Het cabaretseizoen begon afgelopen jaar midden in de zomervakantie, toen de anderhalvemeterzaal werd ingevoerd, en eindigde zo’n beetje in oktober, toen de zaalcapaciteit weer werd teruggeschroefd. Enkele cabaretiers bleven strijden tot december, maar toen de theaters uiteindelijk weer opengingen, hadden de meeste de blik alweer op het volgende seizoen. Viel er eigenlijk nog wat te lachen in 20-21?

Alles op de schop

Op een uitzondering na besloot geen enkele gevestigde naam het avondvullende programma dat in 2019-2020 in de maak was, door te spelen tijdens de coronacrisis. Die onvoorspelbare tijd, waarin het land nog onderzocht welke maatregelen nou echt werkten en hoe de psychologie van de massa precies in elkaar stak, daarin kon je niet avond aan avond hetzelfde programma presenteren (aldus Maartje in Kine in de theaterkrantserie ‘In de IJskast’).

Dus misten we de première van Rayen Pandays voorstelling Trigger, die in maart 2020 in première zou gaan en ging Numero Uno van Ronald Goedemondt uiteindelijk maar met een registratie van een try-out op televisie in première. Ook de ‘mislukte voorstelling’ van Stefano Keizers (Sorry Baby) en Alex Klaasens goed ontvangen Showponies 2 gingen uiteindelijk zonder herneming naar de televisie. Zo kwam er vrij plotseling een eind aan de shows ‘die je gezien moest hebben’ en bleef je met een groot vraagteken zitten. Wat was er nou nog wel te zien en hoe kwam je daar achter?

Het coronaprogramma

Als je ergens flexibiliteit kon verwachten, dan was het wel bij de comedy: de eenmansshow zonder decor. Toen het land langzaamaan weer openging, speelden cabaretiers dan ook waar ze maar konden. André Manuel zong liedjes in de moestuin van Kasteel Nijenhuis tijdens een picknick van Heimland, op het verrijdbare pop-up podium ‘Klapstoelkabaret’ presenteerden bekendere namen als Kiki Schippers, Patrick Nederkoorn en Anne Neuteboom met festivaltalent als Vlamousse, Musa, Ramon Chatrer en Luan Buleshkaj. In achtertuinen, op landgoederen, in de duinen – buiten konden de mensen weer veilig samenkomen en lachen.

In dat korte, relatief vrije niemandsland in augustus en september presenteerden verschillende makers flexibele coronaprogramma’s voor de uitverkochte anderhalvemeterzaal: korte try-out programma’s van hooguit zestig minuten om twee keer op een avond te spelen. Onder hen waren Freek de Jonge, Sanne Wallis de Vries, Veldhuis en Kemper en Maartje en Kine. Die laatsten omschreven het als een soort speeltuin – elke avond iets nieuws doen, materiaal uitproberen dat ze voorheen te spannend hadden gevonden. Een soort try-outtour die nooit tot een avondvullend programma zou leiden en misschien niet eens in première zou gaan. Hiermee waren ze flexibel, konden ze inspelen op de actualiteit en bovenal op de situatie in de zaal. En ook belangrijk: toch nog een aardige omzet draaien.

Met minder mensen in de zaal zochten cabaretiers de lach minder op en speelden ze veel meer met intimiteit en contact. Relativerende, komische reflecties op het leven tijdens corona. Cabaretière Sanne Wallis de Vries noemde haar programma Heel bijvoorbeeld een interactieve healingsessie. Ze maakte een praatje, zong een liedje, vroeg het publiek naar hun zorgen – maar bovenal had ze haar tijd op het podium nodig om zelf niet gek te worden. Ook toonde ze zich een activiste voor de cultuursector met een satirisch lied, waarin ze als Angela Merkel het cultuurbeleid van minister-president Mark Rutte en minister van Cultuur Ingrid van Engelshoven op de hak nam.

