Volgens Adam wist God het opeens: ‘Dit dingetje heeft een eigen wil. Het lijkt op mij!’

      – (uit De Bijbel voor ongelovigen. Het begin. Genesis – Guus Kuijer)

Analoog aan de constatering dat er sprake is van ‘verpaarding van het landschap’ kan men spreken over ‘de verdinging in het theater’. Er zijn steeds meer paarden te zien in het natuurlandschap. Dat wil niet zeggen dat er geen koeien en schapen de weiden en vlaktes bevolken: ze zijn nog altijd met meer, maar het landschap hertekent zich. Zeker als je erop let, zijn er steeds meer paarden te aanschouwen. Een gelijkaardige perceptie naar theaterspeelplekken toont steeds meer dingen. Hoogste tijd om de term ’theater der dingen’ in te voeren.

In een overvolle kamer kieperen spullen traag om. In hun val sleuren ze andere dingen mee. Bezemstelen, lampenkappen, speelgoed, schoonmaakspullen, autobanden, bekertjes, ballen. Alles komt in beweging, vanachter de wankele wanden wordt aan touwtjes getrokken. Knallen en geraas klinken steeds harder. Als een wc-bril opengaat mag het publiek oorlogsgeluiden roepen. Chaos, een puinhoop, dat is oorlog. En de drie personages die zich een weg proberen te banen tussen de rommel hebben er duidelijk geen zin in. Ook dat is oorlog. Jetse Batelaan is weer op z’n best in zijn Oorlog (Theater Artemis) en fantastisch in zijn spel met dingen.

Het is één voorbeeld van de vele producties waarin naast de tekst en het spel van de acteurs ook de attributen en de vormgeving de aandacht trekken.

Acteurs beginnen de voorstelling door gestapelde decorspullen een plaats te geven, de personages maken en vullen hun eigen speelruimte. Nadien slepen ze de spullen nogal eens naar de andere kant van de scène, om ze later weer terug op hun plaats te zetten. Wij kijken toe, wij volgen. Voorwerpen zijn steeds vaker blikvangers. Ook het gebruik van film, video, animatiefilm, stopmotion, close-ups en 3D-projecties neemt toe. Dat alles gebeurt niet alleen bij het geëtiketteerde figuren- en objecttheater zo, maar ook in het reguliere theater.

Onlangs verscheen bij het Duitse Theater der Zeit de bijzondere bundel Lektion 7: Theater der Dinge. De term Theater der Dinge omvat poppenspel, figurentheater, objecttheater, maskers, schaduw- en schimmenspel, automaten, mechanische installaties, robots, materiaaltheater en het spel met belichting, lichtstralen, klanken en multimediale middelen als de projectie van video, film en computeranimatie. Het theater der dingen is de vorm van theater waarin de hoofdrollen niet voor mensen zijn, maar voor dingen an sich. Dat kunnen poppen, knuffels en objecten zijn, al dan niet als metaforen gebruikt, projecties van live gefilmde al dan niet vervormde close-ups van gelaatsuitdrukkingen, vooraf opgenomen stopmotionbeelden, spelers die uit de film het podium opkomen en als robot de projectie instappen, klanken die visueel van hot naar her springen, dansende lepeltjes die we via vingercameraatjes op monitors kunnen volgen, enzovoorts. De dingen staan niet in dienst van de mens die op het podium schittert, ze treden zelf in de spotlights.

Theater der dingen

Theater der dingen: ik vind het een heldere term. Hij omvat al het soort theater dat wij nogal eens omschrijven als ‘beeldend theater’. En die term is misleidend, want welk theater is niet beeldend?

Zoals we ook al de woorden ‘figurentheater’ en ‘objecttheater’ uit het Duits hebben overgenomen, zo mag dat nu ook met de term ‘Theater der Dinge‘.

Laat het in het Nederlands ook theater der dingen zijn, niet met hoofdletters, wel met de oude genitiefvorm, wat aangeeft dat dit al een oude theatervorm is. In het boek Theater der Dinge wordt het zelfs als de oudste uiting van theater gezien. Objecten en maskers vinden we terug in religieuze rituelen en vanuit die animistische handelingen ontstond naast het theater met dingen ook het theater met mensen. ‘Mensentheater’ gebruikte in het begin nog maskers, duidelijke restanten van het theater dat eraan voorafging. Theater met poppen en dingen bleef daarnaast ook op zichzelf bestaan. In de middeleeuwen had de katholieke kerk het dan wel moeilijk met het duivelse theater, in automaten zag ze heil: bewegende heiligenbeelden om het geloof aan de man en vrouw te brengen. In mechanische kerststallen kirde het kindje en bij zijn intocht in Jeruzalem zat Jezus als een bewegende pop op een automatische ezel. Klapwiekende engelen begeleidden de hemelvaart van Maria. Robots op zijn middeleeuws. De Verlichting verbood het theater met poppen en dingen, enkel de redenerende mens telde. Als reactie volgde de Romantiek, die veel mythische en symbolische kracht aan poppen toekende.

