Na de stopzetting van de subsidiëring van productiehuizen voor theater en dans in 2013 viel er een groot gat op het gebied van talentontwikkeling en -ondersteuning in de podiumkunsten. Daarop ontstonden er nieuwe initiatieven waarin talentontwikkeling door verschillende instellingen als netwerk wordt ingevuld. Zoals deze twee in Limburg: SoAP en VIA ZUID.

Na sluiting van productiehuis Huis van Bourgondië als direct gevolg van de bezuinigingen van Zijlstra, ontstonden er in Maastricht twee nieuwe initiatieven: SoAP en VIA ZUID. Waar de eerste organisatie in 2018 de staf terugbracht tot een één persoon op één kantoor, is de andere al vanaf het begin nomadisch, zonder vaste kantoorruimte of dienstverbanden. En waar VIA ZUID als makelaar van talent zonder specifiek artistiek profiel zich op de breedte van het veld werpt, duikt SoAP vooral de diepte in, met aandacht voor het verder ontwikkelen van het werk van een klein aantal kunstenaars.

Beide ‘huizen’ richten zich expliciet op het centraal stellen van maker en publiek, en werken voor het merendeel met projecten die buiten de traditionele theaterinstellingen plaatsvinden. Jackie Smeets: ‘De meeste jonge theatermakers zijn multidisciplinair en willen graag op andere plekken werken. Wij faciliteren dat natuurlijk, ook omdat het de perspectieven en beroepsmogelijkheden van jonge makers enorm verbreedt.’

Anneke Tonen nam in mei 2018, nog niet eens halverwege de subsidieperiode, het stokje als directeur van SoAP over van Benoît Vanraes, en voerde meteen een aantal drastische veranderingen door. De focus op kunst buiten het theater werd verder toegespitst: van Sociaal & Artistiek Platform werd het Space oriented Artistic Practice. De vaste staf van het productiehuis bestond voortaan nog maar uit één iemand, de algemeen directeur, Tonen zelf. ‘Het bespaart enorm veel geld. In de begroting van 2019 scheelt het een ton, die ik weer in maakprocessen kan stoppen. Ik kan daardoor ook snel handelen als ik met kunstenaars spreek, omdat ik precies weet hoeveel middelen ik heb.’

‘Ik snap het begrip talentontwikkeling niet zo goed. Ik zou zeggen: we doen aan werk-ontwikkeling. Talent moet je koesteren, dat is wat anders. Ik vraag kunstenaars wat er nodig is om hun werk verder uit te bouwen. Als er geen werk is, kan ik weinig doen. En het gaat mij om wat er nu nodig is, het scheppen van condities. De belangrijke artistieke bevindingen komen meestal pas in het proces naar boven, op de werkvloer. Dat zijn zaken die je niet vantevoren bedenkt. Kunstenaars hoeven voor mij dus niet precies te weten waar ze uitkomen, maar ik moet overtuigd zijn van hun aanpak en de noodzaak. Ik moet het snappen. Daarin ben ik behoorlijk kritisch.’

Temporiseren
‘Voor mij is inhoud organisatie en organisatie inhoud’, zegt Tonen. ‘Ik wil ook dat kunstenaars meedenken op zakelijke niveau. Bij het traditionele productiehuis ligt de organisatie vaak al vast. Er is een algemeen productiemodel, als een mal waar iedere kunstenaar of elke project dan in moet passen. Wij doen het andersom, of nou ja, ik ontwikkel de productievoorwaarden gezamenlijk met en per kunstenaar. Die kunnen dus heel verschillend zijn, ook qua budget.’

Op dit moment ondersteunt SoAP het werk van Rita Hoofdwijk, Johannes Bellinkx, Benjamin Vandewalle, TAAT (Gert-Jan Stam en Breg Horemans) en Nick Steur. Allen zijn actief in de publieke ruimte met hun werk, of het nu performances zijn of installaties. Voor de volgende kunstenplanperiode zal Tonen haar stal zeker gaan uitbreiden.

Tonen: ‘Voor de toekomst vind ik slechts vijf kunstenaars ondersteunen te elitair. We reflecteren nu al op het werk en delen expertise door vier keer per jaar masterclasses te organiseren, maar die zijn nog niet voor publiek toegankelijk. In de komende periode wil ik me ook gaan richten op alternatieve vormen van publiekswerking. Samen met VIA ZUID en het Vlaamse C-TAKT doen we Winternights, waar we onaf werk tonen. Het is heel belangrijk om publiek bij je proces uit te nodigen. Ik vind onaf werk sowieso interessanter, werk dat constant in ontwikkeling blijft, dat te laten zien.

Ook bij marketing zie je vaak een verouderd model. Er is een pr-construct en daar moet het product dan inpassen, met foldertjes en posters. Ik wil dat er meer van het werk zelf uitgaat. Dat je eerst kijkt waar je het wil hebben staan en dan daar gaat praten. Dat je een duurzame relatie opbouwt, of dat nu met een festival is, of een hele andere instelling of organisatie.

Die alternatieve publiekswerking gaat goed samen met meer tijd besteden aan het ontwikkelen van het werk in fases. De traditionele productieketen is op een hoog tempo van productie gericht. Ik wil temporiseren, minder maar beter werk uitbrengen.’

Lichter en flexibeler
Jackie Smeets, die in 2015 directeur werd van VIA ZUID -Talentontwikkeling podiumkunsten Limburg, bedong als voorwaarde dat er geld zou komen voor ondersteunende taken. Tot dan toe had het platform – een initiatief van de provincie Limburg – op één medewerker gedraaid.

