Regisseur Lenneke Maas slaagt erin om haar groep zeer jonge spelers, middelbare scholieren nog, tot een bijzondere zeggingskracht te brengen. Wat ze vertellen en hoe ze dat vertellen sluit heel nauw aan op hun persoonlijkheden en de levensfase waarin ze zich bevinden, en tegelijk ontstijgt de collage van verhalen het puberniveau. En daarmee worden de zes jonge spelers ieder op een eigen manier een everyman, en laten ze hun publiek goed voelen hoe ook volwassenen nog steeds op weg zijn om volwassen te worden.

Een grote tafel vol snoep en chips, ranja en een tropisch blauw drankje dat vermoedelijk alcoholhoudend is, domineert het beeld. Het is feest, alle zes de jongeren zijn prachtig aangekleed, ze houden het wijnglas vast alsof ze nooit anders hebben gedaan. Maar toch. Hun ogen trekken onweerstaanbaar naar de stapel marshmallows op de tafel. De jongens geven er aan toe, de meiden houden zich in. Met een even zwaarwegende logica: wie voortdurend in beweging is en zo snel mogelijk groot en sterk moet zijn, die eet en eet. Wie zich oefent in evenwichtigheid en omringd is door duizenden onontkoombare rolmodellen, houdt zich in en kiest ervoor wat fruit tussen twee vingers naar haar mond te brengen, zorgvuldig te kauwen en vooral te genieten van al het gezonds dat dat voor je lijf doet.

En intussen vliegt het brein in een laatste groeispurt heen en weer tussen grote vragen en kleine. Tussen supra-menselijk en supermenselijk. Suzy heeft door hoe niemand eigenlijk echt voor zichzelf spreekt, Bibian ziet hoe de filmactrices die vol goede bedoelingen hun levensadviezen over hun miljoenenpubliek uitstorten eigenlijk totaal geen recht van spreken hebben en toch dat podium krijgen. Oliver is hier voor de lijfelijke ervaring, Danique om iets te voelen en haar zelfbehoud op te geven. Luna kan lang stil zijn maar zingt wat ze wil zeggen, telkens nog net naast de spotlights. Tijl intussen is nieuwsgierig en stelt op tijd de juiste vraag. Maar het gaat er ook om wie een bondje heeft met wie en hoe het leven daar soms genadeloos tussen kan komen.

De spelers horen vanavond tijdens de première vermoedelijk voor het eerst hoe hun publiek, met daarin veel mensen in de leeftijd van hun ouders, lacht als zij hun filosofische, hunkerende, vertwijfelde uitspraken doen, als ze elkaar achterna zitten en zoenen, als ze hun verdriet hangend over de tafel uitbrullen en als ze de perverse kanten van groepsgedrag doorzien. Maar het is geen uitlachen. De lach, die geeft ons lucht. Want wij herkennen het. En we weten dat het met vallen en opstaan nog heel lang zo blijft. Dat we ons hooguit iets minder verbazen, kwaad maken of uit het lood laten slaan door al die dingen die we liever steeds beter zouden gaan doen.

En Maas doet haar specifieke werkpraktijk als maker/docent eer aan. Ze heeft haar zes spelers zo stevig weten te maken dat ze goed met die publieksreactie omgaan. Daarin ligt haar specifieke kwaliteit. Ja, ze zijn heel jong en niet professioneel geschoold, er valt weleens een zin in het water, de emotie kan op momenten beter gedoseerd. Maar het spel heeft over het algemeen rust en de voorstelling heeft een goede spanningsboog; de zes zijn zich al behoorlijk bewust van wat ze teweegbrengen en Maas weet ze op momenten net een extra duwtje te geven.

Het is alsof zij doelbewust hun verlangens laten botsen op wat de volwassen kijker al doorvoelt: er is niet een dag waarop je plotseling volwassen bent. In ieder van ons huist nog de kleuter die vrolijk om zich heen happend in de slagroomtaart wil vallen, de puber die het leed van de wereld op haar schouders meetorst, de vent die zijn kracht wil tonen, de outsider die ziet hoe de massa zich laat misleiden. Deze voorstelling maakt een feest van dat continuüm, dat heen en weer pendelen dat mensen doen tussen volwassenheid en kinderlijkheid. En Tijls vraag aan Bibian of het ooit nog goed komt met hem? Die houdt ieder van ons bezig. Al wordt de tijd die ons rest steeds korter. En daarom: taart, nu!

Foto: Patrick Hesdahl