(Trigger en Content waarschuwing; Grafisch beschreven afbeelding van misbruik, fysiek misbruik.)

De man, in mijn geval, was altijd een precaire kwestie. Hij bracht me naar een kamer, at zijn gekookte pinda’s, en keek niet achterom. Hij dronk zijn bier, iedere laatste druppel, vroeg me of ik een vriend had, of ik van de duivel was. Hij bracht me naar het ziekenhuis, hij bracht me naar het ziekenhuis, las zijn bijbel en huilde om dode kippen. De man, in mijn geval, was altijd een precaire kwestie. De man, in mijn geval, was een vos.

Ik doe YouTube in een apart tabblad open en sta moeizaam op, tussen het bed en de kledingkast in. Overal is wit. Mijn muren, mijn buren. Buiten schreeuwen ze elkaar nog vluchtig een goede avond toe voordat ik het raam dicht doe. Om de hoek gaat de ijscoman dicht.

We wonen nu al een tijdje weer in Nederland. Mijn moeder in de oude stad, in een sloep van een huis dat mijn oma voor haar heeft gekocht ter compensatie voor vijftien gemiste jaren. Het huis rammelt en gromt, na tachtig jaar nog steeds te moeten staan op holle fundaties. Ooit ben ik door de douche gevallen. Als ik niet snel genoeg gereageerd had en niet mijn linkervoet over de deurtrede de douche uit had geslingerd, zou ik de hele dag naakt tussen vochtig zand en kriebelige lichaampjes in hebben gelegen. Mam werkt veel.
Naarmate de dingen wat makkelijker werden, werden ze wat moeilijker. Gebroken pick-uptrucks maakten plaats voor vertraagde treinen en hondsdolle kapotte honden maakten plaats voor stadsratten. Nederland houdt haar warmte verborgen. Mam koopt kast na bank en haar maag heeft een apart afbrekingsproces moeten aanmaken voor de hoeveelheid genoten Ikea keizersalades. Ik, daarentegen, heb geen excuus nodig om het verleden te verkroppen.

Ik woon op kamers. Op het beige bureau bij mijn linker raam dat op de woonstraat uitkijkt, staan de dingen die me overeind houden. Pc, headset, speakers, opgestapelde schrijfboeken. Op het bed ligt een beladen ruimte. Ik mis mijn partner. Maar ik zie Seven morgen weer. Alles is op. Oude kauwgom en gelatinevrije autodrop als avondeten. Zo veel haar onder mijn voeten, het kruipt over de vloer. De stress besluipt me steeds vaker tegenwoordig.

Ik ben een krullerig zwart, jong, dik en non-binair lichaam dat zich niet kan verpotten in aarde met een geur van belegen smeerkaas. Ik heb te lang op het eiland gewoond. Ze noemen me hier veel, maar vooral ongeïntegreerd. Studeren heb ik twee keer echt geprobeerd. Mijn voor-de-witte-man-kunst kwam spijtig genoeg wat ‘verbitterd’ over in de handen van academica. Nadat de depressie weer ging minderen kwam ik ook van mijn pizzaverslaving af. Maar soms kruipen de dode gedachtes weer onverwachts naar binnen, als een dief in je slaapkamer die zich herinnerde dat de sokken designer zijn. Ik ging houden van een partner. Ik houd hun graag stevig vast en denk aan plaatjes van bergen in Noorwegen.
Seven is sterk. Sterk en zwak en lang en dik en zo verschrikkelijk mooi. Hun zilverzwarte krullerige haren bergen me in schaduw, en soms wil ik hun beklimmen, gewoon op hun rug rusten, in hun haar zitten, op hun wangen slapen. Ik walg van mijn romantiek, kennelijk ben ik de enige. We weten allebei niet wat we willen in dit leven. Behalve elkaar.
Gisteren lag Seven naast me, hun buik op mijn lippen. Ik voelde hoe hun borsten in de mijne priemden, en ik draaide mijn rug meer naar links, naar de muur toe. Seven merkt het vaak niet.

