New York, Manhattan, Lower East Side. De gebroeders Angulo zijn veertien jaar lang door hun vader opgesloten. Soms mogen ze in een jaar een paar keer naar buiten, soms één keer, soms helemaal niet. Wel hebben ze zo’n vijfduizend films tot hun beschikking, waarvan ze scènes tot in detail naspelen. Crystal Moselle maakte er in 2015 de documentaire The wolfpack over.

Frascati 4, Amsterdam. Joes Brauers, Alex Hendrikx, Charles Pas, Chris Peters en Teun Donders spelen de zes broers (de laatste speelt een tweeling), die hun coming of age, en de daaruit voortvloeiende uitbraak uit hun isolement, vormgeven aan de hand van filmquotes en het naspelen van filmscènes. Honderden filmreferenties komen er voorbij. Wolven huilen niet alleen, de nieuwe voorstelling van de jonge regisseur Charli Chung, ging gisterenavond in première bij Frascati Producties.

‘Wij zijn geen freaks’, zegt Brauers in de proloog, waarin hij als een van de broers terugblikt op de periode van isolement. In de voorstelling ligt de focus niet zo zeer op de ongezonde leefomgeving, de mentale onderdrukking of de achterstand die de broers in de loop der jaren opdeden, maar juist op de band die ze samen opbouwden. Een band die uiteindelijk in de oorspronkelijke vorm onhoudbaar bleek, daarvoor was de drang tot ontdekking en autonomie te groot. Dat is mooi, maar ergens ook tomeloos eenzaam. ‘Dat wat er tussen ons was is haast onzichtbaar geworden.’

Het leeuwendeel van de voorstelling (geschreven door Don Duyns) bestaat vervolgens uit het citeren of naspelen van fragmenten uit films. Op alles waar deze jongens mee kampen, hebben ze wel een antwoord dat ze ontlenen aan de cinema. De meeste mensen die opgroeien, en zich de daarbij behorende vragen gaan stellen (over liefde, vertrouwen, ambitie, zingeving), toetsen de waarden die ze van huis uit meekregen onder andere aan hun omgeving. Klasgenoten, buurtbewoners, vrienden. Maar deze broers hebben behalve het referentiekader van hun eigen gezinssituatie, uitsluitend meterslange rijen aan films, een kast vol personages met dilemma’s, verlangens en vragen.

Fictie is voor hen een realiteit geworden: ‘I watch, therefore I am.’ Hun vader spiegelen ze aan Tony Montana uit Scarface, hun onderlinge broederschap aan Reservoir Dogs, de tomeloze verwarring die de liefde sorteert destilleren ze uit zo’n beetje elke film ooit gemaakt, en hun leven als outcasts verknopen ze aan The Dark Knight.

Dat is ook de film die het personage van Chris Peters ertoe aanzet om uiteindelijk naar buiten te gaan, in een zelf geknutseld Batmankostuum. Hij belandt een tijdje in een inrichting. Het is daar ‘totaal anders dan in de films’, zegt hij. Een doorbraak, maar tegelijkertijd verlangt hij terug naar huis, naar zijn veilige, vertrouwde kaders. Die ambiguïteit vangt Peters in een mooi integere monoloog op het voortoneel.

Die scène is een verademing. Want ondanks het uitbundige acteerfeestje dat Wolven huilen niet alleen is geworden, blijft de voorstelling wel erg aan de oppervlakte. De over elkaar heen buitelende filmreferenties slaan gaandeweg murw. Er is veel anekdote, maar daar staat heel weinig verstilling en reflectie tegenover. Hoe treffend de spelers alle films ook naspelen, het blijven korte, op zichzelf staande citaten. Op de impact van al die re-enactments ligt veel minder focus, terwijl dat per saldo interessanter is. Het geheel is gejaagd, vaak rommelig, soms onnodig schreeuwerig en daardoor veel van hetzelfde.

Zoveel vrijheden als de makers zich in de selectie van hun filmbronnen permitteerden, zo dicht blijft de voorstelling qua lijn en ontwikkeling bij de documentaire. Waar is de weldadige, verfrissende brutaliteit gebleven van die jonge theatermaker, die een jaar geleden de plot van Molières Dom Juan maar ‘in de weg vond zitten’ en het hoofdpersonage dus maar samenvoegde met – waarom ook niet? – de beroemde barokschilder Caravaggio?

Foto: Sanne Peper