Geturfd heb ik het niet, maar een van de meest voorkomende woorden in Womb of Fire is zonder twijfel ‘pull’ of variaties daarop. In de monoloog van en met de Zuid-Afrikaanse theatermaker Rehane Abrahams, te zien tijdens het Afrovibes festival, worden de verhalen verteld van vrouwen die van hun geboortegrond zijn weggescheurd, voor het gerecht of naar de schandpaal gesleept.

Womb of Fire verbindt de verhalen van drie vrouwen. Er is het verhaal van Groot Katrijn, die vanuit Indonesië naar de Nederlandse Kaapkolonie werd verbannen als slavin. En Zara, een Khoikhoi dienstmeisje uit diezelfde Kaapkolonie, die zich suïcideerde en daarvoor postuum werd gestraft door de VOC. De Khoikhoi waren de oorspronkelijke bewoners van deze regio, wier land, taal en vrijheid hen werd ontnomen door de kolonisten. En tot slot Draupadi, de vrouwelijke sleutelfiguur uit het Indiase oorlogsepos Mahabharata, die geboren werd uit vuur en trouwde met vijf broers.

Wie in het theater de Mahabharata noemt, zegt automatisch ook Peter Brook, en in de enscenering van Abrahams en regisseur Sara Matchett is de invloed van Brook terug te zien. Op het toneel staan slechts een danspaal en een paspop en met een simpele, beige doek creëert Abrahams letterlijk in een handomdraai verschillende personages. Van een wikkelrok transformeert ze de doek in een sjaal, dan weer in een hoofddoek of een mantel. Maar met hetzelfde gemak suggereert ze met er stuivende zandduinen mee, of de beweging van vluchtende voeten.

En vooral zit er een connectie in het op de voorgrond plaatsen van de vertelkunst. Want dat is uiteindelijk waar Womb of Fire om draait. Het is een vertelling, een overlevering. En Rehane Abrahams is een zeer begenadigd verteller. Schijnbaar moeiteloos schakelt ze tussen de personages, inclusief de verschillende accenten en talen (voornamelijk Engels en Afrikaans) en tussen verteltonen. De verhalen zijn somber, maar Abrahams vindt in haar spel ruimte voor humor. En ook fysiek transformeert ze constant subtiel naargelang het personage dat ze belichaamt.

Abrahams maakte eerder in 2000 met Sara Matchett What the Water Gave Me, tevens de eerste voorstelling van The Mothertongue Project, een theatercollectief bestaande uit enkel vrouwen. Missie is om vrouwen een stem te geven en veel van hun projecten zijn er op gericht om vooral ook jonge vrouwen een platform te bieden hun verhaal te vertellen en gehoord te worden. Voor What the Water Gave Me dook ze in haar familiegeschiedenis aan haar vaders kant, nu deed ze dat via de moederlijn. Zo baseerde Abrahams het personage Zara op de beschrijving die haar moeder gaf van haar grootmoeder. Het levert een tekst op die gelaagd is, puttend uit fictie en realiteit, het persoonlijke en collectieve.

De verhalen van de drie vrouwen hebben elk hun eigenheid, maar zijn verbonden in de weigering van de vrouwen zich neer te leggen bij de rol die hun vrouw-zijn in een door mannen geregeerde wereld hen heeft toebedeeld en in het feit dat ze daarvoor moeten boeten. Abrahams draagt rond haar middel een korset, aan de voorkant dichtgesnoerd met rood koord waardoor het in spaarzaam licht net een open buikwond lijkt. De onderdrukking van vrouwen slaat altijd wonden.

Toch is Womb of Fire geen afrekening. De mannen zijn niet inherent slecht en de vrouwen niet inherent slachtoffer. De kracht van Abrahams performance ligt er juist in dat ze, met zo weinig middelen, vrouwen van vlees en bloed weet neer te zetten die soms boven hun tekortkomingen uitstijgen en dat soms ook niet kunnen. ‘Het is een brul, geen weeklacht’, zei ze zelf over de voorstelling in een interview en dat is de kern. Deze verhalen vragen niet om medelijden, maar om gehoord te worden. En hoe belangrijk dat is, zien we ook vandaag de dag nog vrijwel dagelijks in het nieuws.

Foto: Rob Keith