Bij Heel kon Wallis de Vries een zelfonderzoek uitvoeren en smakelijke anekdotes delen, maar ook de tijd duiden voor haar publiek. Als satirische cabaretière maakte ze zichzelf tot parodie op haar generatie, die moeite had de snel veranderende tijdsgeest bij te benen. Een satirische vertolking van nieuwslezeres Noraly Beyer bijvoorbeeld, die haar verweet niet erg woke te zijn in een effectief staaltje metacabaret over het opvoeren van een nieuwslezeres van kleur als enige typetje.

De relativering van onze maatschappelijke eenzaamheid, de zelfkritiek – alle reflecties waren welkom na een lange periode waarin onderbuikgevoelens en je sociale bubbel de boventoon voerden. Elke keer wisten deze creatieve geesten grapjes over corona te maken die je nog niet via social media had gehoord. Eén grap kwam veelzeggend bij zowel Freek de Jonge als in Frank Lammers’ coronafilm Groeten van Gerrie voorbij: de artiest, die het applaus voor de zorg zelf in ontvangst had genomen. Het zal voor meer artiesten wat gemis naar boven hebben gehaald, dat applaus zo midden in de lockdown.

Cabaretsubsidies

Aanvankelijk waren er klaarblijkelijk toch een paar grote plannen voor het coronaseizoen. Met uitzicht op de anderhalvemeterzaal werd er zowaar subsidie aangevraagd voor of door cabaretiers; een unicum. Dit leverde onder andere mooie grotezaalproducties op van Claudia de Breij (Hier ben ik!) en Yentl en de Boer (Kampvuursessies), waarin het lied ‘Het is begonnen’ hun de Annie M.G. Schmidtprijs opleverde.

Per toeval zat ik bij één van de laatste uitvoeringen van Hier ben ik!. De Breij trakteerde de toegestroomde 250 mensen op verrassend groot spektakel. Met band, decor en prachtig lichtplan, liet zij verschillende belangrijke momenten zien uit het leven van variétéartieste Heintje Davids, de naamgever van het heintjedavidseffect. Met creatief gebruik van rijdende kisten en verschillende hoofddeksels portretteerde De Breij de leden van de Joodse familie Davids in de periode voor en tijdens de oorlog – waarna Heintje als enige overbleef om de naam van de theaterfamilie hoog te houden.

Wetende dat het de laatste voorstellingen zouden zijn, speelde De Breij met haar muzikanten die dag uitzinnige, beladen voorstellingen voor een even ontroerd publiek. Zo waren er nog veel meer van die bijzondere momenten dit jaar, bij zowel de laatste voorstellingen vóór als de eerste ná een lockdown.

Naast de maaksubsidies werden ook verschillende tekortfinancieringen toegekend. Aan gevestigde namen als Veldhuis en Kemper en Ellen ten Damme, maar ook aan aanstormende talenten als Nina de la Parra en de Fransse Eijkel. Honderdduizenden euro’s werden bijgelegd om deze cabaretiers te laten spelen voor een beperkter publiek. Of al deze producties ook het gewenste aantal speelbeurten behaalden, lijkt twijfelachtig.

Het begin van het einde

Veel voorstellingen hadden last van de grillige coronaproblemen die in de loop van het seizoen steeds nijpender werden. Toen het maximale aantal mensen in de zaal verder en verder werd ingeperkt trokken cabaretiers en theaters hun programma’s één voor één terug of schoven de gehele programmering één jaar op.

In de chaos van de steeds wisselende maatregelen en beperkende omstandigheden werden speellijsten niet goed bijgehouden, en kwam het meermaals voor dat een ingeplande première uiteindelijk helemaal niet doorging. Het gebeurde bij Rosa da Silva, Thijs Boontjes, Richard Groenendijk, Bastiaan Ragas en Maartje en Kine, maar ook lokale cabaretiers als Milo Berlijn en Manon Kroezen. Dat PR-medewerkers niet altijd tijd vonden om dat ook aan de uitgenodigde recensent te laten weten, geeft de situatie bij de impresariaten ook goed weer – er heerste totale chaos.