Smeets: ‘Na het sluiten van het Huis van Bourgondië deed de provincie onderzoek waaruit bleek dat de belanghebbenden, zoals De Nederlandse Dansdagen, Toneelacademie, Cultura Nova, Het Laagland en Toneelgroep Maastricht allemaal vonden dat er lichter en flexibeler moest worden geproduceerd op het gebied van talentontwikkeling. Ze hebben toen samen een werkbestuur opgezet, en één iemand verantwoordelijk gemaakt voor de organisatie.

Als artistiek leider heb ik ondertussen een volwassen team met mensen voor zakelijk, sales en marketing. Productieleiders en techniek huren we los in. We zijn zelf geen productiehuis, maar leggen de verbinding met de juiste partners, door heel Limburg, maar ook daarbuiten.’

Smeets noemt zichzelf talentmakelaar en ons gesprek gaat vooral over netwerken en het bij elkaar brengen van talent (‘ik zeg niet jong, ik zeg nieuw’) op het gebied van theater, dans en performance en de plekken waar deze talenten zich kunnen ontwikkelen. Dat is niet per se de theaterzaal.

Smeets: ‘De meeste jonge makers die bij ons van een van de opleidingen komen, werken in meerdere disciplines en passen niet goed in het bestaande theateraanbod, als daar al plek is voor jong en experimenteel talent. We zijn ondertussen met de schouwburgen in Heerlen, Maastricht en Sittard projecten gestart om via het theater meer verbinding te leggen met het publiek, publiek op te bouwen. We hebben daar een speciale productieleider voor in dienst genomen.’

De makers verbonden aan VIA ZUIDop dit moment zijn dat er tweeëntwintig, onder wie Sien Vanmaele, Karlijn van Kruchten, Roshanak Morrowatian, Tim De Paepe, Celine Daemen, Lotte Milder en Ruud Horrichs – kijken net als hun collega’s bij SoAP buiten de grenzen van de black box.

Smeets: ‘De klassieke manier van produceren en afzet is doorbroken, het veld ligt open en is veel diverser inmiddels. De publieke ruimte is een speelveld geworden. Kunstenaars willen in de natuur of in de stad werken, in het centrum of de buurt, in het museum, leegstaand erfgoed of in een zorginstelling. En soms willen ze ook per se in het theater, maar lang niet altijd.

Wat betreft de maakstrategieën van hedendaagse makers, sluiten de fondsen en structuren niet altijd aan, net zomin als overigens de opleidingen. Ook daarin proberen wij te bemiddelen. Door actief mensen en instellingen op te zoeken – lokaal, regionaal en landelijk, maar ook over de grens – kun je heel veel meer bereiken. Tim De Paepe en zijn playField.-team ontwikkelen interactieve opstellingen, die de grens tussen acteur en toeschouwer thematiseren. Hij is bezig met digitalisering, privacy en data-kapitalisatie. Er zit in Heerlen veel expertise op dat vlak, denk aan bijvoorbeeld het CBS.’

Gaat het dan om kennis en ervaring uitwisselen of om geld?
Smeets: ‘Het gaat om het delen van wederzijdse expertise, niet om een zak met sponsorgeld, zo werkt het bedrijfsleven niet meer. Bij Lotte Milder/AKATAK zat er op een gegeven moment meer dan 10 duizend euro aan mensuren en printmateriaal in de samenwerking. Wij hebben de ANBI-status, dus we hebben gevraagd of dat geformaliseerd kon worden als sponsoring. Voor ons als instelling, en dus indirect ook voor de makers, zijn dat simpelweg eigen inkomsten. En dat is dan fijn met het bedrijfsleven: daar wordt dat snel geregeld.

Wij kunnen van maatschappelijke partners niet vragen of ze als producent optreden, dat zij zorgen voor een tournee. Wij zijn er voor het overzicht over het project, gaan naar repetities, houden evaluatiegesprekken, waardoor we ook weer van alles opsteken voor volgende samenwerkingen.’

Veel voorbeelden volgen: Karlijn van Kruchten, die muziektheater gaat maken op scholen in Venlo, over kolonialisme en onbewuste discriminatie, onder begeleiding van Romy en Gable Roelofsen. Of Celine Daemen die het libretto van haar VR-opera baseert op interviews met (ex)-patiënten van Mondriaan ggz, en coaching krijgt van Romain Bischoff van Silbersee.

‘Onze makers hoeven niet per se in Maastricht, Sittard of Heerlen te wonen. Het gaat om het commitment aan de omgeving, iets aan willen gaan met Limburgse instellingen en organisaties. Maar velen hebben wel in Maastricht gestudeerd. We selecteren elk jaar vijf afstudeerders, waarvan er eentje een productieplek krijgt op Cement. Sommige makers ondersteunen we slechts voor één project, maar we streven naar meer langdurige verdiepende samenwerkingen, met een maximum van vier jaar.’

Hoe ziet VIA ZUID de toekomst?
Smeets: ‘De sales kunnen verbeterd worden. Dat is vaak te veel gevraagd van nieuwe makers, zeker als ze niet aan een gezelschap of producent verbonden zijn. Soms is het uitstekend dat ze stadskunstenaar zijn, slechts op de plek hun ding doen. Maar je ziet regelmatig projecten die ook landelijk relevantie hebben, en dan wil je daar toch meer mee kunnen doen.’

Foto: conceptbeeld voor #3 relay van playfield.

Dossiers

Theatermaker september 2019