Zullen we samen… wordt aangekondigd als een intergenerationele locatievoorstelling. Peuters van drie jaar ontmoeten in een woonzorgcentrum oudere mensen. Probleem bij de voorstelling die ik bezocht was dat de senioren van het rusthuis ontbraken. Ze hadden de dag ervoor net hun herfstprik gehad en moesten die ochtend door de verpleegkundigen opgevolgd worden. Mijn vrouw en ik moesten dan maar de bejaarde toeschouwers zijn.

Het voordeel was nu wel dat we als toeschouwer niet afgeleid zouden worden door het schuiven en zuchten van ouderen aan de andere kant van het speelvlak. We zitten namelijk tegenover elkaar aan weerskanten van het speeltuintuig waar op, rond en onder wordt gedanst. Het publiek ziet elkaar dus, wat natuurlijk ook voor een extra beleving en sfeer zorgt. Dat was er nu vanwege een gebrek aan een deel van het doelgroeppubliek, wat minder bij.

We focusten op de performance zelf, en af en toe keken we natuurlijk ook naar de kinderen naast en tegenover ons. Die zag je heel gefascineerd kijken naar de dansers, ze glimlachten, ze gingen anders zitten na een dansscène, een paar legden zich op de grond en keken met hun hoofd op hun handen geboeid naar wat er allemaal gebeurde.

Tout petit heeft in al zijn producties een danstaal ontwikkeld die in de smaak valt bij de jonge (en ook oude) toeschouwers. Hun moves vertrekken uit alledaagse bewegingen, zoals lopen, rennen, rollen, springen, en ze voegen daar een extraatje aan toe, zoals jonge kinderen dat ook doen. Een heuveltje loop je niet af, maar je rent naar beneden, op de stoep wandel je niet, maar je slaat steeds een tegel over, over een zebrapad loop je alleen op de witte strepen, een rekstok loop je niet voorbij, maar daar klim je op, en hang je aan.

Het zijn herkenbare bewegingen die de dansers uitvoeren en waarin ze organisch een meerwaarde mengen, ook in deze productie. Vaak is dat een uitvergroting, een acrobatische aanvulling. Aan de rekstok buitel je rond, op de draaischijf kun je zo hard rondtollen dat je er bijna vanaf vliegt. Ze brengen elkaar uit evenwicht, maar vertrouwen op elkaar. Een danser dreigt te vallen, maar wordt net op het nippertje opgevangen. De ouders van jonge en middelbare leeftijd slaken net wat harder dan de peuters een gilletje. Bewegingen worden herhaald, gevarieerd, maar nooit uitgemolken.

Hun producties hebben een thema, zoals vallen, draaien of ‘schots en scheef’. Ditmaal is het de ontmoeting. En deze keer is de choreografie van Ilke Teerlinck, die in een paar producties van tout petit al heeft meegedanst. Ze danst samen met Gold Mayanga, een danser met Congolese roots.

De begroeting van de dansers met het publiek gebeurt joviaal met een high five, een elleboogje. De twee dansers in frisse pastelkleurige outfit ontmoeten elkaar onder het speeltuig met rekstok, klimrek, hangbeugel en draaischijf (scenografie: Erki De Vries). Ze lachen naar elkaar, ze kijken elkaar verbaasd aan. Hun ogen stralen een nieuwsgierigheid naar de andere uit, hun glimlach heeft iets magisch. Ze wiebelen wat onhandig, maar vol bewondering, ze blijven elkaar ontmoeten, in slowmotion, in wervelingen, ze klimmen op elkaar, vangen elkaar op, draaien en rennen synchroon, steeds fris en spontaan.

Hun zoeken naar contact werkt bevrijdend, roept vertrouwen op, wordt een dol treffen. Speels en guitig gaan ze ertegenaan. Ze maken ook contact met het publiek en laten het publiek elkaar ontmoeten. Ze laten de ouderen lange blauwe koorden spannen door het speeltuig naar elkaar. Een web hangt nu over het speelvlak. De peuters mogen er onder rollen, kruipen, erover stappen, de ouderen bewegen de koorden. Ik denk dat als een groep senioren, al dan niet in rolstoel, dat doet, dat dat dan voor vertederende momenten zorgt. Maar ook nu was het een ontwapenende beleving.

Foto: Laure-Anne Iserief