De sfeer in de zaal was heel anders in die maanden rond de lockdowns – dat handjevol mensen dat er zat, inclusief de performer op het podium, bestond uit serieuze liefhebbers. Er heerste een gevoel bevoorrecht te zijn om in grote zalen als Carré met dertig man en zestig planten een fantastisch programma te mogen kijken. De akoestiek en de temperatuur waren niet zoals zou moeten – door het gebrek aan lijven in de zaal. Maar we waren er. Samen. Om te applaudisseren voor mensen, die ons daadwerkelijk konden horen en er echt op zaten te wachten.

Toch kon je het idee niet afschudden dat er nog wel een paar plukjes van dertig man her en der volkomen veilig in de zaal had kunnen zitten. Want verder was er niets aan – geen inloop, geen barhangen, geen nabespreking met je medebezoekers. Prachtige programma’s in de grote zaal met al die ruimte ertussen, dat wende niet.

Onmisbaar?

Veel grote publiekstrekkers, zoals Brigitte Kaandorp, Jochem Myjer, Tineke Schouten, Theo Maassen – ze hielden zich stil. Ja, als er een leuk initiatief was, dan zag je ze nog wel eens. Zoals toen in december de Kleine Komedie elke dag een filmpje van een bespeler online zette in een digitale adventskalender. Maar een liveshow zat er niet in. Naar het waarom blijft het gissen – hadden ze een carrièreswitch gemaakt misschien, genoeg spaargeld op de rekening, een gebrek aan makersdrang? Worstelden ze met hun misbaarheid, hadden ze tactisch de voor- en nadelen overwogen en besloten liever geduld te hebben? Slechts de meest bevlogen cabaretiers bleven doorstrijden tot december, tot het hele theaterveld lam werd gelegd.

Met name de oudejaarsconferenciers spreidden een verrassend plichtsbesef tentoon. Koste wat kost werden er oudejaarsconferences gespeeld in Nederland. Juist het coronajaar zou uitbundig weggelachen en uitgezwaaid moeten worden, en geen enkele conferencier trok zich terug. Zo hees Javier Guzman zich in het harnas en speelde drie of zelfs vier keer per dag zijn conference Raspopulist. Dolf Jansen speelde zo goed als vrijwillig al zijn conferences met als ondergrens: in elk geval geen verlies maken. Die grens had de Haagse conferencier Sjaak Bral niet – hij maakte graag wereldkundig dat hij vijfduizend euro bijlegde op de uitzending van zijn televisieconference in de gangen van Diligentia.

Opvallend waren vooral de goede bijdragen van oudjaarsdebutanten. Patrick Nederkoorn en Jan Beuving innoveerden met De Andere Oudejaars de klassieke conference ietwat door in een lied van een kwartier de actualiteit van het jaar door te nemen, vanuit het perspectief van de in januari 2020 overleden Sesamstraat-acteur Aart Staartjes. Hierdoor konden ze meer tijd nemen voor de emotionele huiskamerdiscussies van het afgelopen jaar. De dialoog bleek een krachtig middel om de dilemma’s van afgelopen jaar te behandelen, zoals het overwegen van een carrièreswitch, de misbaarheid van de entertainmentbranche en wat je als witte man kan zeggen over racisme.

Een bijzondere vondst daarin was de meezinger, die met recht een product van de coronatijd kan worden genoemd. ‘Een dag niet gezongen is een dag langer geleefd,’ stelden Beuving en Nederkoorn, en dus haalden ze inspiratie uit de persconferenties van Mark Rutte. Daar kreeg gebarentolk Irma Sluis soms meer aandacht dan de premier – na een vrolijke lofrede van Nederkoorn op gebarentaal bleek hij ons met al zijn gebaren voor te hebben bereid op een meezinger waarin we ‘alsjeblieft, hou vol’ naar elkaar leerden gebaren.

