1947
De oorlog heeft alle rassen tezamen, de blanke en de gekleurde, opgeroepen voor de verovering van een nieuwe wereld; voor allen heeft die leus geklonken van een strijd voor een vrij bestaan zonder vrees. En nu de overwinning behaald is, weigeren allen die op grond van afstamming en huidskleur weleer tot de overheersten behoorden, tot de oude staat van onderworpenheid terug te keren. Raakt dit wereldconflict niet in het bijzonder al die landen, die koloniseren en hebben gekoloniseerd; daarmee dus niet ons Nederlanders in het bijzonder? O zeker, wij kunnen rustig paralellen laten trekken tussen onze behandeling van de inlander en die der negers door de Zuidelijken in Amerika. Maar de feiten van het ogenblik zijn er, om te bewijzen, dat desondanks het conflict er toch is. Het zal niet verdwijnen en er zal dus geen waarachtig vrede mogelijk zijn, vóór allen tot in de vezelen van hun ziel en verstand ervaren en begrijpen, dat ieder mens toch steeds van ieder de gelijkwaardige evennaaste blijft ondanks donkerder kleur, scheve ogen, uitstekende jukbeenderen of gebogen neus.
(Redactie naar aanleiding van de voorstelling Van ander ras in Toneelschild, jaargang 3, mei)

1950
Paul Storm, die op het ogenblik in Suriname is, schreef daar enkele toneelstukken over problemen, die voor de bevolking van de West van belang zijn. Ook schreef hij het scenario voor een film welke het belang van een volkstelling duidelijk maakt. Hij blijft nog een jaar in de West.
(Uit de rubriek ‘Van overal’ in Toneelschild, jaargang 5, september)

1970
Ik heb in Londen meer deuren voor me dicht zien gaan dan in Amerika, en in Stockholm zijn afschuwelijke dingen gebeurd. Oppervlakkig gezien is iedereen daar erg breeddenkend, maar omdat die brede denkers iemand niet werkelijk hoeven aan te raken kunnen ze juist zo breed denken. En wanneer je een leider bent, en ik bén een leider, dan zie je op veel gezichten afgrijzen wanneer ze zich realiseren dat ze geprobeerd hebben in contact te komen met of meer te weten over iemand, die dan ineens zwart blijkt te zijn …
(Verzamelde gesprekken met Ellen Stewart door Ruud Engelander in het La Mama-nummer van Toneel Teatraal, jaargang 91, nr. 3)

1975
De derde wereld dicht bij huis, zoals Ten Cate voorstelde. Er zou geld en mankracht beschikbaar moeten komen voor theaterworkshops van Surinamers, Antillianen of Zuid-Molukkers. Henk Tjon, die het heeft klaargespeeld in Suriname een groep van de grond te krijgen waarin verschillende bevolkingsgroepen en hun kulturele inbreng vertegenwoordigd zijn, zou zijn programma in de Bijlmer kunnen spelen, en elders, maar dan voorzien van begeleidende informatie over de tegenstellingen tussen de Surinaamse bevolkingsgroepen.
(Janine Brogt in Toneel Teatraal, jaargang 96, nr. 2)

1984
Ook ben ik tegen aparte studierichtingen binnen de Theaterschool die zich puur en alleen bezighouden met onderwijs aan immigranten. De Turkse theatertraditie zoals die hier door Vasif (Öngören, red.) en Meral (Taygun) is ingebracht is sterk Europees, op Brecht gebaseerd. Met de Caraïbische kultuur zoals die door Henk Tjon en Rufus Collins wordt vertolkt, heeft dat niets te maken. Wat moeten al die mensen, en dan ook nog Molukkers en Marokkanen, samen in één vleugel doen? Moeten we de Surinamers bij ons houden omdat ze Nederlands spreken en de Turken apart zetten omdat ze minder goed Nederlands spreken? Of juist de Turken maar bij de witten indelen omdat ze meer witte theatertraditie hebben en de Surinamers apart omdat ze zo Caraïbisch zijn? Wat heeft dat alles met ons vak te maken?
(Marco Bentz van den Berg in gesprek met Lieke van Duin in Toneel Teatraal, jaargang 105, nr. 9-10)

1991
Ik heb een stuk geschreven waarin de verborgen waanvoorstellingen van witten en zwarten zo worden aangeslagen dat ze als etter en kots onze zogenaamde bedachtzaamheid benevelen. Kortom: Dichter bij mij schreeuw ik is een zuiveringsritueel en wie de recensies én de recensenten heeft bijgehouden, zal van bovengenoemde substantie, te weten etter en kots, veel terug hebben gevonden. Vooral ‘witte veelbetekenende heren’ zullen overspoeld raken door hun eigen afvalstoffen, en uiteraard het stuk dat zoveel levendigheid uitschreeuwt, naar de zwijgzaamheid van het graf schrijven.
(Astrid H. Roemer in Toneel Theatraal, jaargang 112, nr. 9)

1993
Wat is er op tegen om dergelijke subsidies te zien als politieke maatregelen, die de nieuwe ‘medelanders’ in staat dienen te stellen zichzelf artistiek te definiëren? Zijn wij dat niet eenvoudigweg verplicht, waar wij zeggen hun gastvrij hebben te ontvangen en hebben opgenomen in ons midden? Is het niet zo, dat bij voldoende en langdurige stimulering de professionele kunstenaars als vanzelf zullen komen bovendrijven?
(Redactioneel van Paul Binnerts in Toneel Theatraal, jaargang 114, nr. 5)
2015
Binnen nu en twee jaar zullen er zoveel goede acteurs met een niet-westerse achtergrond zijn dat het theaterveld zich niet meer kan verschuilen achter het argument dat er te weinig kwaliteit is.
(Daria Bukvić in gesprek met John Leerdam door Moos van den Broek in Theatermaker, jaargang 19, nr. 4)

 

Dossiers

Theatermaker februari 2016