In het café worden we allemaal allerhartelijkst door de secretaresses begroet alsof we gezellig op een personeelsfeestje zijn. Een feestje waar zelfs de grote baas naartoe zal komen. Die heeft echter wel een gebruiksaanwijzing. We mogen hem niet aankijken, niet de rug toe keren en hem al helemaal  niet aanraken. Hem eten aanbieden, dat mag wel. Het liefst sateetjes, maar knakworstjes kunnen eventueel ook. Als hij het aanneemt, dan mag hij je. En hoe belangrijk dat is, blijkt al gauw.

Het is het begin van een doldwaas halfuur waarin het Oxford English van de secretaresses in schril contrast staat met het binnensmondse nonsensgemompel van de baas, haar beleefdheid in schril contrast staat met zijn lompheid.

De feestelijke stemming draait om als de baas onthult dat 50% van ons ‘focked’ is. Met meetlat in de hand neemt hij ons vervolgens letterlijk de maat. Wie ontslagen wordt, kan meteen rekenen op troostende armen van de secretaresses. Totdat de baas besluit ook een van hen te ontslaan.

Schaamteloos meet hij billen en borsten van beide dames op, ontslaat er dan een. En toch weer niet. En toch weer wel. Dan is de chaos pas echt compleet. De dames moeten de strijd met elkaar aangaan met Ierse volksdans en heel erg veel mayonaise, resulterend in pure slapstick en een onverwacht einde. Dat alles met luide muziek uit videogames, fel knipperende lampen en het publiek dat continue onderdeel is van de voorstelling – en voor meer dan om alleen sateetjes aan de baas te geven.

Gruppo Revolver, dat in 2013 de vakjuryprijs van het Café Theater Festival won, maakt met Yes Boss een dolkomische voorstelling die echter meer is dan louter fysiek absurdistisch theater. Yes Boss speelt ook heel slim met alledaags seksisme, machtsuitbuiting en kuddegedrag. Want we lachen allemaal als deze baas aan het meten slaat, de secretaresses dwingt tot het schudden met de billen. En erger.

Dit is niet echt, slechts een performance, zoveel is duidelijk. Maar we kennen allemaal wel zo’n baas. Lachen we dan ook? Zeggen we dan ook nederig ‘yes boss’? Juichen we hem – of haar – ook toe als hij ons filiaal bezoekt? En zijn we dan net als de secretaresses ook helemaal niet zo loyaal en vriendelijk naar elkaar?