De setting sober noemen is een understatement. Het publiek bevindt zich in een garagebox, zit op houten banken. Het toneelbeeld bestaat uit een enkele kast, een koekoeksklok en een tafel met daaraan drie stoelen. Op de tafel zit Luc Onderbeke. Terwijl we een kind horen voorlezen over Marvel Comics-superheld Black Bolt, wast hij zich en speelt met een pop van Black Bolt. Dan komt zijn moeder binnen en zet de klok in werking. Over drie kwartier moet hij het nest verlaten.

In de comics is Black Bolt een van de zogenaamde ‘inhumans’ die met zijn stem de massa kan manipuleren en daarom in een geluidsdichte kamer is opgesloten. In Zeit is Luc Onderbeke een veertigjarige man die tot het uiterste gedrild is door zijn tirannieke moeder (Heidi Arts). Zodra hij iets fout doet, moet hij voor straf zich opdrukken. Eindeloos moet hij dezelfde geboden herhalen, terwijl moeder hem haar afkeer van kapitalisten, consumenten en de boze buitenwereld inprent. Hij moet sterk zijn, ‘zijn tegenstanders door en door kennen’ en vooral geen mededogen tonen.

Er ontstaat een kort moment van verbindingen tussen moeder en zoon als ze samen Shakespeares sonnet ‘Shall I compare thee to a summer’s day’ zingzeggen, maar meteen daarna bijt ze hem toe: ‘Poëzie is een linkse hobby en maakt je week.’ Van Plato en Aristoteles moet zij evenmin iets hebben, zij droomt van een ‘krachtige onwrikbare Überweltiger’.

Precies dat is de vader absoluut niet. ‘Een loser’ noemt zij hem, om al snel weer een tirade te houden over de onverenigbaarheid van macht en liefde. Een concept ontleend aan Schopenhauers Der Welt als Wille und Vorstellung – een belangrijke inspiratiebron voor Wagners Ring. Niet geheel toevallig wordt in deze voorstelling veel Duits gesproken, valt zelfs het begrip ‘totalen Krieg’.

De vader (Sven de Swaef) speelt met de wereld. Hij negeert zijn vrouw – en zij hem – maar laat haar ook haar gang begaan. Het heeft iets komisch als hij samen met zijn zoon moeders scheldkanonnade vol zelfbeklag lachend en stoeiend nadoet, maar als die kanonnade meteen daarop uit haar mond volgt vergaat het lachen al snel.

Zeit zou gemakkelijk onder een loden last bezwijken als er niet meerdere van deze momenten zouden zijn. Als de zoon bijvoorbeeld dromerig begint over dat het misschien toch mogelijk is, misschien, nou ja, een beetje vrede, een liefde… dan haakt moeder meteen in door het winnende Duitse songfestivalliedje uit 1982 te zingen – al eindigt zelfs deze scène grimmig. En waar de gedroomde Überweltiger hakkelt, de moeder stottert en ze samen zo het tegenovergestelde van Black Bolt zijn, is het juist de lapzwans van een vader die met de meest poëtische zinnen komt.

Als het ‘tijd’ is, verlaat de zoon het nest, maar te vroeg. Hij wordt ondanks het Black Bolt-shirt dat hij zojuist heeft aangetrokken overschreeuwd door de massa. En daarmee is de voorstelling weer bij het begin aanbeland. We horen weer de opname waarmee het allemaal begon, zien hetzelfde toneelbeeld.

Hebben we gekeken naar een voorstelling over een verstikkende gezinssituatie? Een allegorie over de macht van de massa? Over hoe fascisme ontstaat en de geschiedenis zich keer op keer herhaalt? Of keken we naar een kind dat droomt van een uitweg middels een superheld uit een strip? Waarschijnlijk naar allemaal tegelijkertijd. Juist dat is de kracht van deze voorstelling. Ja, Zeit zit propvol, lijkt gebaat bij een half uur extra, een gedegen lichtontwerp waardoor bijvoorbeeld de speelscènes van de vader een droomachtig karakter kunnen verkrijgen. Hoewel… voor je het weet wordt het dan poëtisch, met alle gevolgen vandien.