Het is donderdag middag en ik heb geen werk. Ik schrijf mezelf uit bij de laatste opleiding en zoek online naar nieuwe therapeuten. Het liefst spreek ik geen Nederlands, ook niet met hen. Het liefst krijg ik geen therapeut die zich identificeert als man. Het liefst ga ik gewoon niet in therapie. De vorige therapeut die ik had, gaf me antwoorden waarop ik de vragen mezelf al had gesteld. Ze hebben me vijf keer gebeld, maar de reis van Arnhem naar Rotterdam was het gewoon niet meer waard. De 612 euro aan eigen risico kosten al helemaal niet. Maar zo gaan de dingen.
In de ochtend, toen de gloei van opkomende zonnen door mijn stofgordijnen heen een vlekkerig en plakkerig visueel toneelstuk van mijn afgelopen nachtdromen verlichtte, hield ik mijn ogen tot de middag dicht. Ik ben niet zo goed met nachtmerries die waar zijn, of dat zijn geweest. Ik beeld me in hoe de lucht er uit zal hebben gezien. Magenta, turquoise en bloedsinasappel. Of misschien citroenschil en kobalt.

Seven en ik gaan voor het weekend naar Duitsland, naar hun familie. Ik pak mijn Spiderman rugtas in, en fiets alvast de stad in. Ze laait op in onrustige kreten door de bomen te laten schudden en de straten op te vegen met zichzelf. Alles in Nederland is goed als de zon even schijnt. Alles is vergeven, zelfs de immigranten. Dashikis zijn in de mode en kokoswater en hummus mogen niet ontbreken bij de picknick. Langs de voetpaden lopen sandalen en slippers, met daarin sommige van de witste voeten die ik ooit heb gezien. Iedereen lacht op straat. Het zweet in mijn roze T-shirt, vastgeplakt aan mijn lijf onder mijn marineblauwe blouse, werkt zichzelf de naad in.
Duitsland is op het eerste gezicht niet zo verschillend, behalve in enkele duidelijke elementen. Koblenz, waar Sevens ouders wonen, is heuvelachtig, groen, grootschalig, en omringd door vele wateren. Dat zijn de meeste Duitse steden, leer ik gaandeweg. We lopen hand in hand na een redelijk ongemakkelijk Thais diner met de ouders in de stad. Sevens zakelijke blazer houdt hun armen gebonden in stijl en licht ongemak. Lichamen die zichzelf niet compleet herkennen maken vaker keuzes in hun nadeel.
In het centrum vindt, langs de oude muren van de rivier, een gigantische marathon plaats. Alles is afgezet. Jongens in korte onthullende broeken rennen rond en slingeren bier in de rondte. De lucht ruikt naar seksualiteit en alcohol.

‘Ik zal je het punt waar de twee rivieren bij elkaar komen laten zien’, zegt Seven, wanneer hun mijn hand neemt.

‘Het is hier zo mooi en zo godvergeten druk. Misschien kunnen we een armband jatten ergens zodat we ook het festivalterrein op kunnen.’

Het is er ook godvergeten mooi en druk. Pizza op de straten, champagne in plastic bekers. Bij de rivier kussen we elkaar stevig. Twee Canadese beren in een ruzie. Liefde overspoelt me in het geluid van de droge lucht en de slechte Duitse popmuziek in de achtergrond. We keren het feest de rug toe en lopen dieper de stad in.

’s Nachts zijn we ook dieren, dieren die iets anders zoeken dan veiligheid. Dieren die naar huis terugkeren, na een lange dag gevochten te hebben, na een lange dag gezocht te hebben. Trauma is de vos, en onze geesten zijn konijnen en hazen. We dwarrelen rond in elkaars bed, in elkaar.
De vos komt me tegenwoordig alleen ’s nachts in mijn dromen tegemoet. Ze splijt open en slokt me op in haar visies. Zwarte schaduwen in holle schatkamers, waar mannen op de troon van mijn minderwaardigheidscomplex rauwe kip zitten te verorberen. Ze kijken me aan en gooien één voor één botten voor mijn voeten. Bij ieder bot veranderde ik van gedaante. En iedere gedaante kan de kracht niet vinden om hen op hun bek te slaan of van de troon af te schudden. De botten ruiken naar goedkope deo en zweet.

We nemen een Blablacar auto terug naar huis. Onderweg speelt de bestuurder muziek van een band waar hij in zit. Hoewel academisch geschoold, heeft hij een goed oor voor zuivere salsa. Hij rookt in de auto. Ik raak te verwikkeld in zijn vele pogingen tot gesprek. Halverwege draai ik me vanuit de voorstoel om. Seven is in slaap gevallen. Mijn hart gloeit. Mijn lichaam is even rustig.
Vreugde is relatief. Het deelt zich op in momenten, en niks anders. En omdat ik beschadigd ben, betekent dat niet dat ik momenten niet kan herkennen, of missen. Het betekent niet dat het verleden niets betekent.

