play zijn. Er was niets om ons mee te vergelijken en op af te rekenen.’

Voor Caris is alle twijfel om een dergelijk proces nog eens aan te gaan volledig verdwenen. ‘Als je als jonge schrijver veel in opdracht werkt’, vertelt hij, ‘ben je geneigd om je gedurfdheid en je grilligheid weg te cijferen om een regisseur te pleasen. Jouw eigen stem is in wezen ondergeschikt. Als je veel in opdracht werkt, bestaat het risico dat je die dienstbaarheid meeneemt naar je autonome werk. Juist daar is die uniciteit, jouw eigen stem, zo belangrijk. Die grilligheid, die eigenheid is iets waar veel regisseurs naar op zoek zijn, maar daar staat niet iedereen bij stil.’ Ook Ozdogan meent dat de plug&play-formule vruchtbaar kan zijn voor nieuwe schrijvers: ‘Een tekst is eigenlijk pas af na een repetitieproces. Acteurs passen bepaalde frasen aan om ze beter speelbaar te maken, andere blijken overbodig en worden geschrapt. De teksten van Tsjechov zoals we die kennen zijn ook de versies waar Stanislavski uiteindelijk mee in première is gegaan. Met plug&play hebben we een vergelijkbaar proces van twee weken gevonden om de tekst écht af te krijgen, voor een regisseur er met een volwaardige productie en interpretatie overheen gaat.’

Wordt plug&play nu ook een vast onderdeel van de programmering in Bellevue? Dat zou Helmer graag willen: ‘We voelen natuurlijk de verantwoordelijkheid om nieuw repertoire op verschillende manieren te tonen en programmeren. Het zou mooi zijn als dit naast ons Lunchtheater zou kunnen bestaan.’ Caris staat nog een ander plan voor ogen: ‘Ik denk dat Ada, Tom en ik met de spelers een handvest moeten schrijven, een soort Poetica voor de plug&play. Regel één: wanhoop niet, je bent waarschijnlijk veel verder dan je denkt. Regel twee: wanhoop wel een beetje, want je moet volgende week al spelen.’

Beeld: Annelies Verhelst

Dossiers

Theatermaker mei 2020