Getooid met wilde dierenkoppen, woeste pruiken en begeleid door ritmische oerwoudklanken komen de vier spelers van Project Wildeman op. Ze treden op in The Curve, een ellipsvormig kantoorpand in Amsterdam-Noord tijdens het Over het IJ Festival.

Het is meteen indrukwekkend. Een van de spelers uit klanken die langzaam tot het woord ‘angst’ transformeren, vervolgens tot een neologisme als ‘angstik’. Dan volgen klanken die zich uiteindelijk laten beluisteren als ‘kom maar mee’. Ondertussen brengen de acteurs een woeste performance ten tonele. De Wildeman-stam munt uit in het woeste gebaar, de expressieve geste. Ze noemen zichzelf ‘hedendaagse sjamanen’. Als wolven kunnen ze janken, als weerwolven nachtelijk huilen.

De performers die tegelijk muzikant zijn, gaan gekleed in stoer zwart. De voorstelling heet Wij. De acteurs vormen inderdaad een hechte groep, waarin het individu verdwijnt ten gunste van de groep. In bezwerende klankpoëzie en een daverende soundscape raast de voorstelling onstuimig voort. Eigenlijk is Wij een enorme explosie van performance, muziek, klank en ritme. Een hechte dramaturgische lijn ontbreekt. Links en rechts staan ijzeren klankborden waaraan de spelers geluiden ontlokken. Op de voorgrond staan twee schalen met water. Helemaal aan het slot laat een speler als in een glasconcert die schalen zingen. De verstilling aan het eind is mooi en bijzonder. Lange, rubberen slangen zingen een geluid als de wind.

De locatie is bijzonder gekozen. De toeschouwers kijken uit over de stad, waar het langzaam donker wordt. De performers afficheren de voorstelling als een ’taal die ademt, trilt en schreeuwt’. Dat is het precies. Toch is Wij niet altijd even boeiend. De stuurloze vorm heeft ook iets ontoegankelijks. Hoewel de groep de voorstelling aanprijst als zouden wij, de toeschouwers, deelgenoot worden van ‘een zintuigelijk ritueel’ is dat niet het geval. De opstelling van een tribune tegenover een speelvloer is conventioneel. De spelers putten zichzelf fysiek uit. Ze ontketenen krachten die nauwelijks zijn te beheersen. Soms richten ze zich frontaal tot de toeschouwers, als om hen uit te dagen. Dadaïsme en pure klankpoëzie ontmoeten elkaar.

Project Wildeman laat mooi zien dat theater en rituele oerkrachten kunnen samengaan. Nog mooier is het als de fysieke ritmiek van de voorstelling ook overslaat op de toeschouwers, maar dat gebeurt niet. Iedereen blijf roerloos kijken en luisteren, vol aandacht, slechts een enkeling beweegt mee met de ruige, golvende soundscape. Bewegingloos publiek en vier wilde mannen: het is een bijzonder contrast.