Ze danst, maar haar lichaam is moe. Wanneer danseres Bianca Casaburi in de lege kantoorruimte van het Rotterdamse Time Window haar armen en vingers strekt, lukt het haar niet om die armen de zeggingskracht te geven die je zou verwachten– het idee dat vanuit haar lichaam een baan energie de ruimte doorklieft die je blik als kijker stuurt, wordt niet ingelost. Haar ogen keren zich naar binnen, haar benen kunnen het vechtende lichaam niet meer dragen en zakken onder haar weg. Waarna ze opspringt, zichzelf moed in ademt, en het opnieuw probeert.

Dat is niet omdat Casaburi faalt. Integendeel, deze doodvermoeide danssequentie, vol korte energiestoten, is juist een treffende fysieke demonstratie van de uitputting van het werken als zzp-er in de kunsten en de consequenties die dat heeft voor de kunst.

Even uitzoomen. Ooit hadden theater- en dansgezelschappen een ensemble van performers, vaak in tijdelijke of zelfs vaste loondienst. Hun taak was afgebakend. Vandaag is die situatie een uitzondering. Het gros is zelfstandig ondernemer en hopt van project naar project, zichzelf verkopend. Wanneer dansers, dichters, musici en makers hun energie en creativiteit voortdurend moeten inzetten voor het aanvragen en verantwoorden van gedeeltelijke financiering, met het vinden van nog enigszins betaalbare woon- en werkruimte, met het ‘leveren van hun dienst’ tegen te weinig betaling en zonder emolumenten (zoek dit maar even op in het CAO-boekje), hoeveel van die energie blijft er dan over voor hun vak? Hoe komen ze dan nog tot expressie? Hoe kom je tot oorspronkelijkheid en zeggingskracht?

In WORK is a four-letter word, een multidisciplinaire creatie van Marijke de Vos en Daan Doesborgh, draait het om die uitholling. Het gevoel lijkt op het gevreesde werken op een kantoor: je wordt geleefd. Bovendien is je situatie precair, want als je een steekje laat vallen – zeg bij de Belastingdienst – zijn de consequenties vaak groot. En het kan heus erger dan de teleurstelling van je moeder als je haar verjaardag vergeet.

In de kale setting van een allang afgeschreven kantoorpand zitten dichter Daan Doesborgh, dansmaker Marijke de Vos en musicus Bruno Ferro Xavier da Silva dus in keurige pakken aan bureaus, terwijl een stagiaire (Aisha Thomas) koffie brengt en de vloer en overige oppervlakten stofvrij houdt. Op Da Silva’s stroom rauwe, inventieve klanken uit basgitaar en sampler draagt de tragikomische Doesborgh de tekst voor van de subsidieaanvraag die hij schrijft voor WORK is a four-letter word bij het Fonds Podiumkunsten, fungeert hij als zaalwacht, geeft droogkomisch tekst en uitleg bij de dans van Casaburi en oh ja, hij draagt een gedicht voor, van Nietzsche – zowel in het oorspronkelijke Duits als in zijn eigen, zij het niet betaalde, vertaling. Hij gromt en grauwt, charmeert en dirigeert en als hij een podium zoekt, klimt hij op zijn bureau. De vertolking is grappig maar de boodschap treurig.

De Vos zit driekwart van de voorstelling ongenaakbaar aan haar bureau, met brede schoudervullingen, strenge make-up en het haar strak op het hoofd geplakt. Haar lichaam en gezicht blijven onder alles in de plooi. Zij bedient de lichttafel. Maar wanneer Doesborgh in een lang uitgesponnen, nachtmerrieachtige gespreksscène de confrontatie opzoekt, blijkt hoe zij op de millimeter fysiek kan acteren. Haar ongemak met de rol waar ze ongewild in belandt is uiterst beklemmend.

Het zzp-erscollectief Teddy shouldn’t smoke maakt duidelijk: deze manier van werken vreet de zielen op. Alleen stagiairs geloven nog in applaus.

 

foto: Mihai Gui