Zowel Kenzo Kusuda als Raymond Honing hebben een indrukwekkende staat van dienst. De van oorsprong Japanse danser en choreograaf Kusuda maakte talloze solo’s en dansstukken, is mede-oprichter van Danslab en werkt onder andere intensief samen met Boukje Schweigman. Honing is fluitist, oprichter van het gelauwerde barok-ensemble La Barca Leyden en vurig pleitbezorger van eigentijdse muziek.

De twee leerden elkaar vorig jaar kennen tijdens Midsummer Dream, een operaproductie op locatie in Leusden. Kusuda danste de rol van Puck, Honing dirigeerde. In de marge van de groots opgezette productie ontdekten ze in elkaar de drang tot kleinschalig onderzoek en experiment. Hun ideeën stemden wonderwel overeen en nu, amper een jaar later, is er hun eerste gezamenlijke project: Zweer.

De voorstelling speelt in Huize de Dieu in Alkmaar, een indrukwekkend herenhuis in Lodewijk XIV-stijl uit de 18e eeuw met plafondhoge schilderijen en overdadig stucwerk. In de lange entreegang hangt ter hoogte van het prachtige trappenhuis een enorme kroonluchter. Dat is de eerste plaats van handeling. Het publiek staat tegen de wanden geplakt als Kusuda de in touwen gewikkelde Honing langzaam over de plavuizen naar het midden van de gang trekt. Ogenschijnlijk nauwelijks gehinderd door zijn oncomfortabele positie ontlokt Honing aan zijn fluit de prachtigste klanken. We horen een vervormd thema uit de prelude van L’après-midi d’un faun van Debussy. Eventjes maar, want als Kusuda even later tergend traag een krukstoel over de stenen vloer duwt zakt de toon naar het geluid dat deze beweging voortbrengt.

Je snapt waarom de Japanner zo geroemd wordt om zijn verbeeldingskracht, zijn gave om van kleine bewegingen poëzie te maken. Dat heeft te maken met de aandacht en de concentratie waarmee hij te werk gaat. Als de krukstoel over de nog steeds liggende Honing is geschoven, pal onder de kroonluchter, klimt Kusuda erop en brengt een soort ode aan de lichtbron middels sierlijke hand- en armbewegingen.

De handeling verplaatst zich daarna naar een belendende zaal en daar gaat het gruwelijk mis. De stoelen staan keurig in rijen opgesteld, ruimte latend voor een bescheiden speelplek. Maar waar de makers geen rekening mee gehouden hebben is dat er vanaf rij vier niets meer te zien is. Het is gissen naar hetgeen zich op de vloer afspeelt, zeker als Kusuda zijn handelingen laag bij de grond verricht.

Het is een onbegrijpelijke beginnersfout, haast onvoorstelbaar voor iemand die al zo lang podiumkunstenaar is. Je zou toch denken dat de zichtlijn op nummer een staat in het handboek van de theatermaker. Zweer is nu voor meer dan de helft van het publiek (waaronder schrijver dezes) niet meer dan een fascinerende klankcollage met zicht op de rug van de voorbuurman of -vrouw. De wel zichtbare gedeeltes, zoals het doorgeven van het dikke touw, komen dan als vanuit het niets uit de lucht vallen.

De verstilde schoonheid van muziek en beweging uit het eerste gedeelte krijgt zo wel een heel wrange pendant. In plaats van vervoering is er irritatie. Het enige vergezicht dat er geboden wordt, komt van de indrukwekkende landschapsschilderijen aan de wanden. Die zijn door hun omvang overrompelend aanwezig, iets wat van Kusuda bepaald niet gezegd kan worden.

Foto: Moon Saris