Zelfs ITA presenteerde een conference, van Nasrdin Dchar. In Adem toonde hij verschillende mogelijke oudjaarsavonden. In één daarvan voerde hij een discussie over racisme met jeugdvriend Mike, die hij eerder nooit aansprak op zijn Marokkanengrappen, maar die naar aanleiding van de discussie een bewustwordingsstap maakte. Daarmee bood hij een noodzakelijk en urgent perspectief op dit jaar, waarop de Black Lives Matter beweging een stempel drukte. Overigens voelde ook comedian Murth Mossel zich dit jaar geroepen om aan een oudejaarsshow te beginnen – al kreeg hij weinig mogelijkheden om die te spelen. Op die manier werd van verschillende kanten gehoor gegeven aan de behoefte om dit jaar ook te duiden vanuit een niet-wit perspectief.

Groot was de verslagenheid onder de conferenciers, toen twee weken voor het eind van het jaar toch een streep ging door de oudejaarsshows. Gelukkig wisten veel van hen de show nog rond Oud en Nieuw aan te bieden via de enige kanalen waarmee je mensen nog kon bereiken: internet en televisie.

Innovatie op afstand

Op internet en tv daar was dit jaar genoeg te zien. De meeste cabaretiers leken na online-experimenten tijdens de eerste lockdown genoeg te hebben van de digitale ruimte. De opnames met een handjevol lachend publiek waren wat ongemakkelijk; Youp van ’t Hek zond uiteindelijk liever een registratie van een try-out uit dan zijn oudejaarsconference voor een lege zaal op te nemen. Cabaretiers verzonnen nieuwe formats voor op het scherm, passender binnen de mogelijkheden en beperkingen van het medium.

Hans Teeuwen bracht in juni al de coronaconference Smerige Spelletjes uit. Vanuit zijn huiskamer wendde hij zich tot een denkbeeldig publiek in een korte film. Langzaam zag je hem vereenzamen, grapjes verzinnend, een tragische clown zonder publiek. De show was een snelle reactie van Teeuwen, die de gevoelens van die periode herkenbaar in beeld bracht. ‘Verontrustend logisch’ was Teeuwens absurdisme in coronatijd volgens recensent Sander Janssens.

Ook Freek de Jonge waagde zich aan een verrassend geslaagd televisie-experiment met zijn verkiezingsconference. Hij maakte de kijkers deelgenoot van een terugkerende nachtmerrie, waarin hij een talkshowhost was, die zijn politieke gasten niet aan het woord liet. Binnen die situatie kon hij politici aan zijn tafel plaats laten nemen, hun acties en beleid bekritiseren, maar ook het talkshowformat waarin zij politiek bedrijven. Het resultaat was een interessante mix tussen sketch en conference.

De interessantste vorminnovatie kwam in februari 2021 in de mailbox. Terwijl we ons massaal blind staarden op een lockdown zonder eind, stuurden cabarethuizen als de Kleine Komedie en Carré plotseling weer nieuwsbrieven. Micha Wertheim presenteerde een vervolg op Ergens Anders, zijn voorstelling zonder artiest. Nu zou het een voorstelling worden zonder publiek: Niemand Anders. Wertheim speelde voor een lege zaal, en jij kon erbij zijn via een speciale videoverbinding.

