Een coming-out is voor velen een moeilijke stap om te zetten. Wat als je familie je afstoot vanwege je geaardheid? De jonge theatermaker Giovanni Brand bezocht zijn familie op het woonwagenkamp tien jaar lang niet, omdat hij dacht dat zij hem niet zouden accepteren. In Zigeunerkind met traan onderzoekt Brand deze worsteling met zichzelf en zijn familie.

Bij binnenkomst wordt ons gevraagd om onze schoenen uit te trekken, zoals gebruikelijk is op het woonwagenkamp. Giovanni Brand is daar zelf niet opgegroeid: na de geboorte van zijn vader vertrok Brands grootmoeder van het kamp om in een huis te wonen. Brand bezocht zijn familie op het kamp graag, maar merkte al redelijk vroeg dat hij er op een bepaalde manier niet bij hoorde. Op verjaardagen zat hij veel liever in de keuken tussen de vrouwen, dan in de woonkamer tussen de mannen die hem keer op keer vroegen of hij nou eindelijk een vriendin had. Echt open zijn over zijn homoseksualiteit kon niet.

In Zigeunerkind met traan gaat Brand hierover in gesprek met zijn overleden grootmoeder Nettie, gespeeld door Cheryl Moenen (die een uur een redelijk indrukwekkende hoeveelheid shag oprookt). Hij wil haar vertellen over zijn worsteling, dat hij erachter gekomen is dat hun familie daadwerkelijk afstamt van de Roma, over het leed dat hun voorouders hebben meegemaakt, maar hij wil haar ook beschermen tegen de gruwelijkheden. Ze heeft al genoeg verdriet meegemaakt, zo concludeert Brand na een ontroerende grafrede.

De voorstelling begint wat stroef en het duurt even voor Zigeunerkind met traan op gang komt. De voorstelling is op z’n sterkst wanneer Brand in de driehoekige stellage zijn biecht doet over zijn verleden en vertelt over zijn eigen strubbelingen. De scènes waarin hij zijn overleden grootmoeder bezoekt zijn geestig, maar bij vlagen wat flauw. De vormkeuze om als acteur Giovanni en actrice Cheryl de rol van Giovanni en oma Nettie te vertolken werkt voor het grootste deel goed, maar haalt op bepaalde momenten ook de angel uit de voorstelling. Zo worden bepaalde emotionele momenten afgekapt met een grap, waardoor het verdriet van de scène geen tijd krijgt om te landen bij het publiek. Ook later in de voorstelling, wanneer Brand na tien jaar weer zijn oom en tante op het woonwagenkamp bezoekt, wordt de schoonheid en emotie van de scène weggelachen met een grap. En dat is zonde. Brand weet, mede door de regie van Lynn Schutter, namelijk wel die emotionele snaren te raken, maar lijkt terughoudend om deze ook daadwerkelijk te laten bestaan.

Brand gooit in Zigeunerkind met traan een heleboel interessante balletjes in de lucht. Is het idee dat je als homo niet geaccepteerd wordt op een woonwagenkamp niet uiteindelijk gebaseerd op een vooroordeel van Brand zelf over woonwagenkampbewoners? Kan je jezelf Roma noemen als je wel van hen afstamt, maar niet op een kamp bent opgegroeid? Hoe beweeg je je in de maatschappij als je tot twee gemarginaliseerde groepen behoort, die beide een geschiedenis vol onderdrukking, vervolging en dodelijke slachtoffers met zich meedragen? Het zijn stuk voor stuk interessante vraagstukken, maar de vragen die de meeste spanning oproepen blijven helaas onbeantwoord of onaangeraakt. Zo zegt Brands grootmoeder op een gegeven moment dat zij niet kon wachten om van het woonwagenkamp te vertrekken en in een ‘echt huis’ te wonen. Dit botst met Brands wens om zich juist als ‘kamper’ te kunnen identificeren, maar wordt spijtig genoeg niet verder uitgediept. Ook het gegeven dat Brand dankzij de keuze van zijn grootmoeder voornamelijk opgegroeid is met het stigmatiserende beeld over woonwagenkampbewoners (onder andere uit de muziek van Corry Brokken) en niet hoe zijn familie echt is, blijft verder in de lucht hangen.

Zigeunerkind met traan is een interessante zoektocht naar hoe je je verhoudt tot je afkomst wanneer deze botst met je eigen identiteit. Het voelt wat onbevredigend dat de vraagstukken waarin Brand met zijn grootmoeder botst over hun afkomst wat weinig uitgediept worden, maar gelukkig biedt dat ook voldoende kansen voor een vervolg op deze intrigerende voorstelling.

Foto: Bogi Bakker