De homo ludens kan het nu eenmaal niet laten om – al dan niet in een ritueel spel – naast zijn gebabbel ook met objecten te spelen en beelden te creëren. Object betekent letterlijk: voor de voeten geworpen. In zijn existentiële queeste raapt de artiest een voorwerp op en doet er iets mee. Aan het ding wordt zo een eigen wil toegedicht.

Toch gold de verlichtingsopvatting van de mens en zijn woord op het podium lange tijd als de heersende theaternorm voor ‘hoge kunst’.

Voorbij het postdramatisch theater

In het begin van de twintigste eeuw tornden, ook in onze contreien, de Modernen aan die verlichtingsnorm met poppen, figuren en objecten in het theater. Na de oorlog werd de draad opgepakt en kreeg dit ook steeds meer aandacht in de artistieke theaterwereld. Dat alles geschiedde in het kielzog van het postdramatisch theater, waarin volgens Hans-Thies Lehmann sinds de jaren zeventig van de twintigste eeuw naast de tekst ook andere elementen zoals dans, beweging, muziek, plastische kunsten én figuren en objecten een belangrijke rol zijn gaan spelen. Het narratieve verloop in een theaterstuk is niet altijd meer het belangrijkste. Kijken naar theater wordt meer een meebeleven; theater groeit uit tot een ritueel. Lehmann gaf destijds aan dat het postdramatisch theater slechts een tendens binnen het westerse theater is: het grootste aanbod bleef burgerlijk, dramatisch toneel zoals we gewend waren. Een kleine twee decennia na het verschijnen van zijn boek kunnen we een toename van postdramatisch theater constateren, onder meer door de uitdijing van het theater der dingen.

Aan het spel met dingen gingen de esthetische poppenkast en het artistieke figurentheater vooraf, waarin voorwerpen en met name poppen werden geantropomorfiseerd. In het latere theater der dingen dat volgde waren de objecten geen namaakmensen meer, maar bleven de dingen gewoon dingen. Vaak kwam er videowerk bij. Een van de mijlpalen was Manuel de Schepper (1993) van Pat Van Hemelrijck van het Alibi Collectief. Het ludieke spel met stukjes kaas, vliegjes en kopjes werd live op televisieschermen geprojecteerd. In datzelfde jaar maakte Rieks Swarte De gebroeders Leeuwenhart (naar Astrid Lindgren). Het aandoenlijke verhaal kreeg een extra ontwapenende laag door het gebruik van allerlei attributen. Deze stelden zowel water en een brug voor, maar bleven ook gewoon een lap stof en een stuk hout.

Niet alleen de als zodanig gekende figurentheaters, maar ook ‘gewone’ kinder- en jeugdtheaters brengen dingen in hun spel. In 2006, creëerde Studio Orka een onderaardse wereld met minimensjes in Lava. Realiteit en dramatische werkelijkheid vloeien in elkaar over, wat voor wonderlijk theater zorgde. Het was de start van een lange reeks voorstellingen waarin met ingenieuze constructies de attributen én de speellocaties tot heuse antagonisten werden omgebouwd. Ook andere kinder- en jeugdtheaters, zoals Artemis en Tuning People, stapelen papier en karton, zetten er de schaar in en kliederen volop met verf.

In het volwassencircuit, in zowel grote theaterhuizen als bij kleinere gezelschappen, integreren artiesten eveneens steeds vaker dingen in hun voorstellingen. Ze laten gebreide beren op het podium huppelen (Needcompany), creëren projecties met een toverlantaarn (Het Toneelhuis), laten projecties en maquettes opgaan in één grote vertoning (Berlin) of vorm en beeld zijn belangrijker dan tekst (FC Bergman). Ook bij andere gezelschappen wordt er met decors en attributen gespeeld en gesleept.