Wie zich aanmeldde kon een avond genieten van de beelden in en rond het studiootje dat Wertheim op het podium van de lege theaterzaal had gebouwd. Zijn bureautje, een green screen met een hometrainer ervoor, een totaalshot vanuit de zaal, feeds van de huiskamers waar mensen met wisselend enthousiasme de voorstelling zaten te kijken: jouw eigen huiskamer als één van de vier streams. Met een paar verschillende camerastandpunten goochelde hij met mogelijkheden van de videoconferentie en doorgrondde hij het ‘nieuwe normaal’. Want hoe verder de voorstelling vorderde, hoe meer het begon te knagen. Welke twist had Wertheim voor ons in petto? Op steeds meer schermen leken bezoekers iets te weten dat jij niet wist. Toen ze uiteindelijk een knuffeldier door het scherm aan elkaar begonnen door te geven, werd duidelijk dat je voor de gek werd gehouden. Het was allemaal van tevoren opgenomen. Je had als enige zitten kijken. Inhoudelijk verbond hij aan deze twist intelligente reflecties op de steeds prangender problemen rond nepnieuws en het gebrek aan controle op het internet. Als enige speelde hij met de verwachtingen van het nieuwe concept van de livestream, en dat zonder daarbij zijn eigen makerschap on hold te zetten. Niemand Anders werd dan ook geselecteerd voor het Nederlands Theater Festival, een unicum voor een cabaretvoorstelling.

Voorzichtig weer open

Testevenementen zorgden tijdens de lockdown voor kleine lichtpuntjes in de duisternis afgelopen jaar. Uitverkoren voor de eerste test in februari was Guido Weijers met zijn Masterclass Geluk, een theaterlezing die hij al vaker speelde in theaters en op conferenties. De eerste testresultaten waren – zoals de hele sector al maanden voorspelde – goed. Twee maanden moesten we wachten tot er meer testevenementen volgden. In theaters door het hele land kon je met een negatieve testuitslag toegang krijgen tot een beperkt aanbod van voorstellingen.

Voor mij werd het een bezoek aan Hotel Spijkers van Joost Spijkers in Alkmaar: mooie verhalende kleinkunstliederen van Spijkers en band in een smaakvol decor van een vervallen hotel. De testafspraak was zo gemaakt, de uitslag kwam binnen dertig minuten en toen iedereen negatief bleek, begon een oud halfvergeten gevoel te kriebelen: het grote verheugen. De hele dag in het teken van vragen als: komen we wel op tijd? Redden we het wel met het eten? Hebben we genoeg benzine? Kunnen we nog blijven plakken in het theater en toch thuiskomen voor de avondklok?

Wat was het na al dat alleen thuiszitten heerlijk om weer door de foyer te mogen lopen, langs de kaartcontrole te komen, naar mensen te kijken die je niet kent, een bemande bar te zien, te kunnen gaan zitten aan een tafeltje met iemand uit een ander huishouden, het mondkapje af te doen.

Maar het was nog geen triomfantelijk weerzien: er was nog afzetlint, anderhalve meter afstand in de zaal, lege ruimte overal. Dat warme, opgepropte gerommel en geroezemoes, het dringen bij de bar voor een kopje koffie, eindeloze rijen bij het toilet – dat zou nog moeten wachten tot de zomer.

De gevolgen

Wat hebben twee gemankeerde seizoenen voor effect op de aanwas van het nieuwe cabarettalent? Want hoewel de meeste finalistentours en het Leids cabaretfestival kwamen te vervallen, stond de werving van nieuw talent niet stil. Het Amsterdams Kleinkunstfestival presenteerde dit seizoen maar liefst twéé finales – beide gedeeltelijk via livestream, en ook het Groninger Studentenfestival presenteerde eind november nog op het nippertje de finalisten aan een handjevol mensen.

Nog altijd kijken we reikhalzend uit naar de debuutprogramma’s van winnaars uit 2019, zoals Rosa da Silva, Jasper van der Veen en Glodi Lugungu en moeten daar nu Lisa Ostermann, n00b, Ramon Chatrer, Lotte Velvet en mogelijk nog vele anderen aan toevoegen. De programmering van de zalen staat op springen om al deze talenten de kansen te geven die ze verdienen. Een beloftevolle line up.

Foto: Gijsbert van der Wal

Dossiers

coronacrisis
Theaterjaarboek 2020/2021