PS|theater, het stadsgezelschap van Leiden, kijkt in Wij zijn de buren voorbij de stadsgrenzen om kennis te maken met de omliggende gemeentes. De combinatie tussen filmdocumentaire en gespeelde scènes is niet altijd in balans, maar de nieuwsgierige blik van de makers werkt aanstekelijk.

In een jaar dat zich heeft gekenmerkt door eindeloze annuleringen, verplaatsingen en aanpassingen bleef ook PS|theater niet gevrijwaard van de consequenties van de coronacrisis. Voor het project Wij zijn de buren, waarin de makers een blik zouden werpen op de buurgemeentes van Leiden (met name Oegstgeest, Leiderdorp, Zoeterwoude en Voorschoten), zouden ze in maart 2020 de eerste gesprekken gaan voeren met de bewoners – een plan dat natuurlijk onmiddellijk door de eerste ‘intelligente’ lockdown werd doorkruist. Zelfs nadat de gesprekken alsnog werden gevoerd had de crisis effect op de voorstelling: het oorspronkelijke plan om in ieder van de gemeentes een aparte live voorstelling te maken kon niet meer doorgaan. PS|theater koos uiteindelijk voor één online-werk op basis van het verzamelde materiaal en nieuwe video-interviews met de deelnemers.

Het eindresultaat weet ondanks de lastige omstandigheden een boeiend beeld te geven van de gedachten en bekommernissen van de bewoners van Oegstgeest, Leiderdorp, Zoeterwoude en Voorschoten. Vooral in de zeer sterk gemonteerde filmportretten weten de makers goed in te zoomen op verschillende interessante thema’s, zoals de sociale functie van de melkboer, de uitdagingen voor een hedendaags boerenbedrijf, het al dan niet hebben van een ‘dorpsantenne’ (een zintuig voor de sociale codes in een dorp) en de rivaliteit tussen verschillende scholen in Zoeterwoude: de scholieren die het dichtst bij Leiden naar school gaan vinden zichzelf beter dan die ‘boeren’ van de andere scholen. Vanwege de persoonlijke insteek en de diversiteit in thema’s ontstaat er een rijk beeld van de sociale infrastructuur van de gemeentes.

De gespeelde scènes kunnen daar helaas niet tegenop. Dat komt vooral door de kunstmatigheid ervan: de spelers worden in hun eigen verbintenissen met de aangesneden thema’s zelden geloofwaardig (met uitzondering van Tijs Huys, die rijkelijk en met aanstekelijke charme met anekdotes uit zijn eigen jeugd in een dorpsgemeenschap strooit). De gesprekken tussen de tot archetypes gereduceerde acteurs zijn te schematisch en zoeken te geforceerd naar conflict. Dat conflict wordt gebaseerd op de fusieplannen die de gemeentes boven het hoofd hangen, maar omdat de ins en outs van dat onderwerp door de spelers maar oppervlakkig worden uitgelegd en het in de filmportretten niet ter sprake komt snapte ik als buitenstaander niet wat er precies op het spel staat.

Mijn groeiende weerstand tegen de theatrale intermezzo’s tussen de boeiende documentaire die ik kreeg voorgeschoteld had misschien ook te maken met de neiging tot uitleg van de spelers. De filmportretten snijden de thema’s op subtiele wijze aan door alleen de bewoners aan het woord te laten, en erop te vertrouwen dat de kijker zelf verbindingen legt en een overkoepelend beeld vormt. De dialogen tussen de spelers zijn daarentegen te illustratief en voelen vaak als educatief theater zonder ruimte voor meerduidigheid.

De grote kracht van de makers van Wij zijn de buren ligt in hun nieuwsgierigheid en de zorgvuldigheid waarmee ze het leven in Leidse buurgemeentes in kaart hebben gebracht. Die empathische insteek blijft als een huis overeind, ook al ruimen de spelers net iets te veel tijd voor hun kunstmatige drama in.