Benjamin Verdonck is voor mij de ‘artist ludens’ bij uitstek. Als een strijdvaardig ecologist speelt hij met dingen. Al zijn creaties zijn als werken van Joan Miró, speels én diepzinnig. Ze behelzen een vorm van transcendentie naar een andere beleving, naar onthechting. Pure speelse kunst, die het leven weer wat draaglijker maakt. In One More Thing (2014) trekt Verdonck als een meesterpoppenspeler aan de touwtjes, als een creator beschikt hij over de bewegingen der voorwerpen. Op houten blokjes verschijnen losse woorden, die een quote van de Italiaanse dichter Cesare Pavese vormen als je ze samenvoegt: ‘You sniff the air and listen to the woods and realize that the plants and animals don’t give a damn about you.’ Schoonheid en relativering gaan samen.

Beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck werkt met tekeningen in beweging en met objecten en bouwsels. Voor Book Burning (2012) van Pieter De Buysser maakte hij een kist waarmee het vertelpersonage rondtrekt. De kist klapt open en het deksel vormt een landschap met zand, bomen, een hek, lucht. Alles baadt in het grijs. De wanden zakken en beetje bij beetje geeft deze Wunderkammer zijn geheimen prijs. Vanuit een zijluik trekt het landschap verder over een weg met lantaarnpaaltjes. Uit het binnenste komen als in een pop-upboek een werkkamer en een slaapkamer tevoorschijn. Op een tafelblad staat een stilleven, met doodshoofd, een fles, een pakje sigaretten en een aansteker, Vanitas in het asgrijs. Boekenstof, boekenas. Al die dingen in de kist verbeelden de last van het verleden die de mens met zich meesleept. Een verleden dat hij niet kan kwijtspelen. De dingen uit zijn verleden kan de mens wel in een kist stoppen, maar hij zal ze altijd met zich meesjouwen. Het was de kunstenaars niet te doen om hún versie van ‘het samengaan van beeldende kunst en theater’: voor Pieter De Buysser is het werk van Hans Op de Beeck een ‘transformatador‘ die tekst en beeld laat samenvallen.

Het ding krijgt soms zelfs een eigen wil toebedeeld, zoals in een installatie van Kris Verdonck uit 2003: de toeschouwers zitten op een tribune, op het podium hangt een slijpschijf aan een stalen L. De motor start, de slijpschijf begint te schokken en heen en weer te bewegen. Ze zoekt haar zwaartepunt, net zolang tot ze in haar bewegingen blokkeert en rokend stilvalt. Het is een performance van een paar minuten, met het verloop van een Griekse tragedie.

Ook jonge artiesten zoeken, onder meer op Oerol en Theater Aan Zee, steeds opnieuw met dingen naar extra esthetiek, ontroering en gelaagdheid. Zo deint de verdinging in het theater steeds verder uit. Dat komt echter niet alleen door het zoeken naar een nieuwe esthetiek: volgens mij heeft dat ook te maken met het feit dat we ons bewust zijn van ons bestaan in het ‘antropoceen’.

Antropoceen

Het antropoceen is de voorgestelde term om het huidige geologisch tijdperk te omschrijven. Officieel leven we nog in het holoceen, maar de geologie van de aarde verandert dusdanig door menselijke activiteit dat een nieuwe term gewenst is.

Miljoenen jaren lang veranderde de samenstelling van bodemkorsten uit zichzelf. De natuur en de aardlagen volgden hun eigen wetten, de mens had er niets mee te maken en dacht vaak zelfs boven de natuur te staan. Dat is tegenwoordig wel anders. Bodemvervuiling, biologische uitroeiing, klimaatverandering en de stijging van de zeespiegel blijken veroorzaakt te worden door de omgang van de mens met de natuur.

Tot steeds meer mensen, ook niet-natuurwetenschappers, dringt het door dat de mens niet (meer) superieur is aan de natuur, de dieren en de planten. De mens valt steeds meer van zijn voetstuk. Dieren krijgen vaker een stem (met dank aan de Partij voor de Dieren in Nederland en GAIA in België). Etholoog Frans de Waal schreef er in 2016 een boek over met de duidelijke titel Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?. Planten krijgen van ons rechten om te groeien en niet door pesticiden vergiftigd te worden. Ook vinden we dat voorwerpen, materialen en gebouwen behouden moeten blijven als erfgoed. Wij zijn geschokt door de beeldenstormen en verwoestingen van oude tempels.

De Franse filosoof Bruno Latour lanceerde de term antropoceen in de humane wetenschappen. In het programma Tegenlicht (VPRO, 2017) gebruikte hij, om zijn opvatting dat in het westers denken natuur en dingen veel belangrijker zijn geworden te verduidelijken, een toepasselijke beeldspraak: ‘Van de zeventiende tot en met de twintigste eeuw stond in Europa de natuur op de achtergrond. De mens stond op het toneel en als decor was er de natuur. In het antropoceen is dat decor op het toneel terechtgekomen.’ Dat is precies wat wij ook letterlijk kunnen waarnemen: in het theater zijn de dingen aan het woord en in beeld gekomen.

