Samenvatting van zijn persoon, gekopt in Die Zeit bij de Nachruf begin december vorig jaar: ‘Der Morgenluftmensch’. ‘Een erotische regisseur was hij. Tussen zijn figuren leek van alles mogelijk. Hij maakte toneel van voorspel, van uitstel. Bevrediging en val kwamen nog, maar pas daarna. Luc Bondy was een regisseur van de ochtendlucht. Ieder moment kon er iets nieuws beginnen.’

Hij sprak graag en veel over zijn vak, de stukken, zijn toneelspelers. Naast zijn tijdgenoten, de raadselachtige Zadek, de brommerige Stein, de narcist Peymann en de altijd zwijgende Grüber, was Bondy een fontein van toneeldromen en theaterverhalen. Hij heeft nooit willen meedoen aan modes, aan het van buitenaf hineinintrepretieren van teksten. Hij noemde dat een Duitse ziekte, Interpretatoritis. ‘Je loopt in ons beroep altijd het gevaar te gaan analyseren, nog voor men één menselijk wezen op de bühne heeft waargenomen. Ik zoek iets anders. Zonder oppervlakkig te worden zoek ik naar lichtheid en muzikaliteit. Mijn droom van toneel is er een van absolute vanzelfsprekendheid. Zoals Horowitz piano speelt; de toetsen lijken uit zichzelf gretig omhoog te springen. Dat is mijn ideaal – volledige lichtheid gepaard aan volledige onzekerheid. Gratie en charme, zonder dat de atmosfeer van een stuk wordt opgeslokt door dweperij. Mij interesseren, zowel in toneel als in opera, de stukken waarin het verlangen tot thema wordt gemaakt. Het begeren. Le désir. Eros is de motor van iedere menselijke communicatie.’

Luc Bondy werd in Zürich geboren als zoon van joodse intellectuelen, in een familie van schrijvers en toneelmensen. Hij groeide op in internaten en op kostscholen, niet steeds tot zijn genoegen, hij bloeide pas op tijdens de kerstspelen. In 1969 zag hij voor het eerst een regisseur repeteren, Jorge Ravelli (1932) uit Argentinië, die in Zürich Gombrovicz’ Yvonne ensceneerde. Daar zag Luc Bondy: regie is vorm. Psychologie is vooral schadelijk en verrommelt de helderheid in het repeteren. In de zomer van dat jaar assisteerde hij Eugène Ionesco, die in Zürich zijn stuk Slachtoffers van de plicht regisseerde. Daar zag hij dat het kan helpen als een regisseur af en toe iets voorspeelt. Het bevordert de stemming tijdens repetities en het helpt om aan acteurs te laten zien hoe ze in ieder geval niet moeten spelen.

Bondy brak op zijn vijfentwintigste in 1973 in München door als regisseur, met De zee van Edward Bond. Die voorstelling werd naar het Berlijnse Theatertreffen uitgenodigd, een eer die hem nog een keer of twaalf ten deel zou vallen. Twee jaar later kwam Broeder Kanker langs. Die zou hem veertig jaar trouw blijven en gezelschap houden.

Een van de eerste voorstellingen die ik van Luc Bondy zag was Die Zeit und das Zimmer van Botho Strauss in de Berlijnse Schaubühne, 1989. We zaten op een L-vormige tribune om die mysterieuze kamer heen, waarin iedereen door elkaar heen draafde, met achter zich aan gesleepte, hopeloos in de knoop geraakte plotlijntjes. Alsof er elders in het gebouw allerlei voorstellingen gaande waren, die met elkaar niets van doen hadden en waarover ze hier, in die kale kamer van de vervliegende tijd, ruzie kwamen zoeken, met elkaar en met ons. Ik ben op die voorjaarsavond in dat rare jaar 1989 hopeloos verslingerd geraakt aan deze broze en zachtaardige toneeltovenaar. Ik ben nadien vaak voor een voorstelling van hem in een trein gestapt.

Zoals ergens in 2000, naar Wenen. Gert Voss en Jutta Lampe speelden het grote duet, of duel, in het derde bedrijf van Tsjechovs Meeuw. De scène waarin Trigorin zijn levensgezellin smeekt hem los te laten. Terwijl Arkadina hem smeekt in haar leven te blijven. ‘Wordt weer nuchter’, tart zij hem. ‘Wordt jij dan ook weer nuchter’, sart hij haar. Wat Jutta Lampe en Gert Voss daar deden was een wonderlijke dronkemenschoreografie van vermoeide gelieven, rándje schmieren, nooit eroverheen. Twee topspelers die steeds net op tijd gas terugnemen. Een soort geacteerde coïtus interruptus. Twee kinderlijke volwassenen die de werkelijkheid uit het oog verliezen. Melodrama is voor hen niet meer een toevallig bijproduct uit de trukendoos van levensleugens, het is hun brandstof. Luc Bondy moet er met open ogen bij hebben gezeten. Die Zeit schreef bij zijn dood: ‘Hij liet ons kijken door zijn blik. Wat hij zag, vergeten wij niet meer.’

Dossiers

Theatermaker februari 2016