1948
Het Nederlands Toneel:
De Zondaar van L. Penning
Schipper naast God van Jan den Hartog
Prima Ballerine

Zuid-Nederlands Toneel:
Boerenpsalm van Felix Timmermans
Het lied van Bernadette van Franz Werfel
[repertoire-overzicht van de gezelschappen in de rubriek Wat zij spelen, Toneelschild, jaargang 3, nr. 2]

1952
De Nederlander – van huis uit theoloog en didacticus – heeft de neiging ter wille van dat symbool de realiteit te verwaarlozen.
[Prof. Dr. B. Hunningher in Het Toneel, jaargang 73, nr. 4]

1965
Peter Hall vindt dat in 1965 Hamlet gaat over de desillusie die tenslotte leidt tot apathie. Met deze apathie bedoelt hij de onverschilligheid ten opzichte van politiek, godsdienst of seksualiteit… Het kan de mensen na de oorlog niet meer echt iets schelen of er een bom of een pil bestaat. Iedereen ervaart het bestaan ervan met gelatenheid en zonder protest, zoals niemand zich meer werkelijk opwindt over het feit dat er al jaren lang onderhandelingen tussen Oost en West gaande zijn waar nog niet iets van werkelijk belang is gezegd. Fortinbras verschijnt aan het einde van Hamlet, maar is er aanleiding te veronderstellen dat er onder Fortinbras iets aan de situatie zal veranderen.
[Krijn ter Braak over de Hamlet van Peter Hall, Het Toneel, jaargang 86, nr. 3-4]

1975
Er is ons ontzettend vaak om de oren geslagen, dat dat sociaalrealisme van ons niets anders is dan aapjes kijken. Maar wij willen – en of dat gelukt is is een tweede – ook laten zien hoe die aapjes aapjes geworden zijn en waarom aapjes zo verdrietig kunnen zijn. Een Duitse schrijver, ik weet zo gauw niet wie, heeft gezegd, dat de grens tussen het laten zien van de afschuwwekkende waarheid en geëngageerde kunst niet te trekken is. Toneel, en daar ben ik me als lid van de socialistische jeugd in de zestiger jaren, van uur tot uur en moment van moment bewust van, heeft nauwelijks politieke kracht, hoogstens in die zin dat er een mening in het publiek gegooid wordt en zij erover gaan nadenken.
[Carel Alphenaar in gesprek met Max Arian en Gerardjan Rijnders over Centrum in toneel teatraal, jaargang 96, nr. 1]

1988
Met name Willem De Wolf was weinig anders dan een grote naïeve dromer. Even aardig, maar op den duur saai.
[Kees Vuijck over Mode der misvormingen van Kas & De Wolf in Toneel Teatraal, jaargang 109, nr. 9]

1995
Goed toneel heeft een moraal. Toneel moet aan het denken zetten. Je kan natuurlijk ook puur entertainen, maar dat interesseert mij niet zo. Hoe leuk het ook is om te doen en nog leuker om te zien. Het gaat altijd om morele kwesties wat mij betreft. Maar met moraal bedoel ik niet een boodschap. Mensen moeten zich iets gaan afvragen. Dat bereik je volgens mij alleen als je een morele vraag als uitgangspunt neemt. Mag dit? Kan dit? Waarom is dit?
[Gerardjan Rijnders naar aanleiding van Klaagliederen in Toneel Theatraal, jaargang 116, nr.1]

2003
Het is in onze samenleving normaal elke emotie weg te denken of te omkleden met een idee. Ook in het theater is het gebruikelijk gedachten goed te tonen. Wat mij betreft is theater niet de plek waar je ideeën uitwisselt, maar een plek van contact. Ik zoek naar een universele gevoelstaal, een taal zonder woorden die iedereen verstaat. Natuurlijk is mijn taal ook gerelateerd aan het hoofd en aan het denken, maar het uitgangspunt zit in mijn buik. Een universele taal is een idealistisch streven, dat weet ik, maar liever dat dan de zoveelste denkconstructie toevoegen aan een samenleving die al zo veel zit met ideeën.
[Jowi Schmitz in gesprek met Boukje Schweigman in Theatermaker, jaargang 7, nr. 8]

2013
Ik vind het een bevrijdende gedachte dat het theater zich geen boerenkiel, verpleegstersuniform of Palestijnensjaal hoeft aan te meten om nog maatschappelijk relevant te zijn.
[Simon van den Berg in Nieuw utopisme, Theatermaker, jaargang 17, nr. 3]

Dossiers

Theatermaker oktober 2017