Een arme jeugd, tegenslag, oorlog en bevrijding, de schoonheid en het gevaar van het water om je heen en dat tegen het decor van een spectaculair veranderende wereld. Er is genoeg te vertellen over Zeeuwse vrouwen die bijna de hele twintigste eeuw hebben meegemaakt. Dat deed Kees Slager. Hij liet ze aan het woord in interviews, Theaterproductiehuis Zeelandia maakte er theater van.

‘Al is je moeder nog zo arm, ze dekt je warm.’ Zinken emmers aan een juk, een petroleumstel, eens per week wassen in een teil, oude jassen over de dekens als het te koud is, Zeeuwse vrouwen 2 is een voorstelling als een gehaakte beddensprei. Het begin in ieder geval: drie vrouwen, dochters van een dijkwerker, een klompenmaker en een landarbeider vertellen over hun jeugd, in Waschappel (Westkapelle op Walcheren), of aan ‘d’n overkant’, in Zeeuws-Vlaanderen.

Ze heten Wanne, Heleen en Els, zijn streng griffemeerd, katholiek of iets lossers, ze eindigen een op de vijf zinnen met eej?, ze willen het beste voor de wereld, en ze kijken het leven blijmoedig en verwachtingsvol aan. Ook als ouders vroeg sterven, ook als er bommen vallen in de oorlog, ook als het water tegen de dijken beukt, als de jeugd heel andere ideeën heeft of je man ineens sterft of van je wil scheiden. Sterke vrouwen zijn het, met hun wortels diep in de Zeeuwse bodem.

Als het huis van Wanne in 1944 door geallieerde bommen op Westkapelle wordt verwoest en zij een tijdje in Domburg moet wonen, zeven kilometer verderop, vindt ze dat een verloren jaar, want daar kan ze niet aarden. Een naakte Charley Toorop is wel een aardig verzetje, maar het leven loopt pas weer zoals ’t moet als het contact met de Westkapelse dijk is hersteld.

Journalist Kees Slager, oprichter van het VPRO-geschiedenisradioprogramma OVT bundelde zijn interviews met de dappere dames in Zeven Zeeuwse vrouwen. Alex Mallems, artistiek directeur en dramaturg van Theaterproductiehuis Zeelandia verwerkte de verhalen van drie van de vrouwen tot een theatertekst, Dic van Duijn regisseert.

Julia van de Graaff, Gonny Gaakeer en Astrid van Eck maken er een sympathieke voorstelling van. Tussendoor zingen ze nogal wat, niet heel goed, niet heel slecht en niet heel verstaanbaar, wat voor afwisseling zorgt. Soms is er een relatie tussen de muziek en de tijd waarin we zijn aangeland, soms niet. Het begin- en eindlied is ‘Sisters Are Doin’ It For Themselves’ van de Eurythmics en Aretha Franklin, wat dan weer wat zegt over hun manier om zich te handhaven.

Een nadeel is dat de voorstelling een ketting van gebeurtenissen is en daardoor nogal opsommerig overkomt. De vrouwen reageren nauwelijks op hun keuzes, er is nergens een conflict terwijl dat best zou kunnen: in de oorlog schilde Wanne aardappels voor de Duitsers en had Heleen een drukpers op zolder waarmee ze Engelse berichten vermenigvuldigde. De drie levens staan nadrukkelijk naast elkaar.

Zeeuwse vrouwen 2 mikt op nostalgie en herkenbaarheid, en dat komt over in de zaal. En waarschijnlijk in het ganse jubelende Zeeland, waar de voorstelling nog anderhalve maand te zien in. Maar ook in Amsterdam, Roosendaal, Amersfoort, Den Haag en nog een paar plaatsen daarbuiten.