Ilrish Kensenhuis is tussen 2015 en 2017 huismaker bij Podium Mozaïek. Haar nieuwe voorstelling Zo’n grote piemel wil ik later ook wel vertelt aan de hand van een monoloog het verhaal van afwezigheid en verlangen van een zoon en zijn vader en hoe pijnlijk dit niet op elkaar aan kan sluiten.

Tussen torens opgestapelde schoenendozen vol herinneringen vertelt Glenn (Erwin Boschmans) in een monoloog over zijn vader. Of eigenlijk over de geestelijke afwezigheid van zijn vader in zijn leven en het moment waarop deze afwezigheid fysiek werd. Aan de hand van momenten en korte verhalen leren wij hoe de vader van Glenn niet functioneert in zijn rol en zijn moeder evenmin in de hare, hoe makkelijk het is om vriendschappen te verliezen en dat je de tijd ziet verstrijken door ergens niet te zijn.

De voorstelling heeft een lange aanloop nodig maar als het raamwerk eenmaal duidelijk wordt, stelt Zo’n grote piemel wil ik later ook wel niet teleur. Zo provocerend en schreeuwend als de titel is, zo klein en ingetogen is deze intrigerende monoloog. Boschmans maakt met zijn bevlogen en geconcentreerde spel al snel duidelijk dit verhaal voor hem een grote noodzaak heeft. Hij is op zijn best in de scènes waar fysiek spel de boventoon voert, maar weet ook te overtuigen als hij vertelt over zijn mooiste en naarste herinneringen of als hij droomt over hoe hij met zijn vader voor hun droomhuis zit. Dit zijn ook de momenten waarop de monoloog veel prozaïsche tekstelementen bevat.

De tekst van Eva de Wit bevat enkele mooie oneliners en beschrijvingen die op je netvlies blijven staan. Zoals de herinnering waarin een plaat van Lionel Richie op een nat aanrecht wordt gelegd en er asvlokjes kleine gaatjes in de albumhoes branden, precies daar waar Lionels haar staat afgebeeld. Daar staat tegenover dat de dialogen in taal, beide gespeeld door Boschmans, regelmatig plat en verwarrend overkomen.

Regisseur Ilrish Kensenhuis laat tijdens deze voorstelling zien een goed oog te hebben voor mooie en subtiele podiumbeelden die op zichzelf staand mooi zijn om naar te kijken. Maar ook weet ze met subtiele vormen van productplacement het publiek extra informatie te geven. Het is dan ook ontzettend zonde dat de aaneenschakeling van scènes soms zo willekeurig overkomt, dat de noodzaak van sommige scènes in het water valt. De warrige overgangen versterken dit gevoel en maakt dat het soms even duurt voordat het duidelijk is waar we zijn in de vertelde tijd.

In de laatste scènes lijken de makers zich hier compleet bewust van,  Daar komt tekst, spel en regiebeeld pijnlijk mooi samen met de wrangheid van het verhaal.

Foto: Jean van Lingen