Het is nu 3 uur ’s middags en ik wacht tot de dag voorbij is. Een automatische playlist speelt af van ‘aanbevolen’ middelmatige middelbare mannelijke indiepunk zangers die zingen over hun liefde voor onrust en pijn. ‘Er zijn zoveel vormen van misbruik’, zeg ik hardop, terwijl mijn lichaam danst op de jaren negentig maat van The Smashing Pumpkins.

Dan denk ik over de vos. De man, in mijn geval.
De man, die anderen verplet met zijn eigen lichaam. En uiteraard niet op een vetfobische manier. Eerder een verwoestende. Ik denk aan de nachtmerrie die me nu al dagen, jaren bezighoudt. Voel de hete adem van het specifieke moment in mijn nek. Stoffige vingers die aan mijn oorlel trekken. Ik lig te rillen in bed en schuif de dekens naar boven, over de rand van mijn borstenlijn heen. Ik lig daar zo een tijdje.
Mam belt en ik probeer de slachtofferrol te ontwijken, ook al mag ik haar beademen.

Wanneer iets te veel tijd kost om te vergeten geloof je soms niet meer dat het niet jouw schuld was.

Het huis is stil. Ik daal de trap af naar beneden en loop de keuken in. In de koelkastbakken liggen champignons, brood, boter en eieren die niet van mij zijn.
Ik bel Seven. Na de derde toon neemt hun op.

Hey love. Yes, I’ll come to yours.

Tijdens de seks voel ik ze weer. Mijn borsten. Ze hangen pijnlijk. Als piano’s aan stevig ijzerdraad dat om een hijshaak van een oud Amsterdams posthuis is gespannen en een beetje heen en weer zwiept, waarbij de piano tegen muren en onoplettende voetgangers aan botst.

Seven snapt het. Ik heb het maar 1 keer hoeven zeggen.

‘Kan je me alsjeblieft even vasthouden? Ik wil weten dat jij het bent.’

In die nacht dat we samen zijn, slaap ik weer slecht.
Maar de vos, in mijn geval, komt, voor een keer,
niet.

De man (in mijn geval)

Ik ontplof zo nu en dan
Broeders langs de ruiten in hun Audi’s met wietgeur
Niemand anders begrijpt hoe je moet liefhebben
Behalve mannen
De man, in mijn geval
of een ander geslacht dat van pijn en vlees houdt
Ze nemen je in hun tanden
Harten
En de lege metropool straten
(alhoewel het ook een dorpsplein had kunnen zijn)
Maar het hoeft soms enkel een woord te zijn of een losse hand of een facebook bericht of een gratis cocktail of een vraag of een ongeduldige vraag of een late vergadering of een voorbij scheurende auto of een Tinder match of een Grindr match of een nieuwe buurman of een oude buurman
Je doet het uiteindelijk altijd jezelf aan
Koopt niet voor niets goede parfum, valkuilen van zoete kokos en kersen en argan-olie
Nivea Tonic in paarse en donkerblauwe flessen
Schappen aan schoonheid, tegenwoordig hoef je niet meer vrouw te zijn om weggegooid te worden
Ze zullen je gewoon zeggen dat je meer had kunnen doen
Rok uit, jurk aan, broek dicht, blouse open
Als ze je willen ben je de ether
En ik ontplof zo nu en dan
Knetterende lichamen die elkaar wassen in een zorgzaam bad van naargeestig vuil
The big ego
Het bier, Instagram, de ouder die je achter de barbecue plaatst en je leugens vertelt over je ogen
Dat ze altijd moeten drogen, anders worden ze ingeslagen
Of iets complexer misschien?
Een syndicaat van nonbinaire misdaad, meppen met woorden en stoornissen, transacties van de trouwe patriarchie
MAN
VROUW
of onbekend
Het speelt lang door
Na slechte jeugdmaaltijden van het individu,
de man (in mijn geval),
droge aardappels en koude cassave
chocolademousse met 35 procent gelatine tussen haakjes
Het getergde vet zit hem dik op de huid
Maar niemand merkt het
Tot het te laat is
En dan ontplof ik
Denkende aan hoe lang ik heb moeten wachten
Om je te vertellen dat het mij ook is overkomen
En hoe ik dat nog steeds niet kan

Kalib Batta is (spoken word) artiest, muzikant en schrijver. Hen studeerde Creative Writing aan ArtEZ.

Dossiers

Theaterjaarboek 2017/2018