In het duinenlandschap van Terschelling doet Collectief Walden je stilstaan bij de tijd. Windstilleven heeft bijzonder mooie dingen te vertellen over de (on)beweeglijkheid van de tijd, maar de sobere landschapsinterventies die ons dat alles intuïtief laten aanvoelen worden nogal opdringerig onderuit gepraat.

Soms heb ik het gevoel dat theatermakers bang zijn voor hun publiek – bang dat wat ze willen vertellen niet ‘leuk’, niet ‘entertainend’ genoeg zou zijn. Dat gevoel overvalt me opnieuw bij de introductie van Windstilleven – hei ho, jolig muziekje, een grap en een grol, een sfeertje dat wellicht in het draaiboek omschreven staat als ‘prettig gestoorde chaos’. Voor een voorstelling die zal mikken op verstilling en onthaasting word ik er knap zenuwachtig van.

Het is alsof deze makers vooral willen verbergen dat ze werkelijk iets interessants te vertellen hebben – stel je voor dat zoveel inhoudelijkheid hun publiek zou afschrikken. Want ja, het gaat in Windstilleven over de Franse filosoof Henri Bergson, over Albert Einstein, over de speciale relativiteitstheorie en over À la recherche du temps perdu van Marcel Proust.

Aanvankelijk lijkt het conflict tussen de filosofische, ‘universele’ tijd (de durée van Bergson, de intuïtieve tijd die we als mens ‘absoluut’ aanvoelen) en het postulaat van de natuurwetenschappelijke, relatieve tijd van Einstein de inzet van de voorstelling te zijn. Onze manier van tijd beleven krijgt een mooie vertaling in een duinwandeling langs onze ‘levenslijn’, waarbij ons gevraagd wordt stil te staan bij de markering met het cijfer dat onze huidige leeftijd aangeeft. Zoals dat ook gaat in je gevoel, komen de paaltjes steeds dichter bij elkaar te staan, alsof de jaren steeds sneller verstrijken.

Maar eigenlijk worden beide kemphanen overruled door een derde figuur, die de kunst in het spel brengt: Marcel Proust. In zijn romancyclus Op zoek naar de verloren tijd bewijst hij hoe de tijd voortdurend in ons is, hoe verleden en toekomst in de mens liggen opgeslagen, in de vorm van herinneringen en dromen, en hoe werelden opnieuw tot leven kunnen komen door de geur, de smaak, de textuur van één onnozel cakeje. De tijd is van ons, van ieder van ons persoonlijk, ze beweegt zich voortdurend met ons voort, maar we krijgen er geen grip op – zoals de performer die op een gegeven moment machteloos achter een grote zwarte rubberen bal door de duinen stuitert. Zoals het is, blijft het niet – het aloude panta rhei krijgt in de gesloten box die Einsteins relativiteitstheorie illustreert via een ingenieuze camera obscura-ingreep een prachtige poëtische vertaling.

Mooi is dat allemaal, maar nog veel mooier zou het zijn om het allemaal zelf te mogen ontdekken, in plaats van het op een bijna educatief toontje uitgelegd te krijgen. Exemplarisch is de duinenwandeling langs de leeftijdspaaltjes, waarvan naderhand nog eens wordt verhelderd dat we ‘door ons verleden zijn gelopen, hebben stilgestaan bij ons heden en onze toekomst hebben doorkruist’. Moet dat echt, zo betuttelend? Vreest Collectief Walden dat zijn publiek onvoldoende openstaat voor de abstracte schoonheid van hun ingrepen op het landschap? Waarom vertrouwt het niet op de eigen sterktes, op het feit dat de beelden en installaties die het bouwt, voor zichzelf zullen spreken? Vanwaar die onderschatting van het publiek, die zich tegen hen keert? Want in Windstilleven valt door al dat gepraat weliswaar veel bij te leren, maar weinig te voelen.

Foto: Saris & den Engelsman