De nadruk op ‘de Nederlandse identiteit’ tijdens de afgelopen verkiezingscampagne maakte eigenlijk vooral duidelijk hoezeer die zogenaamde vaste waarden de afgelopen jaren worden herijkt. Nederlanders met een cultureel diverse achtergrond verkleuren de maatschappij en vanzelfsprekend ook de culturele sector. De Britse film- en theaterregisseur Topher Campbell, artistiek leider van Revolution Arts in Luton, zet zich al jaren in voor een inclusieve culturele sector. Hoe kijkt hij naar Nederland en onze kunstsector?

Welke indruk heb je van het Nederlandse culturele klimaat?

‘Toen ik een aantal jaar geleden in Amsterdam was, leek het alsof ik terugging in de tijd. In de jaren negentig heerste er in Engeland een groot ongemak om het over diversiteit te hebben. De wil was er wel, maar men had nog geen idee hoe dat moest worden aangepakt. In Amsterdam, waar ik deelnam aan een debat naar aanleiding van de voorstelling Die Neger van Johan Simons in de Stadsschouwburg, heerste zo’n zelfde soort ongemak. Er was naar mijn gevoel sprake van een hiërarchie binnen de kunsten waarin multiculturaliteit in het theater als minderwaardig werd gezien. De status quo binnen de kunst kon worden behouden, zolang er maar hier en daar wat kleur zou worden toegevoegd. Maar grote veranderingen vinden pas plaats door systematische veranderingen en die vinden pas plaats wanneer het beleid wordt gewijzigd.

In het Verenigd Koninkrijk is inmiddels een aantal beleidsveranderingen bij The Arts Council en The British Film Institute geweest; diversiteit is voortaan een integraal onderdeel van de aanvraag. Daarmee is een beweging in gang gezet die mensen de mogelijkheid geeft op zoek te gaan naar medewerkers buiten hun vertrouwde cirkel. We hebben het doel nog niet bereikt, maar hierdoor wel een aantal stappen gezet.’

In Nederland werd in de jaren negentig door toenmalig staatssecretaris van cultuur Rick van der Ploeg geopperd om met quota te werken, als middel om de gesubsidieerde instellingen zich meer met culturele diversiteit bezig te laten houden. De culturele wereld stond op haar achterste benen. Er werd gemorreld aan haar artistieke onafhankelijkheid en het zou door de quota niet lukken het beste artistieke product te maken. Er werd letterlijk gevraagd of we voortaan allemaal hiphoppers in onze voorstellingen moesten opnemen. Is het de taak van de politiek of de fondsen om de cultuur op die manier te beïnvloeden?

‘Het subsidiesysteem beïnvloedt sowieso het werk van kunstenaars. Er zijn altijd criteria in het beleid waaraan je moet voldoen om in aanmerking voor subsidie te komen.

Daarnaast is het een misvatting te denken dat artistieke excellentie alleen door een monoculturele benadering kan worden bereikt. Er moet een politieke en culturele wens zijn om verandering door te voeren en een besef dat je de ander daarvoor nodig hebt. Zowel de politiek als kunstenaars moeten zich realiseren dat wanneer de focus op het tonen en waarderen van een eenzijdige cultuur ligt, dit ook doorsijpelt naar jouw wereldbeeld en effect heeft op ons allemaal. Een eenzijdige visie op de maatschappij waar geen ruimte is voor andere stemmen, beïnvloedt hoe we naar elkaar kijken en hoe we met elkaar omgaan. Als je de menselijkheid bij de ander niet ziet, kun je niet voorbijgaan aan de stereotypen en denk je bij diversiteit alleen aan hiphop. Dat geldt niet alleen voor de kunst maar ook daarbuiten, in een sociale context.

Daarom ben ik het ook niet eens met de uitspraak dat de multiculturele samenleving is mislukt. De cultureel diverse samenleving is alive and kicking, maar je moet het willen en kunnen zien. Ik richt mijn aandacht niet op de dingen die mislukken, want ik zie successen om me heen. Succesvolle zwarte schrijvers, theatermakers met een cultureel diverse achtergrond die nieuwe publieksgroepen bereiken. De burgemeester van Londen is moslim, de premier is een vrouw. Wij zitten niet in een crisis. Wat ik zie is dat de “witte paniek” vat op de bevolking heeft gekregen. In dit tijdsgewricht zijn er grote veranderingen gaande en de (witte) meerderheid moet zich opeens verhouden tot de invloed van mensen uit migrantengemeenschappen. Dat brengt onzekerheid en angst met zich mee. En die angst vormt weer een goede voedingsbodem voor populisme. Maar ik weiger om me dat narratief van de meerderheid eigen te maken. Wij als kunstenaars hebben juist de taak een nieuw narratief te creëren. Een verhaal waarin we aantonen dat er dingen kunnen veranderen.’

Maar kunst heeft toch niet alleen een sociaal-maatschappelijke waarde? Het gaat toch ook over de intrinsieke waarde van kunst en de artistieke vrijheid van de maker?

