Wilma Bakker maakt historische kleinkunstvoorstellingen op bijzondere locaties. Tijdens Theater Na de Dam strijkt zij met haar vaste entourage al een aantal jaren met themaprogramma’s neer in de Koninklijke Wachtkamer op station Amsterdam Centraal. Dit jaar pakt ze groots uit: ze dook opnieuw samen met Henk van Gelder en Maarten Eilander de archieven in en vond daar vele schatten.

Ook bracht Bakker een vijfkoppig ensemble van theatercoryfeeën op de been, waarvan meer dan de helft de oorlog nog heeft meegemaakt en daar uit eigen herinneringen over kan vertellen. Jenny Arean, Gerrie van der Klei, Rob van de Meeberg en Erik Brey bundelen de krachten in dit indrukwekkende programma.

Liedjes over de oorlog, geschreven na de oorlog. Bijna twintig worden er vertolkt, op piano begeleid door Jan Robijns. En godallemachtig, wat een mooie liedjes. Hartverscheurend, ontroerend, de meeste hebben niets aan zeggingskracht ingeboet. Gulle leading lady Bakker gunt alle leden van haar ensemble de vloer en maakt zelf ook indruk.

Ze bezingt in het huiveringwekkende ‘Pluizen in de wind’ hoe een pluk wol van een geschoren schaap terechtkomt in een trui in Limburg, vervolgens bij een Joodse voddenboer op het Waterlooplein, om te eindigen als schoenenpoetslap van een kampcommandant. ‘Pluizen in de wind vertellen een verhaal dat iedereen eens heeft geweten maar al lang weer is vergeten’, zingt ze. De hele oorlog gevat in één lied.

Een tweetal klassiekers van Jan Boerstoel wordt fraai vertolkt door Gerrie van der Klei. ‘De bokken en de schapen’, waarin de vraag wordt opgeworpen wie het goede en wie het verkeerde zou doen wanneer het opnieuw oorlog zou worden. Wat zou je zelf doen? Je weet het pas wanneer het zo ver is.  In ‘Van de gekken’ wordt gesteld dat we het van de gekken moeten hebben om de wereld te veranderen en tegen onrecht in opstand te komen, omdat normale mensen er doorgaans aantoonbaar een zooitje van maken. Akelig actuele teksten, en dat geldt voor wel meer liederen in dit programma.

Jenny Arean zingt ‘Joodse Vrouw’ en ‘Cimetière’ van George Groot en laat ons met een brok in de keel achter. Rob van de Meeberg zingt het ontluisterende ‘Thuiskomst’, over een Joods koppel dat terugkeert uit de oorlog en ontdekt dat de mensen bij wie ze hun spullen in bewaring hebben gegeven alles hebben verbrand en verpatst.

De zangers introduceren elkaar, met uitleg over de liedjes en verhalen over hun eigen oorlogsherinneringen. Twee hoogtepunten zijn het lied ‘Oorlogswinter’ van Hans Dorrestijn, prachtig vertolkt door de bescheiden en dienstbare Erik Brey. Over een vader die zijn zoontje achter op de fiets naar Friesland brengt in de hongerwinter maar nooit meer terugkomt om hem op te halen. En het door Rob van de Meeberg vertaalde Hooglied, waarin een man zijn vrouw bezingt die wordt weggevoerd naar de gaskamer. ‘Maar niemand weet meer hoe mooi ze was’, zingt Wilma Bakker ijl en kwetsbaar. Het snijdt door je ziel.

Het grote thema ‘dit mogen we nooit meer laten gebeuren’ zweeft als een pluis in de wind door deze voorstelling, die eindigt met ‘Dansen op een vulkaan’, van Annie MG Schmidt. Want we laten het opnieuw gebeuren, we dansen op een vulkaan, we staan erbij en kijken ernaar.

Zeer is een akelig actueel programma, met springlevende teksten van mensen die bijna allemaal dood of heel oud zijn. Vertolkt door mensen met de leesbrillenleeftijd die levendig kunnen putten uit hun eigen herinneringen. Het zou wat mij betreft op iedere school in Nederland gespeeld moeten worden.

Beeld: Martin Pluimers