Latour gaat nog een stap verder. Het antropoceen is het tijdperk waarin de aarde de gevolgen van menselijke activiteit ondervindt. Bij dit nieuwe tijdperk hoort een nieuwe politiek, een post-humane democratie. Wat gebeurt er als mensen hun politieke macht zouden delen met niet-menselijke dingen? Wat als dieren, planten, dingen en technologieën hun eigen belangen kunnen vertegenwoordigen? Latour wil dat de dingen ook een stem krijgen en voor hun rechten kunnen opkomen: hij pleit voor een ‘parlement van de dingen’.

Theatermaakster Lotte van den Berg zoekt al sinds 2013 met beeldend kunstenaar Daan ’t Sas naar nieuwe gesprekstechnieken en vormen uit verschillende culturen. Ze onderzoeken hoe we spreken en zouden kunnen spreken en delen hun verkenning met deelnemend publiek. Bij hun collectief Building Conversation hebben zich al meerdere kunstenaars uit verschillende disciplines gevoegd die ‘gespreksperformances’ organiseren. Geïnspireerd door de theorie van Bruno Latour en rituelen van de Aboriginals stellen ze de verhouding tussen mensen en dingen in vraag. Kunnen wij spreken namens de dingen? Kunnen wij überhaupt afstappen van de antropocentrische kijk op de wereld en de toekomst bekijken vanuit het perspectief van de dingen? In hun parlement van de dingen willen ze via de deelnemers dingen een stem geven. Samen met de deelnemers ontstaat via gesprekken een kunstwerk. Dit doet Van den Berg al enkele seizoenen met een volwassen publiek, en samen met Jetse Batelaan van Theater Artemis ontwikkelt ze momenteel eenzelfde Parlement van de Dingen voor kinderen vanaf zes jaar.

Ik maak samen met mijn kleinzoon van 7 een try-out mee. We staan rond een houten tafel. Tegen de muur liggen op een lange tafel allemaal voorwerpen: een stuk plastic, een minihertengewei, een steen, een stuk glas, een bol wol, etcetera. Na de uitleg over wat een parlement is, over rechten, over dingen, stellen Lotte en Jetse telkens vragen en ze weten de antwoorden, de meningen te respecteren en in goede banen te leiden. Kinderen en volwassenen krijgen de kans om hun zegje te doen en worden gevraagd aan welke dingen ze een stem willen geven. Dan mag ieder een voorwerp nemen. Opvallend vond ik dat de kinderen niet een ding van de tafel pakken dat verwijst naar het ding dat ze een stem willen geven. Lasse wil de huizen een stem geven, en kiest als concreet voorwerp het minigewei.

In een kring volgt dan het eigenlijke parlementaire gesprek. We zitten op stevige houten krukken. Met het ding in onze hand. Het ding spreekt via ons. Het wordt een rondje filosoferen door dingen over dingen. Maar kan ik wel namens het water spreken? Ik kan doen alsof. Meer niet, denk ik. De kinderen hebben er minder moeite mee, en kunnen zich gemakkelijker inleven. Elke persoon mag zo vaak hij wil van voorwerp veranderen om daaraan zijn stem te geven. Dat maakt het, denk ik, ook voor de kinderen leuker.

Heel nuchter én aangenaam zet dit parlement oud én jong aan tot nadenken. Het ding heeft op die manier een eigen wil en stem gekregen. En daarna is er taart!

Is dit nu een ‘artwork’ of niet? Het is in zekere zin een kunstwerk omdat het een andere wereld verbeeldt waarin mens én ding samen spreken, een werk dat aanzet tot empathie, dat inzicht biedt, dat aanzet tot reflectie. In een mooi-ogende en stimulerende vorm.

Mede door het theater der dingen wordt de superioriteit van de mens in vraag gesteld. Ook de mens is maar een ‘ding’ in de natuur, in de kosmos, zoals in het parlement van de dingen duidelijk blijkt. Het theater der dingenlaat zien dat dingen ook an sich voor veel esthetisch genot en ecologisch-ethisch inzicht kunnen zorgen. Een verdinging in het theater is volgens mij zeker toe te juichen.

Foto: Kurt van der Elst

Dossiers

Theatermaker september 2017