‘Waarom zou dat niet kunnen samengaan? Kijk je naar de film Moonlight, die als theatertekst is ontstaan, dan zie je een voorbeeld van een ander narratief. Een verhaal van een homoseksuele jongen die zich staande moet zien te houden in een zwarte gemeenschap in Miami. Op papier is dat geen verhaal dat wereldwijd een groot publiek kan trekken, maar het tegendeel blijkt waar. Het is mooi dat de film een commercieel succes is, maar het heeft ook effect op een ander vlak: jonge mensen met een cultureel diverse achtergrond zien dat verhalen die buiten de mainstream vallen ook succesvol kunnen zijn. Wanneer de acteurs uit deze film prijzen winnen en de film bij de Oscars als beste film wordt verkozen, zie je als zwarte maker mogelijkheden. Je realiseert je dat ook jouw verhaal een breed publiek kan aanspreken, dat ook jouw talent als zwarte acteur wordt gewaardeerd. Dat kan de aanwas van zwart talent beïnvloeden en vergroten. Ik vind het een teken van culturele armoede als deze verhalen geen ruimte krijgen.’

Het lijkt erop dat de #OscarSoWhite-campagne van vorig jaar effect heeft gehad. De Academy of Motion Pictures is diverser geworden en er waren dit jaar meer zwarte genomineerden en winnaars. Is het dan niet wrang dat August Wilson, de schrijver van Fences, het toneelstuk dat ook werd verfilmd en bij de Oscars was genomineerd, zegt dat die voorstelling alleen mag worden geregisseerd door iemand met een Afrikaans-Amerikaanse achtergrond? Dat werkt toch weer de polarisatie in de hand die je probeert tegen te gaan?

‘Daar ben ik het niet mee eens. De uitspraak van August Wilson is juist een reactie op polarisatie. Er wordt vaak gezegd dat er geen zwarte regisseur te vinden is die de capaciteit heeft om een kwalitatief hoogstaande voorstelling te regisseren. Daarmee zet je een groep makers buiten spel. Wilson probeert een status quo te doorbreken, een gesprek op te starten tussen de producenten die Fences op de planken willen brengen en zwart talent dat de potentie heeft deze voorstelling te maken. Het dwingt je, net als de quota waarover we het eerder hadden, om buiten de bekende cirkel te kijken. De hoop is dat de producenten met regisseurs in gesprek raken die niet alleen Fences kunnen regisseren maar ook een Brecht of een Pinter.

Maar zou het dan ook gelegitimeerd zijn als bijvoorbeeld de erven Brecht of Pinter stellen dat hun werk alleen door een witte regisseur zou worden gemaakt?

‘Nee, want op die manier steun je witte superioriteit. Wat Wilson bepleit is niet het stimuleren van zwarte superioriteit, maar juist dat zwart talent een kans krijgt.’

In Nederland begint het aanbod van voorstellingen van makers met een cultureel diverse achtergrond te groeien. Maar programmeurs zijn huiverig om deze voorstellingen te programmeren, want het is moeilijk het juiste publiek voor deze voorstellingen te vinden.

‘Ik denk dat het model waarin één programmeur verantwoordelijk is voor de gehele programmering van een theater achterhaald is. De programmering zou de verantwoordelijkheid moeten zijn van meerdere mensen. Wanneer je in een programmeursteam mensen met verschillende achtergronden opneemt, kunnen er ook verschillende strategieën worden bedacht om nieuwe doelgroepen aan te trekken. Maar ze moeten zich realiseren dat er geen quick wins zijn.

Het kost jaren om een nieuw publiek te vinden, binnen te halen en te verleiden om het theater te blijven bezoeken.

Het is een illusie te denken dat je dit binnen twee seizoenen kunt klaarspelen. Ik ben bij een theater betrokken geweest dat er vijftien jaar over deed om het juiste publiek te vinden voor het platform voor gekleurde artiesten dat ze hebben opgezet.

Het kost toewijding, creativiteit en geduld om nieuwe doelgroepen te vinden. En wees bereid om jouw visie gedurende die periode bij te stellen. Beschouw het beleid niet als mislukt als de ene strategie niet lukt, maar zet een nieuwe strategie in.

Ook bij de programmering geldt dat artistieke excellentie door diversiteit tot uiting kan komen. Het talent is aanwezig, geef het de ruimte.

Heeft diversiteit wel een kans in tijden van populisme en nationalisme?

‘We moeten ons in tijden van nationalisme en populisme realiseren wat er wordt bedoeld wanneer iets als typisch Brits of typisch Nederlands wordt beschouwd. Typisch Brits is in mijn opvatting niet het Verenigd Koninkrijk van vijftig jaar geleden. Typisch Brits staat in mijn ogen voor de hedendaagse veelkleurigheid. Wie dat niet ziet sluit een gedeelte van de bevolking uit en doet zichzelf op alle vlakken – cultureel, politiek en maatschappelijk – tekort.’

Foto: Ajamu

Dag van de Diversiteit

Op maandag 19 juni organiseert de ACI (de koepelorganisatie van Amsterdamse Culturele Instellingen) de Dag van de Diversiteit. De hele Amsterdamse culturele sector gaat met elkaar in gesprek over dit onderwerp aan de hand van de punten personeel, publiek en programmering. Alistair Spalding, directeur van Sadler’s Wells Theatre in Londen, verzorgt een keynote.

Dossiers

Diversiteit
Theatermaker april 2017